direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parkeren Archeon en verkeersontsluiting Burggooi, Alphen aan den Rijn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente gaat een nieuwe ontsluitingsweg aanleggen tussen de woonwijk Burggooi en de Goudse Schouw. Archeon is voornemens het park uit te breiden en de entree naar Archeon en het parkeren te verbeteren. Daarnaast is het plan om de cultuurhistorisch waardevolle Zwammerdam Schepen te huisvesten in een door Archeon te ontwikkelen en te exploiteren Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum in Archeon.

In verband hiermee heeft de raad in januari 2017 het college gevraagd om voor de korte en de lange termijn een masterplan op te stellen waarin antwoord wordt gegeven op welke wijze Archeon kan uitbreiden, hoe het museum ingepast kan worden, of er een alternatieve ontsluiting van Burggooi mogelijk is en de landschappelijke structuur verbeterd kan worden.

Op 25 januari 2018 heeft de gemeenteraad het Masterplan Archeon-Burggooi (hierna: Masterplan, zie bijlage 1) vastgesteld als ruimtelijk kader voor de toekomstige ontwikkelingen in het gebied dat globaal gesproken ligt tussen de Goudse Schouw, Polderpeil, Tuinvereniging Spoorzicht en Burggooi, zie afbeelding 1.1. In het Masterplan is antwoord gegeven op gestelde vragen. Het Masterplan is een integrale vertaling van de diverse wensen en belangen in een inrichtingsplan voor de middellange termijn. In het Masterplan wordt aangegeven hoe de omgeving rond de entree van Archeon zich de komende jaren kan ontwikkelen en is richtinggevend voor toekomstige ontwikkelingen.

Om de ontwikkelingen geschetst in het Masterplan mogelijk te maken, dient het geldende bestemmingsplan te worden herzien. Concreet betekent dit dat in het bestemmingsplan de nieuwe ontsluitingsweg, de aanpassing van de entree van Archeon en het aanpassen van het parkeerterrein mogelijk wordt gemaakt.

Entreegebouw

In het ontwerpbestemmingsplan zat binnen de bestemming Cultuur en ontspanning een wijzigingsbevoegdheid om na het doorlopen van een wijzigingsprocedure een zogenoemd nieuw entreegebouw (met het Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum) mogelijk te maken. De plannen hiervoor zijn echter nog niet van dien aard dat kan worden gesteld dat deze passen binnen de wijzigingsbevoegdheid en de daarin opgenomen bouwmogelijkheden. Reden waarom de wijzigingsbevoegdheid is geschrapt. De nieuwebouw van dit gebouw blijft hierna dan ook verder buiten beschouwing.

1.2 Plangebied

Het globale plangebied is weergegeven in afbeelding 1.1 en wordt globaal begrensd door de Goudse Schouw, Polderpeil, de Volkstuinen en Burggooi.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0001.png"

Afbeelding 1.1 Globaal plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor de planlocatie geldt het bestemmingsplan Alphen Stad dat is vastgesteld op 22 februari 2018 en in werking is getreden op 17 mei 2018, zie afbeelding 1.2. In verband met een beroepsprocedure is het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0002.png"

Afbeelding 1.2 Verbeelding geldende bestemmingsplan Alphen Stad

1.4 Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

Op 17 oktober 2019 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Hiertegen is beroep ingediend. Op 7 april 2021 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak (zaaknummer 201908901/1/R1, ECLI:NL:RVS:2021:710) op dit beroep gedaan. Hierbij heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestemmingsplan nog een aantal gebreken bevat. Deze gebreken hebben betrekking op de onderbouwing van de gehanteerde verkeersintensiteiten en in het verlengde daarvan het uitgevoerde akoestisch onderzoek. In het belang van een spoedige beëindiging van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om de raad op te dragen dit genoemde gebrek te herstellen. Concreet is de tussenuitspraak op de volgende wijze verwerkt in het bestemmingsplan:

Paragraaf 3.4 Effecten Renaissancelaan
Deze paragraaf is toegevoegd. De paragraaf bevat een toelichting op de inrichting van de bestaande Renaissancelaan en gevolgen van de aanleg van de nieuwe weg op de verkeersintenisteiten. Als gevolg van het toevoegen van deze paragraaf zijn de paragrafen 3.4 en 3.5 doorgenummerd.

Paragraaf 4.4 Geluid
Er is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie is hierop aangepast. Het akoestisch onderzoek is als bijlage toegevoegd.

1.5 Opzet van het plan

In hoofdstuk 2 wordt het relevante ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie, regio en gemeente toegelicht. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied. Er wordt ingegaan op de ontwikkeling, de functionele structuur en de ruimtelijke opbouw van het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, zoals M.E.R., luchtkwaliteit, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en ecologie. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor deze omgevingsaspecten. In hoofstuk 5 komen de wateraspecten aan de orde. Hoofdstuk 6 is een juridische planbeschrijving. Hier staat een uitleg van de werking van de planregels. Vervolgens staat in hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hier wordt ingegaan op de financieel-economische aspecten van het plan en de maatschappelijk uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

De aanleg van de ontsluitingsweg en de uitbreiding van Archeon raakt geen rijksbeleid. Een concept van het bestemmingsplan is wel toegestuurd aan Rijkswaterstaat, vanwege de ligging nabij de N11. Hierop is aangegeven dat zij geen opmerkingen hebben op het bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

De aanleg van de ontsluitingsweg en de aanpassing van het parkeerterrein en de entree van Archeon raakt geen uitgangspunten/belangen uit provinciaal en regionaal beleid. Bij het opstellen van het voornoemde Masterplan is de provincie betrokken geweest. Deze betrokkenheid had dan met name betrekking op het borgen van het NRSM in het plan.

De provincie heeft in het kader van het vooroverleg bevestigd dat ze kunnen instemmen met het bestemmingsplan.

2.3 Gemeentelijk beleid

Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, betreft het bestemmingsplan een uitwerking van het door de raad vastgestelde Masterplan Archeon-Burggooi. Het plan past dus binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bestaande situatie

Het archeologisch themapark Archeon is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Alphen Stad. Hierbij geldt dat de regels van het voorheen geldende bestemmingsplan het uitgangspunt vormen.

3.2 Nieuwe entree Archeon

3.2.1 Ambities

Archeon wil de entree naar het park verbeteren en het park uitbreiden. Archeon heeft hierbij de ambitie om het beste openluchtmuseum van Europa te worden, het gehele jaar open te zijn en door te groeien tot 500.000 bezoekers per jaar (in de komende 10 jaar). Een dergelijk aantal bezoekers is binnen het huidige Archeon reeds toegestaan aangezien er vanuit het bestemmingsplan en/of vergunningen geen maximum is gesteld aan het aantal bezoekers.

Nederlandse Limes Samenwerking (NLS) heeft de wens om het Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum in Archeon te vestigen, met daarin de collectie van de Zwammerdamschepen. Provincie Zuid-Holland heeft met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) de zorg voor de collectie van de zwammerdamschepen. Verder wordt gewerkt aan de status van de grens van het romeinse rijk de Limes als Unesco Wereld Erfgoed. De Zwammerdamschepen collectie en de komst van een Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum helpen bij het zichtbaar maken van de Limes.

Het vestigen van het Nationaal Scheepvaartmuseum past binnen de ambitie van Archeon en de gemeente, Archeon krijgt mede hierdoor de mogelijkheid om hun ambitie waar te maken. Voor de gemeente Alphen aan den Rijn betekent de komst van het Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum meer toeristische bekendheid. Zoals hiervoor aangegeven, is dit geen onderdeel van het bestemmingsplan.

3.2.2 Huidige grenzen

De uitbreidingswensen/ambities van Archeon kunnen niet worden gerealiseerd binnen de huidige grenzen van Archeon. Archeon geeft aan dat het noodzakelijk is dat er uitbreidingsruimte komt voor de verbetering van de entreesituatie, de komst van het Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum en ten behoeve van de verbeterde chronologie in de inrichting van het museumpark.

3.2.3 Ontwikkeling Burggooi

Door BPD en de gemeente wordt gewerkt aan de voltooiing van de laatste fase van Villapark Burggooi. De werkzaamheden hiervoor zijn na stagnatie door de crisis, in 2016 weer van start gegaan. Verwachting is dat de wijk in 2020 gereed is. Een ontwikkeling van Burggooi conform het huidige plan roept voor de uitbreidingswens van Archeon twee knelpunten op:

  • in het vigerende plan is sprake van een kruising van bezoekersverkeer van Archeon met het ontsluitingsverkeer van Burggooi;
  • de huidige entree naar Archeon wordt als te smal ervaren.

Verbreding van de entree betekent uitbreiding ten zuiden van het park, ten noorden van het park is niet mogelijk omdat daar woningen staan. Verbreding ten zuiden van Archeon heeft tot consequentie dat delen van de in ontwikkeling, zijnde woningbouwlocatie Burggooi, herbestemd moeten worden. BPD heeft, om aan de uitbreidingswensen van Archeon tegemoet te komen, een handreiking gedaan door een stuk grond aan de zuidwest kant van Villapark Burggooi ter beschikking te stellen. BPD heeft als voorwaarde gesteld dat Archeon aan moet tonen dat zij deze ruimte nodig heeft voor de uitbreidingsplannen/de ambitie en mits de projectschade vergoed wordt.

