Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Euromarkt, Alphen aan den Rijn |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.Aeuromarkt-ON01 |
Gemeente Alphen aan den Rijn staat voor de opdracht om de grote vraag naar woningen zo veel mogelijk binnenstedelijk op te lossen. Op de locatie Euromarkt, een strategisch gelegen gebied nabij het station in de wijk Kerk en Zanen, is in de huidige situatie bedrijvigheid en (perifere) detailhandel gevestigd. Op initiatief van de vastgoedeigenaren in het gebied is een visie (volumestudie) ontwikkeld, dat een belangrijk deel van de huidige functies combineert met substantiële woningaantallen.
In juli 2021heeft het college een intentieovereenkomst ondertekend met de vier vastgoedeigenaren binnen het Euromarkt gebied, met de ambitie om de huidige bedrijvigheid te combineren met een aanzienlijke toename van woningen. Het college heeft in februari 2023 besloten de volumestudie vast te stellen en in maart 2023 is een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee de basis voor samenwerking en financiële afspraken is gelegd.
In de zomer van 2023 heeft de gemeente zich aangemeld voor de pilot van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) om het planproces van de woningbouw te versnellen. Alphen aan den Rijn is geselecteerd als één van de vier pilotprojecten uit 53 aanmeldingen.
De herontwikkeling van de Euromarkt omvat de integratie van bestaande functies met de bouw van maximaal 700 woningen (waarvan circa 150 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen. Van deze 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen is maximaal 3.250 m2 bestemd voor (twee) supermarkten en het overige oppervlak is bedoeld voor commerciële dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Dit sluit aan bij de bredere doelstellingen van de gemeente om het woningaanbod binnen de bebouwde kom uit te breiden en te diversifiëren. Daarnaast wordt de bestaande GAMMA bouwmarkt (die nu gevestigd is op de Euromarkt) verplaatst naar een locatie op de hoek van de Albert Einsteinweg en Antonie van Leeuwenhoekweg, op het bedrijventerrein Molenwetering dat hemelsbreed op een afstand van circa 600 meter vanaf de huidige locatie is gelegen.
Ten behoeve van de herontwikkeling van de Euromarkt is op 30 mei 2024 een Nota van Uitgangspunten door de gemeenteraad vastgesteld. Omdat de ontwikkeling in strijd is met het geldende omgevingsplan van gemeente Alphen aan den Rijn, dient een planologische procedure doorlopen te worden. De planologische procedure wordt doorlopen door een nieuw TAM-omgevingsplan op te stellen. Onderhavig TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Euromarkt, Alphen aan den Rijn betreft het nieuwe planologisch kader, dat de herontwikkeling van de Euromarkt en verplaatsing van de GAMMA bouwmarkt mogelijk maakt. Daarmee is dit TAM-omgevingsplan een planologisch-juridische vertaling van de uitgangspunten uit de op 30 mei 2024 vastgestelde Nota van Uitgangspunten voor de Euromarkt.
Dit TAM-omgevingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie gegeven. Aansluitend daarop worden de geldende kaders voor het plangebied verwoord en de visie/doelen voor het gebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de ontwikkeling getoetst aan het Rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten, zodat beoordeeld kan worden of sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In hoofdstuk 5 wordt de systematiek van dit TAM-omgevingsplan toegelicht en in de hoofdstukken 6 en 7 wordt in gegaan op respectievelijk de economische haalbaarheid en de maatschappelijke belangenafweging (o.m. participatie).
Het plangebied bestaat uit twee los van elkaar liggende delen, te weten het Euromarkt gebied en de locatie waar de te verplaatsen GAMMA bouwmarkt zich zal vestigen aan de A.Einsteinweg 27.
Euromarkt
Het plangebied bevindt zich in de wijk Kerk en Zanen, in de buurt van Europaplein en wordt globaal afgebakend door woningbouw aan de westzijde, het Weteringpad aan de noordzijde, gebouw Da Vinci en Euromarkt aan de oostzijde en Europalaan aan de zuidzijde. Opgemerkt wordt dat in aanvulling op de figuren 2.1 en 2.2, het plangebied van de Euromarkt is uitgebreid met de weg 'Zuidland', die om het bestaande Da Vinci-complex heen loopt.
GAMMA locatie
Dit plangebied bevindt zich op het bedrijventerein Molenwetering, op de hoek van de Albert Einsteinweg en Antonie van Leeuwenhoekweg. De locatie wordt omringd door diverse bedrijven en een sportschool.