3.2.4 Variantenstudie

Bij het opstellen van het Masterplan is gestart met een modellenstudie, waaruit vier combinatiemodellen volgden. De modellen zijn met meerdere partijen besproken. Uit de vier combinatiemodellen is een voorkeursvariant gekomen, zie afbeelding 3.2 en 3.3. Om deze ruimtelijk te kunnen realiseren, is de handreiking van BPD nodig en geeft de ontsluitingsvariant 'Onderlangs' de meeste voordelen. Deze voorkeursvariant heeft de volgende voordelen:

  • Het Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum kan op het huidige parkeerterrein gerealiseerd worden, gecombineerd met het entreegebouw en de Limes Visitors Hub.
  • Door een bredere corridor wordt de entree van Archeon zichtbaarder en kan de tijdslijn in het park chronologisch verlopen.
  • De ontsluiting van Burggooi is gunstiger voor de bewoners, maar ook voor het museumpark (geen kruisend verkeer meer), en wordt een goede langzaamverkeersverbinding gerealiseerd.
  • Het programma voor de uitbouw en versterking van het Museumpark Archeon past goed binnen het karakter van de 'Groene Vinger': water en groen.
  • Het nieuwe parkeerterrein biedt voldoende capaciteit aan bezoekers op normale dagen, bij de stapsgewijze groei van Archeon naar 500.000 bezoekers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0003.png"

Afbeelding 3.2 Combinatiemodel 3: Entree op voorterrein, museum in Archeon, gescheiden ontsluiting Burggooi en Archeon, extra ruimte voor Archeon door handreiking BPD (Bron: Masterplan Archeon-Burggooi).

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0004.png"

Afbeelding 3.3 Vogelvlucht van het nieuwe voorterrein van Archeon (Bron: Masterplan Archeon-Burggooi).

3.3 Nieuwe ontsluitingsweg Burggooi

In de bestaande situatie geldt dat een directe en verkeersveilige aansluiting van de woonwijk Burggooi op de Goudse Schouw ontbreekt. Nu moet autoverkeer een omweg maken: via de Renaissancelaan en de Afrikalaan over het Polderpeil of de Zuiderkeerkring naar de Goudse Schouw en de N11. Omdat deze route ook nog eens tussen de huidige museumentree en het parkeerterrein doorloopt, is de verbinding niet alleen inefficiënt voor gemotoriseerd verkeer, maar ook onwenselijk en onveilig. Een directe aansluiting is de ideale oplossing voor alle betrokkenen.

Met het oog op verkeersveiligheid en de plannen om het entreegebied uit te breiden en te vernieuwen, is een directe ontsluiting vanuit Burggooi naar de Goudse Schouw – waarbij auto’s dus niet door de entreezone van Museumpark Archeon hoeven – zeer wenselijk. In het masterplan voorziet een nieuwe weg aan de zuidkant van de ‘corridor’ in een rechtstreekse verbinding tussen de Renaissancelaan (ter hoogte van de Norbertijnenlaan) en de Goudse Schouw. Bovendien is verderop op de Renaissancelaan (ter hoogte van de Charlotte van Pallandtlaan) een knip nodig zodat auto’s niet alsnog het Archeonterrein oprijden. Door deze ingreep wordt de Archeonlaan weer de oprijlaan van het museumpark, met aan weerszijden een dubbele rij van Italiaanse populieren. Als ‘groene Romeinse wachters’ verwelkomen zij de bezoekers van Museumpark Archeon. Autobussen rijden via de achterzijde van de parkeerplaats naar de N11 en dus niet over de Archeonlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0005.png"

Afbeelding 3.4 Nieuwe ontsluitingsweg

Bestaande fietsroutes blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd. Het gaat om het fietspad langs de Archeonlaan die vanaf het Rietveldsepad richting de ‘groene vinger’ en de Renaissancelaan loopt en de fietsroute aan de binnenzijde van de geluidswal, die over het voorterrein van Archeon gaat en tevens onderdeel is van een populair ommetje voor bewoners van de wijk. Deze route is ook van belang voor wijkbewoners die te voet naar het museum gaan en gebruik maken van de speeltuin en andere voorzieningen in het park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0006.png"

Afbeelding 3.5 Verkeersstructuur nieuwe situatie

3.4 Effecten Renaissancelaan

Weginrichting

Ter plaatse van de bestaande Renaissancelaan geldt een maximumsnelheid van 30km/u. Vanuit de richtlijnen van het CROW geldt voor een 30km/uur straat een maximale verkeersintensiteit van 5.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm). Gelet echter op de inrichting van de weg, te weten een smal profiel van 4,5 meter breed met langsparkeervakken en drempels is er voor de Renaissancelaan een lagere bovengrens van een maximaal verkeersintensiteit van 2.000 mvt/etm. De weg is een erftoegangsweg voor de ontsluiting van de buurt Burggooi en is bewust op deze wijze aangelegd om buurtoverstijgend verkeer (zoals vanuit overig Kerk en Zanen) te ontmoedigen. Het overige verkeer tussen de Goudse Schouw/N11 en Kerk en Zanen maakt gebruik van de wijkontsluitingswegen Amerikalaan en Aziëlaan. Dit zijn ruim opgezette en geasfalteerde gebiedsontsluitingswegen met rotonden waar een maximale snelheid geldt van 50 km/uur.

Verkeersintensiteiten

Wat betreft de gehanteerde verkeersintensiteiten is in Bijlage 2 een uitgebreide toelichting opgenomen. Hierin is toegelicht welke verkeersintensiteiten gedurende het proces zijn gehanteerd.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan in 2019 is voor de Renaissancelaan uitgegaan van 1.200 mvt/etm. Volgens een variantenstudie met het op dat moment geldende RVMH, versie 3.0 (peiljaar 2030) bedroeg het werkelijke aantal mvt/etm een stuk lager namelijk 670. Ten opzichte van het worstcasescenario is met het RVMH 3.0 geen rekening gehouden met een 'rechttoe rechtaan' tracé, maar een tracé die om het bestaande parkeerterrein wordt geleid. Deze variant sloot daarmee beter aan de werkelijk gerealiseerde weg.

Inmiddels geldt dat Burggooi is afgerond. Dit betekent dat de verkeersintensiteiten op basis van het werkelijk aantal gerealiseerde woningen kan worden doorgerekend. Op basis van het huidige verkeermodel (RVMH 3.2) heeft Goudappel Coffeng dat gedaan. Hierin geldt voor de Renaissancelaan ter hoogte van nummer 48 tot en met 56 een aantal van circa 800 mvt/werkdagetmaal. Dit aantal is ietwat hoger dan bij de vaststelling van het bestemmingsplan in 2019 maar nog ruim lager dan de gehanteerde bovengrens voor deze weg, zie hiervoor. Het verschil hiertussen kan worden veroorzaakt door het daadwerkelijk opnemen van de weg in het basismodel van het RVMH 3.2, het opnemen van nieuwe aantakkingen en het werkelijk aantal gerealiseerde woningen.

3.5 Parkeren

Het nieuwe parkeerterrein gaat uit van een stapsgewijze groei naar 500.000 bezoekers. Dat betekent dat op termijn op normale dagen ruim 430 auto’s moeten kunnen parkeren, op piekdagen 750 en tijdens evenementen en festivals zelfs 1250. Het huidige terrein biedt slechts plaats aan 260 auto’s: 120 verharde en 140 halfverharde parkeerplekken. Het overloopgrasveld voor piekdagen biedt plaats aan nog eens 220 auto’s. Ondanks dat dit voldoende is voor 300.000 bezoekers per jaar, dient de parkeercapaciteit van het voorterrein stapsgewijs te worden uitgebouwd. In dit masterplan wordt het parkeerterrein dan ook uitgebreid tot 480 parkeerplaatsen. De Archeonlaan kan versmald worden waardoor aan beide zijden haaksparkeren mogelijk wordt. Dit levert nog eens 120 plekken op. In de komende jaren kan de overloop worden opgevangen op bedrijventerrein De Schans, maar dat zal gaandeweg minder worden omdat daar bebouwing wordt toegevoegd. Op het voorterrein langs de overzijde van de Alphense Wetering komt ruimte voor twintig bussen – een grote verbetering ten opzichte van de stationair draaiende touringcars op de Archeonlaan, iets waarvan vooral bewoners van de straat Polderpeil nu veel last hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0007.png"

Afbeelding 3.6 Nieuw parkeerterrein

3.6 Aanpassing bestemmingsplan

De gekozen voorkeursvariant, zoals in de vorige paragrafen toegelicht, past niet binnen het vigerende planologisch regime van het bestemmingsplan Alphen Stad. Reden waarom het bestemmingsplan moet worden aangepast.