Figuur 2.1: Overzicht plangebied: GAMMA locatie links, Euromarkt rechts
Figuur 2.2: Plangebied waar de te verplaatsen GAMMA zich zal vestigen
Figuur 2.3: Plangebied Euromarkt
Euromarkt
De locatie bevindt zich naast de stedelijke assen, de Laan der Continenten en Europalaan, die zowel grote wegen als spoorverbindingen omvatten. Dichtbij bevindt zich een belangrijk knooppunt (plekken waar routes elkaar kruisen en die vaak een specifiek bezoekmotief hebben, bijvoorbeeld infrastructurele kruispunten en/of overstappunten van transport) en het station Alphen a/d Rijn, dat op ongeveer 10 minuten loopafstand ligt. Bovendien kan het centrum van Alphen aan den Rijn binnen 12 minuten te voet bereikt worden.
De omgeving van het plangebied bestaat uit stedelijk gebied met hoogbouw, rijtjeshuizen en bedrijventerreinen. Rondom het plangebied bevinden zich enkele groene zomen. Twee woontorens, één ten zuiden en één ten zuidoosten, staan in direct contact met opstallen binnen het plangebied. Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich de spoorverbinding tussen Utrecht en Leiden (via station Alphen a/d Rijn te bereiken). Wat verder ten oosten (en noorden) loopt de Oude Rijn. Daarnaast bevinden zich diverse wegen, straten en andere infrastructuur rondom het plangebied.
Het plangebied omvat een bedrijven- en perifere detailhandelslocatie en bestaat uit een groot centraal parkeerterrein waar omheen diverse winkel- en bedrijfspanden gevestigd zijn (zie hiervoor ook figuur 2.4). Het parkeerterrein is geheel versteend, op enkele open boomspiegels met daarin kleine platanen na. Aan de achterzijde van de bouwmarkt en wasstraat, langs de noordwestelijke grens van het plangebied, bevindt zich een hondenlosloopgebied langs een sloot met een dunne rietkraag en een groenzoom.
Figuur 2.4: Euromarkt met diverse functies en gebouwen (bron: IDDS, 2024)
GAMMA locatie
Het plangebied bestaat op dit moment uit een rommelig, grotendeels braakliggend perceel waarop een omheinde stalling van bouwmateriaal en enkele bouwketen aanwezig zijn. Dit plangebied was voorheen volledig bebouwd, deze bebouwing is inmiddels gesloopt. Het perceel is sterk verruigd en deels open en zandig. Hier en daar ligt gedumpt grofvuil in de vorm van spoelen en autobanden en dergelijke.
Figuur 2.5: Foto plangebied (bron: IDDS, 2024)
De voorgenomen herontwikkeling transformeert een gebied, voorheen bestemd voor bedrijven en perifere detailhandelsvestigingen (PDV), in een nieuwe wijk met maximaal 700 woningen (waarvan circa 150 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen. Van deze 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen is maximaal 3.250 m2 bestemd voor supermarkten en het overige oppervlak is bedoeld voor terugkerende voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, commerciële dienstverlening en horecavoorzieningen. Overige detailhandel naast de supermarkten is uitgesloten.
De bestaande bebouwing binnen het plangebied wordt (gefaseerd) gesloopt en het gebied wordt ontwikkeld met diverse woontorens met (commerciële) voorzieningen, appartementen en voetgangersgebieden. Ook de openbare ruimte wordt volledig vernieuwd. In de navolgende paragrafen wordt nader in gegaan op het functioneel en ruimtelijk programma.
Het functionele programma is onder te verdelen in een programma voor woningen en een programma voor de niet-woonfuncties. Hieronder worden beide programma's van een nadere toelichting voorzien.
Programma wonen
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 700 woningen. Deze woningen zijn onderverdeeld in diverse categorieën c.q. sectoren.
De verdeling in 25% sociale (huur)woningen, 35% middeldure (huur- en koop)woningen en 40% vrije sectorwoningen volgt uit de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de anterieure overeenkomst voor de Euromarkt. De beoogde woningen voor het Young Talent Center Alphen (YCTA) vallen hierbij in het sociale segment. De afspraken uit de anterieure overeenkomst wijken voor wat betreft het aandeel sociale (huur)woningen af van de Woonvisie (en het addendum van 24 november 2022). De afspraken uit de anterieure overeenkomst zijn echter ook provinciaal afgestemd en goedgekeurd en derhalve gelden de afspraken uit de anterieure overeenkomst als ondergrens. Een en ander is weergegeven in tabel 2.1.
Tabel 2.1: normen diverse woningsegmenten conform woonvisie en de anterieure overeenkomst voor Euromarkt (bron: Nota van Uitgangspunten Euromarkt)
Door de beoogde diversiteit in het woningaanbod, zijn de woningen geschikt voor diverse doelgroepen:
Programma commercieel
In de huidige situatie wordt de Euromarkt gekenmerkt als bedrijventerrein en locatie voor perifere detailhandel. De Euromarkt is momenteel dan ook in de gemeentelijke Detailhandelsvisie 2016 - 2025 (Gemeente Alphen aan den Rijn, 2016) en de provinciale detailhandelsnota opgenomen als locatie voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV). Dit houdt in dat hier detailhandelsbedrijven gericht op de verkoop van volumineuze goederen rond de thema's 'doe-het-zelf' en wonen zich mogen vestigen.
De herontwikkeling van de Euromarkt loopt gelijk met de ontwikkeling van een nieuwe gemeentelijke detailhandelsvisie. Daarbij wordt ook gekeken naar de toekomst van de Euromarkt, die samenhangt met de algehele hernieuwde beleidsvisie op (perifere) detailhandel en supermarkten. Hieruit volgt dat binnen de gemeente geen (schuif)ruimte is om een nieuwe PDV-locatie aan te wijzen. De huidige winkels moeten daarmee in beginsel in het gebied terug kunnen komen. Inmiddels zijn hierover door de vastgoedeigenaren afspraken gemaakt met de betreffende huurders. In het kader van de ontwikkeling wordt de GAMMA bouwmarkt verplaatst naar een locatie buiten het plangebied. Zowel privaat- als publiekrechtelijk dient vestiging van een andere bouwmarkt onmogelijk gemaakt worden. Dit TAM-omgevingsplan voorziet hierin.
Versterking van het boodschappenaanbod in de wijk Kerk en Zanen is vanuit diversiteit en kwaliteit en vanuit het algemeen belang van de inwoners gewenst. Deze versterking is alleen niet ruimtelijk inpasbaar in het nabijgelegen Winkelcentrum Atlas of elders in de wijk. Met de herontwikkeling van de Euromarkt liggen er ruimtelijke kansen om deze versterking te faciliteren. Er dient rekening gehouden te worden met de korte afstand tot - en daarmee de eventuele effecten op - Winkelcentrum Atlas. Door een goede verbinding tussen Winkelcentrum Atlas en de Euromarkt (bijvoorbeeld door logische loop- en fietsroutes) kan combinatiebezoek plaatsvinden.
Anterieur is afgesproken dat het plan voor herontwikkeling van de Euromarkt maximaal 5.250 m2 bruto vloeroppervlak aan niet-woonfuncties kan bevatten, waarvan maximaal 3.250 m2 kan worden ingevuld door supermarkten. Daarmee is het realiseren van een tweede supermarkt in het gebied mogelijk. Het overige oppervlak niet-wonen zal onderdak bieden aan terugkerende voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en daghoreca. Randvoorwaarde is dat de te vestigen commerciële functies niet mogen concurreren met die in het stadshart en Winkelcentrum Atlas en dat de vestiging van detailhandel is uitgesloten.
Totaal programma aan niet-woonfuncties:
Voorgaande is als volgt vertaald in de regels van dit TAM-omgevingsplan. Totaal 5.250 m2 bvo:
Binnen het plangebied zijn in totaal 2 supermarkten toegestaan met een gezamenlijk bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van 3.250 m2. Daarnaast is er nog ruimte voor 2.000 m2 aan overige voorzieningen. Dit mag ingevuld worden met maatschappelijke voorzieningen (o.a. gezondheidscentrum, fysiopraktijk en apotheek.) én door de functies dienstverlening en lichte bedrijvigheid tot en met milieucategorie 1 waarbij geldt dat deze functies in totaal 500 m2 aan b.v.o. mogen bedragen. In totaal mogen deze functies (inclusief maatschappelijk) niet meer dan 2.000 m2 bedragen.
Nota van Uitgangspunten
Zoals in Hoofdstuk 1 van deze motivering reeds is vermeld, is ten behoeve van de beoogde herontwikkeling van de Euromarkt een Nota van Uitgangspunten door de gemeenteraad vastgesteld. In deze Nota van Uitgangspunten zijn een aantal ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten geformuleerd. Deze worden hieronder kort nader toegelicht.
De ruimtelijke uitgangspunten luiden als volgt:
De hiervoor beschreven uitgangspunten zijn uitgewerkt in stedenbouwkundige randvoorwaarden. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn op hun beurt samengevat in een stedenbouwkundige randvoorwaardenkaart (zie hiervoor figuur 2.6).