Concreet gaat het om de volgende strijdigheden:

  • 1. De nieuwe ontsluitingsweg loopt binnen het geldende bestemmingsplan al grotendeels over de bestemming Verkeer-Verblijfsbied, zie hiervoor afbeelding 1.2. In feite is een weg reeds mogelijk, dan alleen via een andere tracé. De strijdigheid is dat de voorgestane ontsluitingsweg nabij de Goudse Schouw gedeeltelijk over gronden met bestemming Groen en Water loopt. Een ontsluiting voor autoverkeer is hierin niet toegestaan.
  • 2. Bij het verleggen van de Archeonlaan (fungerend als toegangsweg naar de parkeerplaats) loopt deze over gronden met bestemmingen Groen. Binnen deze bestemming is geen weg toegestaan. Dit is aangepast. Per saldo wordt de verkeersbestemming kleiner aangezien in de nieuwe situatie sprake zal zijn van eenrichtingsverkeer.
  • 3. De inrichtingsvoorstellen ten behoeve van water en groen vallen binnen de bestemmingen Water, Groen en Verkeer. Waar dit strijdig is, is dit aangepast. Hierbij is rekening gehouden met de Tiny Forest die is aangelegd ten westen van het Kroospad, zie afbeelding 3.7. De feitelijke aanleg van het Tiny Forest is geen onderdeel van onderhavig bestemmingsplan.
  • 4. In verband met de verbreding van de entree wordt de bestemming Cultuur en ontspanning verruimd ten koste van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Deze bestemming verschuift naar het zuiden waar het ten koste van de bestemming Wonen gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0008.png"

Afbeelding 3.7 Inpassing tiny forest

Hoofdstuk 4 Milieu- en andere planologische aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Wet- en regelgeving

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is.

Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..

1. Een plan m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:

  • a. Het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een (project-)m.e.r. noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een (project-)m.e.r. noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor activiteiten uit Bijlage D geldt de plan-m.e.r. plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de plan m.e.r. plicht bepaald door de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
  • b. De activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk). Bij een plan m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

2. Een project- of besluit-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:

a. De activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.

b. De initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport opgesteld wordt, cq. moet worden. Bij een project- of besluit-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).

3. Een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r. Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D is er sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiervoor hoeft geen raadpleging plaats te vinden en het besluit hoeft niet gepubliceerd te worden in de Staatcourant. Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage 4 van het Besluit m.e.r..

4.1.2 Conclusie

Het bestemmingsplan bevat activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Het betreft de uitbreiding een themapark en het uitbreiden van een parkeerterrein. Het oprichten van die functies is opgenomen onder categorie D10 en D11.2 van het Beluit m.e.r.. De ontwikkelingen blijven onder de getalsmatige drempel waarde die daar voor gelden. Hiermee is dit bestemmingsplan vormvrij m.e.r. –beoordelingsplichtig.

4.1.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

  • 1. Kenmerken van de ontwikkeling

Aard omvang activiteit   - Aanleggen ontsluitingsweg voor Burggooi, uitbreiden parkeerterrein en entree van Archeon. Het plangebied is rond de 5 hectare. Gezien m.e.r. regelgeving zeer beperkt.  
Cumulatie   - Voor wat betreft de aspecten lucht en geluid heeft de beoordeling plaatsgevonden. Geen verhoging verwacht door de gecumuleerde omgevingswaarden.  
Natuurlijke hulpbronnen   - Effecten op beschermende soorten zijn niet uit te sluiten.  
Verontreiniging/hinder   - De voorkeursgrenswaarde voor geluid op bestaande woningen worden nergens overschreden.
- Minimale toename van de luchtverontreiniging.
- De aanleg van de ontsluitingsweg genereert max.1.700 mvt/etm.
- Er is sprake van een bodemverontreiniging.  
Ongevallen   - Toename groepsrisico.  
Gezondheidseffecten   - De milieukwaliteitsmaat ter plaatse van de maatgevende woningen is in de referentie situatie voldoende en blijft met de realisatie van het bestemmingsplan voldoende.  

  • 2. Locatie van de ontwikkeling

Bestaand grondgebruik   Het gebruik van de gronden is overwegend parkeren.  
Opnamevermogen Natuurlijk milieu   Verlaging depositie stikstof op Natura 2000-gebied de Wilck, 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'.  

  • 3. Potentiele effecten

Natuur
 
Negatieve effecten op beschermde soorten kunnen worden uitgesloten.  
Cultuur/archeologie   Geringe kans op verstoring eventuele archeologische waarden.
De ontwikkeling past binnen verstedelijkt karakter omgeving.  
Verkeer   De effecten op het omliggende hoofdwegennet zijn niet of nauwelijks merkbaar: de intensiteit nabij het plangebied neemt minimaal toe.  
Geluid   Minimale toename en niet waarneembaar voor het menselijk oor.  
Lucht   Voor lucht geldt dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van de luchtkwaliteitsnormen.  
Bodem   Geen.  
Ongevallen   Er wordt geen toename van het groepsrisico verwacht.  
Gezondheidseffecten   Er treedt geen significant verslechtering van de milieukwaliteitsmaat op.  

Conclusie

  • De ontwikkelingen zullen niet leiden tot belangrijke uitstoot van verontreinigingen.
  • Er treedt dan ook geen belangrijke cumulatie op met betrekking tot geluid en/of luchtkwaliteit.
  • De veiligheidsrisico´s zijn van een aanvaardbaar niveau.
  • Beschermde gebieden liggen bij het plangebied maar er zijn geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten.
  • De ontwikkelingen zullen geen bijzondere negatieve invloed hebben op de omliggende woningen.
  • De effecten op archeologie en bodem worden gereguleerd met een vergunningplicht en zijn daardoor aanvaardbaar.

Op grond van het bovenstaande is het niet te verwachten dat het vaststellen van het bestemmingsplan leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen in dit stedelijke gebied. Het opstellen van een milieueffectrapport is dan ook niet aan de orde.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Wettelijk kader

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn in te delen in drie groepen met bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven
    In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies
    In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifiek bedrijf, kunnen de omstandigheden van dit bedrijf worden meegewogen. In elk geval dient te worden beoordeeld of aan de Wet milieubeheer zal kunnen worden voldaan.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen
    In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

Het betreft de uitbreiding van een themapark met het daarbij behorend parkeerterrein. Het plangebied beslaat ongeveer 5 hectare. De VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” heeft geen sbi-code voor een dergelijk park. Er is daarom geen categorie met een richtafstand naar gevoelige functies in een rustige woonwijk, een rustig buitengebied, of in een gemengd gebied voorhandig. Voor de onderbouwing of het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaand woningen wordt aangetast kan daarom geen aansluiting worden gezocht bij de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.

Het zwaartepunt van het themapark is de geluidsbelasting van het park en van het parkeerterrein. Uit de paragraaf geluid met het daarbij behorende akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat geluid geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat geeft. Daarbij geldt dat binnen het bestemmingsplan reeds een ontsluitingsweg, een parkeerterrein zijn toegestaan en de gebruiksfuncties van Archeon met onderhavig bestemmingsplan niet worden verruimd.

Gelet op het bovenstaande is er vanuit Bedrijven en milieuzonering daarom geen belemmering om het de uitbreiding van het themapark en het parkeerterrein in het plan vast te stellen.

4.3 Bodem

4.3.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren

Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.

  • Saneren

Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

Een onderzoeks- en saneringstraject hebben soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Alphen aan den Rijn beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).

4.3.2 Onderzoek

Van het plangebied is met behulp van het Bodem Informatie Systeem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie verzameld over de onderwerpen:

  • Brandstoftanks;
  • Voormalige bedrijven;
  • Huidige bedrijven;
  • Gedempte sloten;
  • Bodemonderzoekslocaties;
  • Grondverzet.

De beoordeling van het ruimtelijke plan beperkt zich tot het plangebied. Bij bodemonderzoek ten behoeve van ontwikkelingen dienen, conform de NEN 5725, ook omliggende percelen te worden betrokken.

4.3.3 Resultaten

In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken. In bijlage 2 is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende bodeminformatie van het plangebied weergegeven.

Brandstoftanks

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat er binnen het plangebied geen brandstoftanks bekend zijn.

Voormalige bedrijven

Uit het voormalige bedrijvenbestand van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen het plangebied geen activiteiten aanwezig zijn geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd.

Huidige bedrijven

Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen het plangebied geen bedrijven zijn gevestigd. De bedrijven, gelegen buiten het plangebied, worden weergegeven op de tekening als locatiedossiers (actief).

Gedempte sloten

In ons bodeminformatiesysteem (BIS) zijn geen slootdempingen bekend ter plaatse van het plangebied. Het plangebied is vanaf de jaren '90 heringericht. Daarvoor was het gebied in gebruik als weiland met sloten inclusief de Alphense wetering. Tijdens de herinrichting zijn enkele aanwezige sloten gedempt. Het is onbekend waarmee de sloten zijn gedempt. Echter op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken (zie beschrijving bodemonderzoeklocaties) en tijdstip van demping (na 1987) mag worden aangenomen dat de sloten zijn gedempt met gebiedseigen grond of niet-verontreinigde grond.