Figuur 2.6 Stedenbouwkundige randvoorwaardenkaart (bron: Nota van Uitgangspunten Euromarkt)
De randvoorwaarden uit de stedenbouwkundige randvoorwaardenkaart zijn vertaald in de regels en verbeelding van dit TAM-omgevingsplan.
Stedenbouw
Het plan kenmerkt zich door een duidelijke samenhang tussen de bouwblokken met een helder stratenpatroon. De bouwblokken zijn voorzien van gestapelde en grond ontsloten woningen, commerciële functies en maatschappelijke voorzieningen. De bouwblokken houden rekening met het nieuwe woongebouw Noorderkeerkring en sluiten aan op de bestaande gebouwen Da Vinci, Euromarkt en Tauro.
Het plan bestaat uit vier kwadranten, A tot en met D, waarbij blok A het meest noordelijke blok is. Vervolgens zijn de blokken kloksgewijs geletterd. Daartussen en daaromheen bevinden zich de openbare gebieden I tot en met IV. Dit is weergegeven op figuur 2.7.
Bouwblokken
Blok A vormt samen met het bestaande Da Vinci complex één bouwblok. Het ligt aan de ene zijde tegen het commerciële parkeergebied en grenst aan de andere zijde aan de Molenwetering. Blok B vormt een bouwblok samen met de bestaande bebouwing van het Euromarkt gebouw. Dit blok neemt een bijzondere positie in doordat het als enige blok aan de ontsluitingswegen rondom het plangebied ligt. Blok C vormt samen met het bestaande Tauro-complex één bouwblok en ligt met zijn rug hier naartoe. Het grenst voornamelijk aan rustig binnengebied. Blok D ligt volledig vrij van de omliggende bebouwing en ligt tussen het rustige binnengebied aan de ene kant en de parkachtige omgeving van de Molenwetering aan de andere kant.
Openbare ruimte
Figuur 2.7 Vier kwadranten met bouwblokken incl. openbare ruimte (bron: de Architekten Cie)
Openbaar gebied I is een rustige leefstraat tussen de nieuwe bouwblokken in. Deze is volledig autovrij en biedt naast ruimte voor fietsers en voetgangers ook verblijfsruimte. Bij openbaar gebied II sluit het plangebied aan op de Molenwetering. III omvat de twee straten die uit de Europalaan het gebied ontsluiten, met voorzijde aan de Molenwetering. Deze straten bieden ruimte voor (langzaam) verkeer en beperkt parkeren op straat, maar brengen ook groen vanuit het park naar binnen. Openbaar gebied IV is het boom- en parkeerplein, hier dient voldoende groen toegepast te worden.
Figuur 2.8 Impressie inrichting openbaar gebied I (bron: de Architekten Cie)
De bouwblokken en straten daartussen vormen samen het plan voor de Euromarkt. De bestaande stedelijke bebouwing in de rand gaat over in het nieuwe woongebied. Aan de andere zijde grenst de parkachtige omgeving van de Molenwetering aan het nieuwe woongebied.
Alphense laag
De bouwblokken bestaan uit een Alphense bouwlaag met vier à vijf bouwlagen die aansluiten bij de menselijke maat en de schaal van Alphen aan den Rijn. Elk woonblok heeft ieder tot drie hoogteaccenten van maximaal zes, acht en elf bouwlagen. Voor één bouwblok wordt een hogere bouwhoogte van 17 lagen voorgesteld. De hoogteaccenten krijgen op de Alphense bouwlaag - vanaf de 4e of 5e verdieping - een setback. Aan de Molenwetering en aan de Europalaan mogen de hoogteaccenten in de rooilijn van de Alphense laag staan.
Gevarieerde stedelijke buitenrand, rustig binnengebied en overgang naar het park
De bebouwing in de rand is bestaand. Deze bebouwing heeft een stedelijk karakter, vaak met commerciële functies in de plint en een grote mate van variatie tussen de individuele bouwblokken. Daarachter bevindt zich een rustig binnengebied, waar de nieuwbouw gerealiseerd wordt. Deze heeft verschillende oppervlaktes en bouwhoogten waardoor er een grote variatie aan volumes binnen het gebied ontstaat.
Tussen het rustig binnengebied bevinden zich de straten met verschillende karakters. Groen, leefkwaliteit, commercieel programma en parkeren hebben hier elk hun plek. Het groen van de binnenstraten loopt over naar de Molenwetering, waar de nieuwbouw van de Euromarkt nadrukkelijk op aansluit.
Figuur 2.9 Beoogde bouwlagen nieuwbouw (bron: de Architekten Cie)
Verbinding Molenwetering
De groene inrichting van de Molenwetering wordt in het plangebied doorgetrokken, waardoor er een ruimtelijke samenhang ontstaat tussen de twee gebieden. Deze integratie zorgt voor een soepele ruimtelijke overgang en versterkt de ruimtelijke verbinding tussen het park en de ontwikkeling.
Een fietsbrug verbindt fietsers en voetgangers met de (hoofd)fietsroute Molenwetering. Nieuwe struinpaden verbeteren de wandelmogelijkheden en bevordert het maken van ommetjes.
Het opnemen van natuurlijke speelvoorzieningen in de Molenwetering is belangrijk voor de jonge generatie, omdat het hen spelenderwijs in contact brengt met de buitenlucht en groene elementen. Dit zorgt voor een programmatische binding tussen de Molenwetering en de Euromarkt.
Het groen van de binnenstraten loopt over naar de Molenwetering, waar de nieuwbouw van de Euromarkt nadrukkelijk op aansluit. Deze parkachtige omgeving biedt de kans om groen in het gebied te beleven. De architectuur is stedelijk en het gaat uit van rustige tonen die goed aansluiten bij het karakter van een park. Samen vormen de blokken van het plangebied één ensemble aan de Molenwetering, waar doorheen een verbinding gelegd wordt met het achterliggende commerciële en stedelijke gebied. De beeldbepalende hoogteaccenten boven de middenhoogbouw verbijzonderen dit woongebied en zijn met name aan de noordzijde aanwezig langs de Molenwetering, waardoor een herkenbaar silhouette aan het park ontstaat.
Beeldkwaliteitsplan
Voor de uitwerking van voorliggend plan, en dan met name het Euromarkt deel, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie bijlage 1. Dit beeldkwaliteitsplan is een belangrijk onderdeel van de kwaliteitssturing en -borging om de ontwikkeling van de Euromarkt gecoördineerd te laten plaatsvinden. De omvang van het plan is te klein om een volledig Masterplan en/of Stedenbouwkundig plan te maken. Het is echter wel van een omvang dat een gefaseerde uitvoering voor de hand ligt. Tevens is de reeds bestaande stedelijke rand blijvend divers. Zowel in de architectuur, maar zeker ook in de samenhang, hiërarchie en uitvoering van het openbaar gebied is er in de overleggen tussen gemeente en initiatiefnemers geconcludeerd dat eenheid in het kerngebied van de nieuwbouw essentieel is. Er is daarom gekozen om dit in een gezamenlijk op te stellen beeldkwaliteitsplan te organiseren. In dit beeldkwaliteitsplan worden ambities en regels gesteld ten aanzien van de bebouwde en onbebouwde ruimte en de toe te passen architectuur. Het beeldkwaliteitsplan wordt tegelijkertijd met voorliggend TAM-omgevingsplan vastgesteld en zal dan onderdeel uitmaken van de Welstandsnota.
Openbare ruimte, verkeer en parkeren
Het ensemble wordt voornamelijk ontsloten via de Europalaan en de Laan der Continenten en verdeeld door de drie centrale assen. Voor de openbare ruimte vormen de straten rondom de bouwblokken en de parkeerzone bij de supermarkt(en) een belangrijke drager in het plan. Ze worden zoveel mogelijk ingericht als een groene straat of een groen plein, waarbij de twee lanen in noord-zuid assen rekening houden met zichtlijnen richting de Molenwetering. Het bezoekersparkeren voor het woonprogramma wordt voor het overgrote deel uit het zicht onttrokken door gebouwde parkeervoorzieningen. Een deel van het bezoekersparkeren op straat is alleen mogelijk aan één zijde van de twee lanen en de rondgang bij de supermarkten. In de leefstraat is ruimte gecreëerd voor een speelvoorziening. Langs de Molenwetering is ruimte voor een shared space waarbij de auto meer te gast is en ruimte is voor groen en daarmee de verbinding maakt met het tegenoverliggende park.
Binnen het plangebied op de hoek van de Albert Einsteinweg en Antonie van Leeuwenhoekweg op het bedrijventerrein Molenwetering wordt een bouwmarkt toegestaan met een maximaal bruto vloeroppervlak van 4.000 m2. De huidige bestemming 'Bedrijf' blijft bestaan en hier wordt middels voorliggend TAM-omgevingsplan de mogelijkheid om een bouwmarkt te realiseren aan toegevoegd.
De bouwhoogte van de te realiseren bouwmarkt betreft circa 7,5 meter en blijft daarmee binnen de nu al toegestane bouwhoogte van 20 meter. Een deel van het plangebied blijft onbebouwd ten behoeve van het te realiseren parkeerterrein dat plaats biedt aan 100 auto's. Daarnaast wordt een opstelplaats voor circa 20 fietsen gerealiseerd.