Bodemonderzoekslocaties

Uit het Bodem Informatie Systeem blijkt dat binnen of overlappend met het plangebied Archeonlaan bodemonderzoekslocaties aanwezig zijn. In onderstaande tabel worden alleen de onderzoekslocaties besproken waar nog een vervolgonderzoek nodig is als hier ontwikkelingen (bouwwerkzaamheden) plaats vinden.

Onderzoekslocatie   Conclusie   Vervolgactie  
Archeonlaan parkeerplaats   In het grondwater zijn sterk verhoogde concentraties met lood gemeten.   Nader grondwater onderzoek wordt niet zinvol geacht omdat er sprake is van een natuurlijke verhoging veroorzaakt door de aanwezigheid van een toemaakdek.
 
Rietveldsepad   Plaatselijk sterk verhoogd gehalte met lood in de bovengrond aangetoond.   Geen vervolg, verontreiniging bevindt zich buiten het plangebied.
 
De Groene Vinger   Locatie is niet onderzocht op asbest ondanks de aanwezigheid van puin.
 
Verkennend asbest bodemonderzoek uitvoeren als de locatie wordt heringericht.
 

Tabel 4.1 Bodemonderzoekslocaties

De onderzoekslocaties die al voldoende zijn onderzocht zijn hierboven niet beschreven. Dit betekent niet dat er ter plaatse van de locaties geen onderzoek meer noodzakelijk is. Wanneer een onderzoek ouder is dan 5 jaar verliest deze zijn geldigheid. Bij ontwikkelingen dient ter plaatse van deze locaties in ieder geval een (aanvullend) historisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Grondverzet 

De gemiddelde bodemkwaliteit binnen het plangebied (entree Archeonlaan) is vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart. Het plangebied is geheel gelegen in zone 7 (Recente uitbreidingen). De gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (0,0 - 0,5 m -mv) en de ondergrond (0,5 – 2,0 m -mv) voldoet aan de klasse landbouw/natuur. Dit betekent dat vrijkomende grond binnen het plangebied zonder keuring in de gehele regio Midden-Holland kan worden hergebruikt.

Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft. Deze functie (wonen) is aangegeven op de kaart met toepassingswaarden, zie bkk.odmh.nl. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl). De Omgevingsdienst Midden-Holland kan eventueel als grondstromenmakelaar optreden, zodat grondverzet zo (kosten)efficiënt mogelijk kan plaatsvinden.

Voor nadere informatie over het keuren, het opslaan en het melden kunt u contact opnemen met de Omgevingsdienst Midden-Holland of de website raadplegen: www.odmh.nl.

4.3.4 Conclusie en advies

Uit het onderzoek blijkt dat er met betrekking tot de ruimtelijke procedure geen vervolgacties op het gebied van bodem noodzakelijk zijn. Het plangebied is met betrekking tot de bodem geschikt voor het toekomstige gebruik (infrastructuur).

Worden er handelingen in de bodem uitgevoerd dan dient er rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Werkzaamheden met (mogelijk) verontreinigde grond moeten plaatsvinden volgens wettelijke regels. Deze zijn opgenomen in de Wet milieubeheer, de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen) en het Besluit bodemkwaliteit.
  • Richtlijnen voor veiligheid zijn vastgelegd in CROW-publicatie 400: 'Werken in en met verontreinigde bodem'.
  • Eventueel grondverzet dient plaats te vinden conform de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Alphen aan den Rijn.
  • Voor toepassen van grond met kwaliteit boven de achtergrondwaarde binnen het werkgebied van de Omgevingsdienst Midden-Holland dient een melding gedaan te worden (zie Nota Bodembeheer Midden-Holland). De Omgevingsdienst beoordeelt of de partij grond mag worden toegepast op de geplande locatie. Voor het toepassen van meer dan 50 m3 schone grond dient ook een melding te worden gedaan. Beide meldingen kunnen via www.meldgrond.nl. Voor meer informatie kunt u de website van Omgevingsdienst Midden-Holland raadplegen: www.odmh.nl

4.4 Geluid

4.4.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden langs gezoneerde geluidsbronnen. Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt verstaan (art. 1 Wgh):

  • Woningen
  • Onderwijsgebouwen
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen
  • Verzorgingstehuizen
  • Geluidsgevoelige terreinen
  • Kinderdagverblijven.

Middels het bestemmingsplan worden met de bestemming Gemengd een groot aantal nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Deze bestemmingen worden getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder.

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden en de ten hoogst toelaatbare geluidsbelastingen op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrie-, wegverkeer- en spoorweglawaai vastgelegd.

Voor nieuwe ontwikkelingen binnen een zone van een (aan te leggen) weg dienen de grenswaarden uit de Wet geluidhinder in acht genomen te worden. De toetsing dient plaats te vinden bij:

  • Bouwen van een nieuwe woning of het bestemmen van een nieuw geluidsgevoelige bestemming;
  • Aanleg van een nieuwe weg.

Het systeem van de Wet geluidhinder gaat hierbij uit van voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden. Een geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde is toelaatbaar. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Een geluidsbelasting in het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarde is alleen toelaatbaar na een afwegingsproces.

Het afwegingsproces heeft vorm gekregen in de procedure vaststelling hogere waarden voor geluid. Een geluidsbelasting hoger dan de maximale grenswaarde is niet toelaatbaar. In tabel 4.2 is een overzicht gegeven van de wettelijke grenswaarden voor weg- en railverkeer en industrielawaai (Wgh).

Bestemming   Geluidsbron   Geluidsbelasting Lden in dB  
    Voorkeurs-
grenswaarde  
Maximale
grenswaarde  
Nieuw te bouwen of het bestemmen van geluidsgevoelige bestemmingen   Wegverkeer   48   63  
  Railverkeer   55   68  
  Industrie   50   55  

Tabel 4.2: Overzicht voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden in dB voor weg-, railverkeer en industrielawaai

4.4.2 Beoordeling goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht vereist in de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige objecten en terreinen. De cumulatieve geluidsbelasting van de verschillende bronnen geeft een indicatie voor de te verwachten geluidshinder. Voor de beoordeling van de milieukwaliteitsmaat als gevolg van deze cumulatieve geluidsbelasting wordt gebruik gemaakt van de methode “Miedema”, zie onderstaande tabel 4.3.

Gecumuleerde geluidsbelasting
in Lden  in dB  
Milieukwaliteitsmaat
MKM  
< 50   Goed  
50-55   Redelijk  
55-60   Matig  
60-65   Tamelijk slecht  
65-70   Slecht  
> 70   Zeer Slecht  

Tabel 4.3: Milieukwaliteitsmaat (Miedema)

4.4.3 Conclusie

Nieuwe weg

Uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (bijlage 3 en 4) vanuit de Wet geluidhinder bestaat er geen bezwaar tegen de realisatie van de ontsluitingsweg. De voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai van 48 dB wordt niet overschreden. Aangezien de weg geen zone heeft en de voorkeurswaarde niet wordt overschreden is de beleidsregel geluid verder niet van toepassing. Toetsing van de nieuwe woningen aan het Bouwbesluit vanwege de nieuwe ontsluitingsweg is niet aan orde. In het bestemmingsplan Burggooi heeft de toetsing van de gevelbelasting vanwege de overige wegen al plaatsgevonden.

Entree Archeon

Uit het akoestisch onderzoek Wet milieubeheer met betrekking tot de nieuwe entree van Archeon is gebleken dat kan worden voldaan aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Daarmee is een goede ruimtelijke ordening in de omgeving van Archeon gewaarborgd.

Aanvullend onderzoek naar aanleiding van tussenuitspraak

Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Raad van State is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. Samengevat blijkt hieruit het volgende.

Binnen het plangebied wordt een nieuwe weg mogelijk gemaakt. Aangezien de weg een snelheid krijgt van 30 km/u is er geen wettelijk toetsingskader. Vanuit geluid bestaat geen bezwaar tegen de realisatie van deze ontsluitingsweg. Uit de berekeningen (op basis van de actuele verkeersintensiteit, zie paragraaf 3.4) blijkt dat sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting. Ook op de Renaissancelaan ter hoogte van nummer 48 tot en met 56 blijft sprake van een aanvaardbare geluidsbelasting.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Wettelijk kader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van minmaal 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

De hoogte van het GR wordt door middel van een bestuurlijke afweging verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

Lokaal beleid

In de raadsvergadering van 21 april 2016 is de “Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020” vastgesteld. In deze beleidsvisie zijn concrete kaders opgenomen hoe om te gaan met externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen bepaalde zones van risicobronnen. Voor plannen die buiten deze specifieke zones zijn gelegen geldt een standaard verantwoordingsparagraaf welke opgenomen is in paragraaf 4.3.3. van de Beleidsvisie EV.