Fguur 2.10 Impressie vogelvlucht nieuwe bouwmarkt
Figuur 2.11 Situatieschets nieuwe bouwmarkt
Ter plaatse van het plangebied geldt het "Omgevingsplan gemeente Alphen aan den Rijn" (identificatie: /akn/nl/act/gm0484/2020/omgevingsplan), zoals gepubliceerd op 22 mei 2023 (in werking vanaf 1 januari 2024). Het plangebied valt onder het tijdelijk deel van het omgevingsplan, aangezien de voormalige bestemmingsplannen nog niet zijn omgezet naar het definitief omgevingsplan. In deze paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
Euromarkt
Ter plaatse van het plangebied dat toeziet op de herontwikkeling van de Euromarkt zijn momenteel de volgende (voormalige) bestemmingsplannen van kracht, alsmede een aantal voorbereidingsbesluiten:
De beoogde herontwikkeling van de Euromarkt, bestaande uit de transformatie van het gebied naar een nieuwe wijk met maximaal 700 woningen (waarvan circa 150 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.000 m2 aan (commerciële) voorzieningen, is in strijd met het geldende bestemmingsplan "Alphen Stad". Op basis van dit bestemmingsplan kent de locatie namelijk de bestemming 'Gemengd', waarin onder meer de functie wonen is uitgesloten. Ook binnen de geldende bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is de functie wonen niet toegestaan. De weg Zuidland wordt daarnaast met circa 30 cm verbreed en valt daarmee binnen de bestemming Groen en is daarmee strijdig. Daarnaast bedraagt de maximale bouwhoogte respectievelijk 10 en 16 meter, waardoor ook het beoogde bouwvolume (variërend van 33 tot 51 à 53 meter) in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
Voor de overige geldende bestemmingsplannen geldt dat de voorgenomen ontwikkeling bestaande uit de realisatie van maximaal 700 woningen (waarvan circa 150 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.000 m2 aan (commerciële) voorzieningen, hier niet mee in strijd is. In dit TAM-omgevingsplan wordt immers een eigen regeling opgenomen met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeerplaatsen (conform het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren"), de bescherming van archeologische waarden (conform het bestemmingsplan "Parapluplan Archeologie") en de bescherming van eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden (conform het bestemmingsplan "Cultuurhistorie"). Daarnaast is van de ligging in de geluidszone, zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Geluidszone Industrieterrein Oude Rijn", geen sprake.
Voor het voorbereidingsbesluit geldt dat hiermee, voor zover aan de orde, in de te doorlopen planologische procedure rekening wordt gehouden.
GAMMA locatie
Voor de GAMMA-locatie gelden in basis dezelfde bestemmingsplannen als voor de locatie Euromarkt (zoals hierboven beschreven). Het enige verschil is dat ter plaatse van de GAMMA locatie niet het bestemmingsplan "Alphen Stad" van kracht is, maar het bestemmingsplan "Molenwetering 2013". Op basis van het bestemmingsplan "Molenwetering 2013", dat op 28 november 2013 is vastgesteld door de raad van gemeente Alphen a/d Rijn, kent de GAMMA locatie de volgende bestemmingen en aanduidingen:
Conform de gebruiksregels behorende bij de bestemming 'Bedrijf' is detailhandel, waaronder de vestiging van volumineuze detailhandel zoals een bouwmarkt, niet toegestaan. Derhalve is de voorgenomen verplaatsing van de GAMMA (van de Euromarkt naar de Molenwetering) niet toegestaan op basis van het geldende planologische regime.
Om zowel de transformatie van de Euromarkt als de verplaatsing van de GAMMA mogelijk te maken, is dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Euromarkt, Alphen aan den Rijn opgesteld.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en beschrijft op nationaal niveau een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving. De NOVI beschrijft de manier waarop men op rijksniveau wil werken aan de volgende 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, duurzaam economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio's en als laatste toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Als uitgangspunt geldt dat Nederland mooier en sterker wordt gemaakt door voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is daarbij een kernbegrip en omvat zowel ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit.
In de NOVI wordt uitgegaan van een integrale aanpak tussen overheden en maatschappelijke organisaties met meer regie vanuit het Rijk. In de NOVI geeft het Rijk de kaders en de richting aan voor zowel nationale als decentrale keuzes. Bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving zowel boven- als ondergronds voorop. De NOVI onderscheidt daarbij 3 afwegingsprincipes: 1) combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, 2) kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en 3) afwentelen wordt voorkomen. De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, die waar nodig jaarlijks wordt geactualiseerd, en waarin is aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. Tevens staat hierin een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op verschillende beleidsterreinen.