In deze paragraaf is aangegeven dat buiten de aangegeven zones alleen zogenaamde 'toxische scenario's' relevant zijn. Het gaat dan om toxische (rook)gassen die zich over een groot gebied kunnen verspreiden. In dat geval is het belangrijk om te schuilen en niet direct aan de toxische (rook)gassen te worden blootgesteld. Zoals ook in de algemene crisiscommunicatie wordt vermeld moet men in dat geval naar binnen, ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie uitschakelen.

Om dit laatste mogelijk te maken wordt voor nieuwe gebouwen waar mensen kunnen verblijven in de voorschriften van de bouwvergunning opgenomen dat de mechanische ventilatie met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld (via het brandmeldpaneel).

Provinciaal groepsrisicobeleid

De provincie Zuid-Holland heeft een 'Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening' (Provinciaal Blad, nr. 168, 14 januari 2015) vastgesteld. De hoogte van het groepsrisico speelt in deze beleidsregel een belangrijke rol. Het beleid is met name erop gericht om te voorkomen dat door ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico toeneemt en in de eindsituatie boven de oriëntatiewaarde ligt (of als er aanleiding is om dat te verwachten). Daarnaast heeft de provincie Zuid-Holland in haar beleidsregel aangegeven dat 'bereikbaarheid' en 'bluswatervoorzieningen' (voor de hulpdiensten) en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden.

4.5.2 Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan 'Entree Archeon' is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn bedrijven (inrichtingen), waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor)wegen en buisleidingen.

4.5.3 Resultaten

Inrichtingen

Nabij het plangebied zijn verschillende EV relevante inrichtingen gelegen (zie afbeelding 4.1). Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van deze inrichtingen. Zoals vermeld in paragraaf 4.5.1 kan in dit geval worden verwezen naar paragraaf 4.3.3. van de Beleidsvisie EV van Alphen aan den Rijn. Nieuwbouw in het plangebied (entreegebouw) moet worden voorzien van schakelaar (bijvoorbeeld op het brandmeldpaneel) om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen. Hiermee wordt voorkomen dat giftige (rook)gassen in geval van een incident elders, naar binnen worden gezogen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0009.png"

Afbeelding 4.1 EV relevante inrichtingen en wegen

Transport over de weg

In afbeelding 4.1 zijn de EV relevante wegen weergegeven. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de zone van 200 meter rond wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd het meest interessant. Het plangebied ligt vrijwel geheel buiten de zone van 200 meter. Op deze afstand van de weg zijn alleen scenario's relevant waarbij giftige (rook)gassen vrijkomen bij een incident op de N11. Hierbij kan weer verwezen worden naar het voorzien van nieuwe gebouwen van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen.

Transport per buisleiding

In afbeelding 4.2 is de ligging van het plangebied weergegeven ten opzichte van de EV relevante hogedruk aardgasleiding A-515. Het plangebied ligt geheel buiten de 100% letaliteitszone, maar deels binnen het invloedsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0010.png"

Afbeelding 4.2 EV relevante aardgasleidingen

De aardgasleiding A515 is ten zuiden van het plangebied gelegen. De gasleiding is bijzonder, omdat op bepaalde trajecten deze leiding niet ondergronds is gelegen. Voor het tracé ter hoogte van het plangebied is deze gasleiding wel ondergronds gelegen.

Om duidelijkheid te verkrijgen over de risico's in verband met deze gasleiding op het gehele traject Leiden – Woerden is een risicoanalyse opgesteld in opdracht van de Gasunie. Uit deze risicoanalyse blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een PR 10-6 contour en dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Door het plan zal de populatiedichtheid binnen het plangebied toenemen. Binnen het invloedsgebied is voornamelijk de parkeerplaats gelegen. Het entreegebouw is vrijwel geheel buiten het invloedsgebied gelegen. De toename van het aantal personen op deze afstand van de gasleiding zal geen significant effect hebben op (de toename van) het groepsrisico.

In de 'Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn' is een planologisch kader opgenomen voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij hogedruk aardgasleidingen. Hieronder is het planologische kader weergegeven.

Zone   Maatgevend scenario   Functie, inrichting plangebied en maatregelen  
0 meter –
100% letaal  
Fakkelbrand   - Belemmeringenstrook (4 meter aan weerszijden leiding)
- Uitsluiten nieuwe functies voor niet of verminderd zelfredzame personen;
- Streven naar lage personendichtheid (verdichten van de buisleiding af).
- Bouwkundige maatregelen overwegen  
Binnen gehele invloedsgebied     - Bij inrichting plangebied rekening houden met praktijkrichtlijnen van brandweer: bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen;
- Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de buisleiding af gericht zijn;
- Bij kwetsbare objecten bestemd voor verminderd zelfredzame personen aandacht voor ontruiming- en evacuatieplannen;
- Voldoende aandacht voor risicocommunicatie;
- Verantwoording groepsrisico: maatwerk noodzakelijk, met inachtneming van dit planologisch kader.  

Tabel 4.4: Planologisch kader hogedruk aardgasleidingen uit de Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn

Het plangebied is buiten de 100% letaliteitszone gelegen. Er is geen sprake van specifieke bestemmingen voor verminderd zelfredzame personen.

Mogelijkheden rampenbestrijding en zelfredzaamheid

Om invulling te geven aan de overige aspecten uit het planologisch kader (bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid) is de Veiligheidsregio verzocht om een advies uit te brengen. In het advies (UIT-2018-076333, bijlage 5) geeft de Veiligheidsregio ten aanzien van het plangebied en advies het volgende aan:

  • Er zijn vooralsnog geen bijzonderheden betreffende bereikbaarheid, bluswater en opkomsttijden van de hulpdiensten.
  • Bij de verdere ontwikkeling en daadwerkelijke invulling van van het plan moet rekening worden gehouden met de primaire en secundaire bluswatervoorziening.
  • Een opstelplaats voor een brandweervoertuig inrichten nabij de Alphense Wetering;
  • Voorlichting voor personen in het plangebied (op te nemen in het bedrijfsnoodplan), zodat zij voorbereid zijn op de mogelijke gevaren en hoe men moet handelen bij (buisleiding)incidenten.

4.5.4 Conclusie en verantwoording groepsrisico

Het plangebied is deels binnen het invloedsgebied van hogedruk aardgasleiding A-515 gelegen. De afstand is zodanig dat de toename van populatie binnen het plangebied niet zal leiden tot een significante toename van het groepsrisico. Om het groepsrisico te verantwoorden volgens het planologisch kader uit de Beleidsvisie EV van de gemeente is de Veiligheidsregio om advies gevraagd.

De volgende maatregelen worden door de initiatiefnemer in overleg met de gemeente en de brandweer genomen:

  • Het entreegebouw zal worden voorzien van een schakelaar op het brandmeldpaneel om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen;
  • Bij de verdere ontwikkeling en daadwerkelijke invulling van het plan moet rekening worden gehouden met de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen;
  • Een opstelplaats voor een brandweervoertuig inrichten nabij de Alphense Wetering;
  • Voorlichting opnemen in het bedrijfsnoodplan ten aanzien van (buisleiding)incidenten.

Het college van burgemeesters en wethouders en het gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Wettelijk kader

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide en fijn stof. De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in tabel 4.5.

Tabel I: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   Opmerkingen  
Stikstofdioxide (NO2)   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
Fijn stof
(PM10)  
40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  
Fijn stof
(PM2,5)  
25 µg/m3   n.v.t.   n.v.t.    

Tabel 4.5 grenzen stoffen

De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:

  • 1. de luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • 2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
  • 3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  • 4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).

Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:

  • Woningbouw: <-1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • Kantoorlocaties: <- 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en <- 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.

Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.6.2 Beoordelingspunten

De luchtkwaliteit langs wegen wordt volgens de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit (Rbl, 2007) op een representatief punt, op een afstand van maximaal 10 m vanaf de rand van de weg beoordeeld. In verband met het blootstellingcriterium opgenomen in artikel 22 van de Rbl en het toepasbaarheidsbeginsel opgenomen in artikel 5.19 van de Wm is het mogelijk om in een aantal situaties van deze afstand af te wijken.

Volgens het blootstellingcriterium wordt de luchtkwaliteit op locaties beoordeeld waar mensen aan de hoogste concentraties blootgesteld kunnen worden gedurende een periode die significant is ten opzichte van de middelingtijd van de betreffende grenswaarde. Zo wordt bij de jaargemiddelde NO2 grenswaarde getoetst daar waar langdurige blootstelling plaats kan vinden (vergeleken met de middelingtijd van een jaar) – bijvoorbeeld aan de gevels van woningen. Terwijl bij de 24-uurgemiddelde grenswaarde van PM10 zijn plaatsen als tuinen bij woningen en sportcentra relevant, daar waar mensen blootgesteld kunnen worden gedurende een periode vergeleken met de middelingtijd van een dag. Het toepasbaarheidsbeginsel geeft aan waar de luchtkwaliteit niet beoordeeld hoeft te worden – bijvoorbeeld “locaties waar leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is”.

4.6.3 Onderzoek

De luchtkwaliteit in de nabijheid van het plangebied is in de onderstaande figuren aan hand van de NSL-monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, inzichtelijk gemaakt. De figuren geven een indruk van de luchtkwaliteit langs de drukke wegen (intensiteit meer dan 10.000 mvt/etmaal) in en rond het gebied, voor het jaar 2016.

Tabel 4.6 geeft een overzicht van de achtergrondconcentratie direct langs het plangebied. Deze concentraties zijn dermate laag dat er relatief veel milieugebruiksruimte is voor ontwikkelingen.

Stikstofdioxide (NO2)   Fijn stof (PM10)   Fijn stof (PM2,5)  
22 µg/m3   18 µg/m3   11 µg/m3  

Tabel 4.6: Achtergrondconcentraties luchtkwaliteit 2016

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0011.png"

 Afbeelding 4.3 Stikstofdioxide (NO2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0012.png"

Afbeelding 4.4 Fijn stof (PM10)

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0013.png"

Afbeelding 4.5 Fijn stof (PM2,5)

Uit de figuren blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof (Pm10) direct langs de maatgevende wegen onder de 35 ìg/m³ liggen en daarmee ruimschoots onder de wettelijke grenswaarde van 40 ìg/m³. Voor PM2,5 geldt dat de concentraties onder de 20 ìg/m³ liggen en daarmee onder de wettelijke waarde van 25 ìg/m³. Omdat in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook in de toekomstige situatie het geval zijn. De concentraties zullen de komende jaren namelijk afnemen.

Nieuwe ontwikkeling

Middels dit bestemmingsplan wordt een aanpassing van het tracé van de ontsluitingsweg naar Burggooi mogelijk gemaakt alsmede een herinrichting van het parkeerterrein. Het extra verkeer op deze nieuwe weg leidt tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. De intensiteit op de nieuwe weg zal maximaal 1.700 mvt/etmaal gaan bedragen en de maximumsnelheid 30 km/h. Op maatgevende punten langs de nieuwe weg zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0014.png"

Afbeelding 4.6 Onderzoeksgebied

Invoergegevens en rekenmethode

De concentraties zijn berekend voor het jaar 2018. Aangezien de concentraties de komende jaren zullen afnemen is 2018 het jaar waarin de luchtkwaliteit concentraties worden berekend. Bij de berekeningen is het akoestisch rekenmodel gebruikt welke is opgesteld voor het akoestisch onderzoek. De invoergegevens zijn opvraagbaar bij de Omgevingsdienst onder kenmerk 2018086559. De concentraties van luchtverontreinigde stoffen zijn berekend met het rekenprogramma Geomilieu versie 4.30, module STACKS.

4.6.4 Rekenresultaten

In onderstaande figuren zijn de jaargemiddelde concentratie NO2, de jaargemiddelde concentratie PM10 en de jaargemiddelde concentratie PM2,5 weergegeven voor het jaar 2018 langs de nieuwe weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0015.png"

Afbeelding 4.7 jaargemiddelde concentratie NO2

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0016.png"

Afbeelding 4.8 jaargemiddelde concentratie PM10

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0017.png"

Afbeeldig 4.9 jaargemiddelde concentratie PM2,5

Uit de bovenstaande afbeelding blijkt dat de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 (wettelijke grenswaarde van 40 ìg/m³) en PM2,5 (wettelijke waarde van 25 ìg/m³) langs de nieuwe weg niet worden overschreden. Omdat in de huidige situatie (peiljaar 2018) aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook in de toekomstige situatie het geval zijn. De concentraties zullen de komende jaren namelijk afnemen. Het aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de uurgemiddelde NO2 concentratie van 200 ìg/m³ is in alle situaties 0 en blijft daarmee onder het wettelijke maximum van 18. Het aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de 24-uurgemiddelde PM10 concentratie van 50 ìg/m³ blijft met 7 keer ruim onder het wettelijke maximum van 35

4.6.5 Conclusie

Uit de monitoringstool blijkt dat langs de maatgevende wegen rond het plangebied aan de grenswaarden voldaan wordt. Het bestemmingsplan maakt een nieuwe ontsluitingsweg mogelijk. Ook langs deze weg wordt aan de grenswaarden voldaan. Het plan kan conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) dan ook toelaatbaar worden geacht.

4.7 Archeologie

4.7.1 Wettelijk kader

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.

De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft het eigen archeologiebeleid nog niet vastgesteld. Aan de hand van de archeologische waardenkaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.

4.7.2 Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan wordt inzicht gegeven in de verwachtingswaarden en bijbehorend beleid in het bestemmingsplangebied. Hiervoor zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

  • de gemeentelijke verwachtingen- en beleidskaart (2017);
  • het Archeologisch Informatie Systeem III (Archis3) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
4.7.3 Resultaten

In afbeelding 4.10 is een uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Alphen aan den Rijn weergegeven.

De archeologische waarden- en beleidskaart onderscheidt de categorieën Waarde-Archeologie 1 t/m 6 met 3 subcategorieën 3a, 4a en 5a. Waarde-Archeologie 1 betreft de archeologische rijksmonumenten. Hierop zijn de bepalingen, zoals verwoord in de Erfgoedwet van toepassing. In afbeelding 4.10 is een uitsnede van de archeologische beleidskaart weergegeven. Te zien is dat in het plangebied geen archeologische rijksmonumenten aanwezig zijn.

Voor het plangebied geldt een middelhoge archeologische verwachting (Waarde Archeologie 4a). Binnen deze zone is in principe bewoning mogelijk geweest vanaf de IJzertijd al waren de omstandigheden lastiger vanwege het nattere milieu. Vanwege deze beperkte archeologische potentie geldt in deze gebieden een middelhoge verwachting. Bij een verstoring met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 50 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Voor Alphen aan den Rijn geldt dat bij de ontwikkeling van diverse woonwijken de bodem is opgehoogd met 0,5 – 1,5 meter grond. Deze zones zijn weergegeven met het + teken. Het dieptecriterium in deze zones is om die reden niet 30 cm, maar 50 cm. Van het huidige plangebied is bekend dat hier ten behoeve van de ontwikkeling een ophooglaag is aangebracht van in ieder geval 1 meter dik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.Aentreearcheon-VA02_0018.png"

Afbeelding 4.10 Uitsnede uit beleidsadvieskaart, blauwe contour betreft het plangebied.

In het plangebied zijn voor zover bekend geen archeologische onderzoeken uitgevoerd en geen archeologische vindplaatsen/vondsten geregistreerd in Archis.

4.7.4 Conclusie en advies

Ten behoeve van de vaststelling van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk dat een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Ten behoeve van de ontwikkeling van de entree is archeologisch onderzoek mogelijk wel noodzakelijk. Om archeologische waarden te waarborgen is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4a opgenomen. Bij (bouw)werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 50 cm dan is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Indien bij werkzaamheden de gestelde criteria worden overschreden dan is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk. In specifieke gevallen kan uit informatie (afkomstig van de gemeente, aanvrager of anderszins) blijken dat een archeologisch onderzoek niet nodig is, ook al overschrijden de ontwikkelingen de vrijstellingsgrenzen. Deze uitzondering is als mogelijkheid opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Ook als archeologisch onderzoek niet verplicht is, kunnen archeologische resten toch nog aanwezig zijn. Mocht blijken bij uitvoer dat deze aanwezig zijn, dient het bevoegd gezag (zijnde gemeente Alphen aan den Rijn) meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

4.8 Ecologie

4.8.1 Wettelijk kader

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de volgende landelijke wetten: de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, waaronder de Omgevingsverordening, het Natuurbeheerplan 2018, de Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013 en de verordening Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland. Indien beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in een plangebied dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing soortbescherming Wnb);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing aan Wnb gebiedsbescherming, ook wel voortoets genoemd);
  • Er wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) aangetast worden, maar ook of provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot door de provincie aangewezen 'belangrijke weidevogelgebieden' aan de orde is.

Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt het project conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 1.11) van de Wnb. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

Volgens verwachte planning in 2021 zal tijdens de geldigheid van het op te stellen uitwerkingsplan de Omgevingswet worden ingevoerd. In deze wet zullen Wro en Wnb tezamen met vele andere wet- en regelgeving gebundeld worden. Dit kan nog gevolgen hebben voor activiteiten die uitgevoerd zullen worden in het plangebied na de wetswijziging.Wnb.

PAS

Een wettelijk instrument om stikstofdepositie te reguleren was de (op 1 juli 2015 ingevoerde) Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Het instrument moest voorkomen dat beschermde gebieden worden aangetast als gevolg van een toenemende stikstofdepositie. De toegevoegde stikstofdepositie als gevolg van economische activiteiten wordt met generieke nationale maatregelen gecompenseerd. Door de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 (o.a.zaak ECLI:NL:RVS:2019:1709) is de PAS komen te vervallen. Hierna wordt toegelicht dat dit geen gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.8.2 Onderzoek

In een verkennend ecologisch onderzoek 'Quickscan ecologie ontsluitingsweg Burggooi en parkeerplaats Archeon, Alphen aan den Rijn', opgesteld door Omgevingsdienst Midden-Holland, d.d. 8 mei 2018, kenmerk 2018127355 is onderzocht welke wetten en regels van toepassing zijn voor het vast te stellen bestemmingsplan ten behoeve van het voornemen, zie bijlage 6. Naar aanleiding van deze quickscan is een nader ecologisch onderzoek uitgevoerd naar enkele specifieke soorten, zie bijlage 7.

Door middel van deze natuurtoetsen is onderzocht of het voornemen in het kader van natuurwetgeving redelijkerwijs uitvoerbaar is. Op basis van de resultaten is een ecologisch werkprotocol opgesteld om te voorkomen dat beschermde soorten worden geschaad of gedood tijdens de werkzaamheden

Hieronder is een samenvatting opgenomen van de belangrijkste resultaten van de onderzoeken, die invloed hebben op de bestemmingsplanprocedure.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Op enige afstand van het plangebied zijn drie stikstofgevoelige-gebieden gelegen te weten: De Wilck en Nieuwkoopse plassen & de Haeck op ca. 6 kilometer en Broekvelden, Vettenpolder & Polder Stein op ca. 8,5 km afstand.

In de nieuwe situatie zal er een betere ontsluiting van Burggooi naar de N11 plaatsvinden. Hierdoor neemt de lengte van de verkeersbewegingen per saldo af en dus zullen de emissies van stikstofoxiden ook afnemen waardoor negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.

Natuurnetwerk Nederland en weidevogelgebieden

Het plangebied ligt op ongeveer 450 meter afstand van het meest nabijgelegen onderdeel van het NNN en belangrijk weidevogelgebied. Deze gebieden liggen ten zuiden van de N11. Aantasting en/of compensatie voor die provinciaal beschermde gebieden is niet aan de orde, omdat er geen oppervlakteverlies optreedt.

Soortenbescherming

Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied van mogelijk beschermde diersoorten aanwezig zijn:

Vogels

Ten zuiden van de Archeonlaan hangen twee nestkasten voor steenuilen in bomen. De volkstuintjes, rommelhoekjes, takkenrillen en de schapenweide in de omgeving van de nestkasten voorzien in geschikt foerageer- en leefgebied voor steenuilen. Uit nader onderzoek blijkt echter dat er geen steenuilen aanwezig zijn binnen het plangebied. Dit werd ook door de vogelwerkgroep van de gemeente Alphen aan den Rijn bevestigd.

Wel kunnen diverse soorten algemene broedvogels in het plangebied worden verwacht. Schade aan algemene broedvogels dient te worden voorkomen. Het kappen van bomen, slopen van gebouwen en werkzaamheden aan de oevers dienen bij voorkeur buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt globaal gezien van 15 maart tot en met 15 juli. Ook buiten deze arbitraire periode zijn broedende vogels beschermd. Ter voorkoming van het vestigen van de oeverzwaluw binnen het plangebied wordt geadviseerd zandhopen altijd af te dekken of te voorzien van een flauw talud in het broedseizoen. Nesten van deze soorten hebben geen bescherming wanneer ze geen functie meer hebben als broedlocatie

Vleermuizen

De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen is uitgesloten.

De bomen en waterpartijen in en rond het plangebied kunnen door vleermuizen als vliegroute en foerageergebied worden gebruikt. Grotendeels zijn alternatieve vliegroutes beschikbaar. Voor vleermuizen die het groen en de waterpartijen nodig hebben om naar groene en waterrijke gebieden ten zuiden van de N11 te vliegen zijn er echter beperkt alternatieven beschikbaar. Daarom is het belangrijk inzicht te hebben in het aantal bomen dat verdwijnt op dit stuk. Negatieve effecten op vliegroutes zijn niet met zekerheid uitgesloten als gaten > 50 meter in lijnvormige elementen ontstaan.

Op basis van gegevens van de gemeente Alphen aan den Rijn waarin de te kappen bomen worden aangegeven, kan worden geconcludeerd dat er in het groen richting de N11 vier bomen worden verwijderd. Hierdoor ontstaat geen gat > 50 meter. Er zullen hierdoor geen effecten op vliegroutes ontstaan.

Amfibieën en reptielen

In het plangebied is geschikt habitat voor ringslang aanwezig. Begroeide oevers van watergangen en waterpartijen, takkenrillen, hopen hooi/stro, en grondwallen voorzien in geschikte foerageergebieden, voortplantingsplaatsen en winterverblijven. Hoewel tijdens nader onderzoek geen ringslangen zijn waargenomen, blijken deze wel door mensen in de buurt worden gezien (bij de moestuinen). Daarom is deze soort meegenomen in het ecologisch werkprotocol, zodat tijdens de werkzaamheden deze soort niet geschaad wordt.

Uit literatuuronderzoek blijkt dat rugstreeppad in en in de nabijheid van het plangebied voorkomt. In het plangebied is geschikt habitat aangetroffen. De watergangen in en in de omgeving van het plangebied zijn in potentie geschikt als voortplantingswater. Grondwallen, takkenrillen en andere schuilelementen kunnen als landhabitat en winterhabitat van belang zijn. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de volgende leefgebieden in en nabij het plangebied aanwezig zijn. Uit nader onderzoek blijkt dat de soort op dit moment niet in het plangebied aanwezig is, maar wel in de directe omgeving. Ook is de locatie geschikt voor de soort en kan deze tijdens de werkzaamheden nog aantrekkelijker worden. Daarom is deze soort meegenomen in het ecologisch werkprotocol, zodat tijdens de werkzaamheden deze soort niet geschaad wordt.

Vissen

In het plangebied zijn watergangen aanwezig die in geschikt habitat voor grote modderkruiper voorzien. Grote modderkruiper heeft een sterke voorkeur voor watergangen met een dikke modderlaag en een uitbundige oever- en onderwatervegetatie, zoals in het plangebied aanwezig. Door het dempen en/of vergraven van (oevers van) watergangen en het aanleggen en verplaatsen van bruggen en/of duikers kan leefgebied van grote modderkruiper worden aangetast. Tevens kunnen grote modderkruipers worden gedood en/of verwond door het werk.

Uit nader onderzoek blijkt dat (DNA van) de grote modderkruiper in één watergang is aangetroffen (deze watergang is gelegen in de 'groene vinger'). Bij werkzaamheden in deze en omliggende watergangen, is werken conform het opgestelde ecologisch werkprotocol noodzakelijk, zodat tijdens de werkzaamheden deze soort niet geschaad wordt.

Ongewervelden:

Platte schijfhoren komt voor in matig voedselrijke watergangen met een goede waterkwaliteit en een uitbundige oever- en onderwatervegetatie. In het plangebied is dergelijk habitat aanwezig en uit literatuurstudie blijkt dat in deze soort in bermsloten in de nabijheid van het plangebied zijn aangetroffen. Uit nader onderzoek blijkt dat deze soort niet in de watergangen van het plangebied aanwezig is.

Overige categorieën

Voor beschermde planten en grondgebonden zoogdieren ontbreekt geschikt leefgebied in het plangebied en daarmee kunnen deze worden uitgesloten.

Beschermde houtopstanden

In het plangebied zijn enkele beschermde houtopstanden aanwezig. Langs het Rietveldsepad (fietspad dat parallel aan de Goudse Schouw ligt) zijn rijen elzen aanwezig van > 20 bomen. Deze bomenrijen betreffen beschermde houtopstanden. Indien deze bomen worden gekapt moet een melding bij bevoegd gezag worden gedaan. Voor zover bekend zullen deze bomen niet worden gekapt.

Wel worden enkele andere bomen gekapt. Dit betreft voornamelijk wilgen.

De meeste houtopstanden in het plangebied betreffen wilgen langs watergangen en die zijn vrijgesteld. Populieren of wilgen langs (water)wegen, of populieren / wilgen als éénrijige beplanting langs landbouwgrond zijn vrijgesteld. Voor het verwijderen van deze bomen is daarom geen melding nodig.

4.8.3 Conclusie en advies

Het aspect ecologie staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg, op basis van onderstaande randvoorwaarden.

Soortenbescherming

In en direct rondom het plangebied zijn de strikt beschermde soorten ringslang, rugstreeppad en grote modderkruiper aanwezig. De grote modderkruiper is aangetroffen in het gebied de “Groene vinger”. Ringslangen en rugstreeppad zijn tijdens het nader onderzoek niet in het plangebied gezien, maar zijn wel waargenomen in de directe omgeving. Ook is het plangebied geschikt voor deze soorten, waardoor niet uitgesloten kan worden dat deze soorten tijdens de werkzaamheden aangetroffen worden.

Een ontheffing voor deze soorten is op voorhand niet nodig, omdat de soorten op dit moment niet aanwezig zijn. Wel is het noodzakelijk om te werken conform een ecologisch werkprotocol. Dit ecologisch werkprotocol is opgesteld voor dit plangebied (Ecologisch Werkprotocol Parkeerterrein entree Archeon, opgesteld door BK Bouw en Milieuadvies, met kenmerk 182412, d.d. 20 september 2018). Hierdoor kan schade aan eventueel aanwezige exemplaren van deze soorten en het vestigen van de rugstreeppad tijdens de werkzaamheden voorkomen worden. En hierdoor wordt voorkomen dat de Wet natuurbescherming wordt overtreden.

Tevens moet bij de sloop van gebouwen, het kappen van bomen en het verwijderen van struiken rekening worden gehouden met algemene broedvogels. Om een negatief effect op broedende vogels door verstoring of het vernietigen van nesten met zekerheid te voorkomen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

  • Het uitvoeren van de werkzaamheden buiten de broedperiode. Deze loopt globaal gezien van 15 maart tot en met 15 juli. Vogels die buiten deze periode broeden zijn echter ook beschermd, en dit geldt daarom als een indicatieve periode;
  • Indien werkzaamheden in het broedseizoen plaatsvinden, moet voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcontrole plaatsvinden. Indien er broedende vogels worden aangetroffen, dient een ter zake kundig ecoloog aan te geven onder welke voorwaarden bepaalde werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd.

Beschermde houtopstanden

Indien de meer dan 20 elzen, die langs het Rietveldsepad staan worden gekapt, dan moet een melding hiervan bij bevoegd gezag gedaan worden. Voor de te kappen wilgen is het niet noodzakelijk een melding in te dienen, dat is voor het verwijderen van boomsoorten langs (water)wegen vrijgesteld.

Gebiedsbescherming

Er is geen sprake van een toename van stikstofdepositie door de nieuwe activiteiten en toename van bezoekers. Er is op dit punt geen vergunning noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding.

5.2 Stand van zaken

Voor de huidige werkzaamheden (aanleg voorbelasting weg en herinrichting gebied rondom weg en parkeerterrein) is een watervergunning verleend dan wel een melding gedaan. Hierover vind ook overleg plaats met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Bij de (verdere) inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de voorwaarden zoals het Hoogheemraadschap stelt, zie hieronder bij paragraaf 7.2.

5.3 Situatie entreegebouw

Het ontwerp van het entreegebouw en de herinrichting van het gebied daaromheen zijn nog niet definitief. Dit is de aanleiding om de wijzigingsbevoegdheid uit het voorliggende bestemmingsplan te schrappen. Zodra het ontwerp en de herinrichting definitief zijn en hierover overleg is geweest met het Hoogheemraadschap, wordt een aparte bestemmingsplanprocedure gevoerd om deze ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. Hiermee kan de juiste begrenzing van de verschillende bestemmingen (Water, Groen, Verkeer-Verblijf en Cultuur en ontspanning) op elkaar worden afgestemd en vastgelegd. Hierbij moet worden voldaan aan de voorwaarden van het Hoogheemraadschap. Hierbij gaat het erom dat:

  • een waterverbinding tussen de “Groene Vinger” en Burggooi wordt aangelegd. Deze verbinding is essentieel voor een goede afwatering van een groot stedelijk gebied.
  • de watergang rondom het nieuwe entreegebouw vanwege hydraulische reden zo veel mogelijk in rechte lijn worden aangelegd en niet met allerlei bochten.
  • de hoofdwatergang nabij het nieuwe entreegebouw moet op de waterlijn een breedte krijgen van minstens 7 meter.
  • watergangen varend kunnen worden onderhouden.
  • wordt voldaan aan de voorwaarden wat betreft compensatie voor toename van verharding.

Hoofdstuk 6 Juridische en bestuurlijke aspecten

6.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Het op 22 februari 2018 vastgestelde bestemmingsplan Alphen Stad heeft als basis gediend voor onderhavig bestemmingsplan.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidigen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).

6.3 Inleidende regels

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken met een of meer artikelen:

Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2). De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgesomd en dienen als referentiekader voor de overige regels.

6.4 Planregels

Hoofdstuk 2 bevat de planregels van de bestemmingen. Hierbij gaat het om de bestemmingen Cultuur en ontspanning, Groen, Verkeer, Water en Waarde-Archeologie.

6.5 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat regels die algemeen gelden en die vanwege de algemeenheid gegroepeerd zijn.

6.6 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 omvat de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op 25 januari 2018 heeft de raad besloten het ruimtelijke kader voor de toekomstige ontwikkeling van Archeon–Burggooi binnen het Masterplan Archeon–Burggooi vast te stellen (zie bijlage 1). Hierbij heeft de raad krediet beschikbaar gesteld (en opgenomen in de grondexploitatie) voor de aanleg van de ontsluitingsweg. Hiermee is het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorbereiding Masterplan

De gemeente heeft samen met Archeon, Provincie en BPD nauw samengewerkt om de uitbreidingsplannen van Archeon, de komst van het Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum en de ontsluiting van de wijk op elkaar af te stemmen. In mei 2017 zijn tijdens een inloopavond de resultaten van de ontwerpgroep gedeeld. Daarbij konden aanwezigen zich aanmelden voor een klankbordgroep. Hierin hebben bewoners uit de directe omgeving van Archeon, De Tuinvereniging Polderpeil en IVN zitting genomen. In twee bijeenkomsten zijn de ruimtelijke modellen en ontsluitingsvarianten besproken, waarbij de vertegenwoordigers als aanspreekpunt ook de informatie zo goed als mogelijk hebben gehaald bij en gedeeld met hun omgeving. Met de klankbordgroep zijn verschillende modellen met ontsluitingsvarianten behandeld. Deze modellen zijn opgenomen in het Masterplan Archeon-Burggooi.

Bestemmingsplan

Inspraak

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan heeft wederom overleg plaatsgevonden met (een aantal leden van) de klankbordgroep. Daarnaast is tijdens de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan op 10 december 2018 een inloopavond gehouden.

Wettelijk vooroverleg

Het conceptontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de betrokken (bestuurs)organen toegestuurd. Ten aanzien hiervan geldt het volgende.

Pronincie Zuid-Holland

De provincie heeft aangegeven te kunnen instemmen met het bestemmingsplan en geen opmerkingen te hebben.

Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid (Ministerie van Infrastructuur en Water)

In de vooroverlegreactie is aangegeven dat Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid de wegbeheerder van de N11 is en toeziet op een vlotte en veilige doorstroming van verkeer. In het toegzonden concept-plan staat dat het verkeer op hoofdwegennet niet of nauwelijks toeneemt. Een getal of percentage stond daarbij niet genoemd. Afgevraagd wordt hoe groot de toename van de intensiteit is. In de gemeentelijke reactie hierop is aangegeven dat de aanleg van de ontsluitingsweg Burggooi tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Goudse Schouw leidt van 5%. Naar aanleiding hiervan heeft Rijkswaterstaat aangegeven geen opmerkingen te hebben op het plan.

Hoogheemraadschap van Rijnland

In haar reactie heeft het Hoogheemraadschap het volgende aangegeven:

  • 1. Een belangrijke waterverbinding tussen de “Groene Vinger” en het nog te ontwikkelen woongebied ontbreekt. Deze verbinding is essentieel voor een goede afwatering van een groot stedelijk gebied.
  • 2. Ter hoogte van het beoogde nieuwe entreegebouw is een zeer beperkte waterverbinding. De watergang dient om hydraulische reden zo veel mogelijk in rechte lijn worden aangelegd en niet met allerlei bochten.
  • 3. De hoofdwatergang langs het parkeerterrein moet een breedte behouden van minstens 12 meter.
  • 4. De hoofdwatergang nabij het nieuwe entreegebouw moet op de waterlijn een breedte krijgen van minstens 7 meter.
  • 5. Het is van belang dat de mogelijkheid wordt geboden om de hoofdwatergang op efficiënte en daarmee tegen zo laag mogelijke kosten door het Hoogheemraadschap kan worden onderhouden. Tijdens vooroverleg is besproken om doorvaarbare bruggen aan te leggen zodat de watergang varend kan worden onderhouden.
  • 6. In het plan is sprake van toename van verhard oppervlak. Voor dergelijke handelingen is Uitvoeringsregel 11 “Versnelde afvoer bij toename verhard oppervlak” van toepassing. De uitvoeringsregel is te vinden op onze website via: https://www.rijnland.net/uw-loket/vergunningen/alle-regels-op-een-rij. Het oppervlaktewater dat wordt gedempt moet 100% worden gecompenseerd. Oppervlaktewater dat vanwege de infrastructurele aanpassingen niet meer in open verbinding staat met het watersysteem van het desbetreffende peilvak, kan niet worden gerekend als waterberging.

Zoals hiervoor in Hoofdstuk 5 aangegeven, geldt wat betreft genoemde opmerkingen dat de inrichting van het gebied nabij de entree van Archeon/Groene Vinger nog niet definitief vast ligt. Hierover zal nog verder overleg plaatsvinden met betrokken, waaronder het Hoogheemraadschap. Met de gemaakte opmerkingen wordt dan rekening gehouden.