Met het oog op de klimaatbestendigheid van Nederland moeten functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving meer worden afgesteld op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Ook dient de infrastructuur voor energie beter te worden afgestemd op de toename van transport en opslag van duurzame energie. Daarnaast is er een opgave voor het realiseren van bronnen van duurzame energie. In de NOVI worden richtingen meegegeven die bij de inpassing van energie-infrastructuur aandacht vragen met het oog op de kwaliteit van de leefomgeving.
Om te voorzien in de grote actuele woonbehoefte is een pakket aan maatregelen voorgesteld; ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden dienen daarbij hun groene karakter te behouden. Tegelijkertijd moet het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad worden verbeterd.
Relatie tot de ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op het herontwikkelen van een binnenstedelijke bedrijfslocatie naar een nieuwe wijk met maximaal 700 woningen (waarvan circa 150 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen. Ten behoeve van deze transformatie wordt de bestaande GAMMA bouwmarkt, verplaatst naar de Molenwetering (ook een onderdeel van dit TAM-omgevingsplan). In basis is dit aan te merken als een ontwikkeling, waarvoor het beleid door het Rijk wordt overgelaten aan de provincie en gemeente. De ontwikkeling vindt echter wel in lijn plaats met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie zoals benoemd in de NOVI: ontwikkelen in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Zie hiervoor ook paragraaf 3.1.2 (voor de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking) en paragraaf 4.17 (voor de toelichting op klimaat, duurzaamheid en natuurinclusief bouwen).
Een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Het Rijk heeft de instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgenomen. Behalve het Rijk stelt ook de provincie Zuid-Holland instructieregels in de Omgevingsverordening (zie ook paragraaf 3.2.2 van deze motivering).
Relatie tot de ontwikkeling
In hoofdstuk 5 van het Bkl staan de instructieregels voor omgevingsplannen per onderwerp. Afdeling 5.1 stelt instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De toets aan deze instructieregels vindt plaats in Hoofdstuk 4 van deze motivering. Daar waar aan de orde, zijn de instructieregels vertaald in de regels van dit TAM-omgevingsplan.
Afdeling 5.2 bevat instructieregels over de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving. Deze instructieregels gaan over:
Onderhavig TAM-omgevingsplan ziet niet toe op de hoofdspoorweginfrastructuur, de infrastructuur van rijkswegen of op lokale spoorwegen binnen vervoerregio's. Zodoende kan een nadere toetsing aan deze instructieregels achterwege blijven.
Voor de instructieregel met betrekking tot het lozen van industrieel afvalwater in het openbaar vuilwaterriool geldt dat artikel 5.165 Bkl het volgende bepaalt: "Als industrieel afvalwater dat niet afkomstig is van een milieubelastende activiteit die in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving is aangewezen, wordt geloosd op het openbaar vuilwaterriool, laat een omgevingsplan die lozing alleen toe, als wordt voldaan aan de eisen van bijlage I, afdeling C, bij de richtlijn stedelijk afvalwater." Dit TAM-omgevingsplan voorziet niet in een milieubelastende activiteit zoals opgenomen in hoofdstuk 3 Bal.
Het plangebied van dit TAM-omgevingsplan is daarnaast niet gelegen in de bebouwingscontouren jacht en houtkap: deze zijn derhalve niet overgenomen in dit TAM-omgevingsplan en toetsing aan deze instructieregels kan achterwege kan blijven.
Afdeling 5.3 bevat regels over ontheffing van instructieregels voor het omgevingsplan. Deze hoeven niet te worden aangewend ten behoeve van de ontwikkeling die dit TAM-omgevingsplan mogelijk maakt.
Tot slot geldt dat het plangebied op basis van het Bkl gelegen is binnen de gebiedsaanwijzing 'Gebieden waar windturbines het radarbeeld kunnen verstoren'. Onderhavig TAM-omgevingsplan staat de realisatie van windturbines niet toe. Zodoende is geen sprake van strijd met de regels behorende bij deze gebiedsaanwijzing. Ook is het plangebied gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Uitsluitingsgebieden hyperscale datacentra'. Onderhavig TAM-omgevingsplan staat eveneens de realisatie van een hyperscale datacentrum niet toe. Zodoende is geen sprake van strijd met de regels behorende bij deze gebiedsaanwijzing.
De Omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie Zuid-Holland. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening en het Omgevingsprogramma het provinciale Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het Omgevingsbeleid beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke regels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert.
Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor zeven vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon. De ambities beschrijven waar Zuid-Holland naartoe wil en luiden als volgt:
De zeven ambities zijn geconcretiseerd in beleidsdoelen. De beleidsdoelen omschrijven aan welke maatschappelijke opgaves de provincie Zuid-Holland werkt. Deze opgaven worden geconfronteerd met concrete omstandigheden en doelen van maatschappelijke partners. In de uitkomst van deze confrontatie komen knelpunten naar voren en ontstaan er kansen om de opgaven verder te brengen.
Ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit
De provincie heeft, samen met andere overheden, een zorgtaak voor de kwaliteit van de leefomgeving. Daartoe behoort ook het sturen op ruimtelijke ontwikkelingen: ‘de juiste ontwikkeling op de juiste plek’. De provincie stuurt daarop vanuit haar provinciale belangen en heeft daarnaast een regisserende verantwoordelijkheid op het bovenlokale en gemeentelijke niveau. In de Omgevingswet is hiervoor ‘de gebiedsgerichte coördinatie van de uitvoering van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen’ opgenomen als provinciale taak. Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de juiste plek, zijn ze mogelijk onder voorwaarde dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft of versterkt wordt. Ruimtelijke kwaliteit is de optelsom van toekomstwaarden, gebruikswaarden en belevingswaarden. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook toekomstvast (duurzaam houdbaar of bewust tijdelijk) en aantrekkelijk. Ruimtelijke kwaliteit omvat niet alleen de waarden die objecten en gebieden hebben, maar ook de potentie om waarden tot ontwikkeling te brengen. Het zijn waarden die te maken hebben met eigenheid, identiteit, herkenbaarheid, leefbaarheid, bruikbaarheid en continuïteit. Om te bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang in relatie tot de gebiedsidentiteit. Gebiedsidentiteit is de aard of karakteristiek van een gebied dat is ontstaan in de loop der jaren. In die tijd zijn gemeenschappelijke kernwaarden in het gebied ontstaan die gekoppeld zijn aan gebruik en de verschijningsvorm. De gebiedsidentiteit van een plek is verbonden met de mensen die er wonen, werken en er zich thuis voelen. Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen verbonden worden met bestaande gebiedskenmerken. Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Daarbij hanteert de provincie met het oog op de wisselwerking tussen gebiedskwaliteiten en ontwikkelingen de volgende uitgangspunten: 1. De aard en schaal van een gebied bepalen of een ontwikkeling in meer of mindere mate passend is. In een agrarisch gebied passen stedelijke functies als woonwijken of bedrijventerreinen niet bij de aard en zijn daarmee gebiedsvreemd. De schaal van een gebied (‘korrelgrootte’) bepaalt of een ontwikkeling al dan niet past bij die schaal. Het ‘laadvermogen’ van een coulisselandschap is immers anders dan dat van een open veenweidepolder. 2. Een ontwikkeling die past bij de schaal en aard van een gebied heeft in beginsel weinig ruimtelijke impact op gebiedskwaliteiten en vraagt daarom weinig tot geen provinciale betrokkenheid. 3. Hoe meer een ontwikkeling afwijkt van de aard en schaal van een gebied, des te groter is in beginsel de ruimtelijke impact van nieuwe ontwikkelingen en des te eerder raken ze provinciale doelen of belangen. Dit geldt eveneens naarmate de kwaliteit van een gebied bijzonderder of kwetsbaarder is. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie. Bij inpassen gaat het om een ontwikkeling die sterk aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap, dorp of stad. De impact op het gebied is klein. Een aanpassing betreft een wijziging in de structuur van een gebied die aansluit bij de huidige gebiedsidentiteit. De impact op het gebied is groter. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat een nieuwe gebiedsidentiteit ontstaat. De impact van dit type ontwikkeling op een gebied is enorm. Bij transformatie is het dan ook belangrijk om goed vorm te geven aan de ontwikkeling van een nieuwe ruimtelijke kwaliteit, met vaak ook een nieuwe identiteit. |
Relatie tot de ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling sluit aan bij ambitie 6 van de provincie Zuid-Holland: sterke steden en dorpen in Zuid-Holland. Zuid-Holland wil een aantrekkelijke, duurzame, concurrerende toonaangevende provincie zijn, waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren in een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving. De voorgenomen herontwikkeling transformeert een gebied, voorheen bestemd voor bedrijven en perifere detailhandelsvestigingen (PDV), in een nieuwe wijk met maximaal 700 woningen (waarvan circa 140 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.000 m2 aan (commerciële) voorzieningen. Van deze 5.000 m2 aan (commerciële) voorzieningen is maximaal 3.000 m2 bestemd voor supermarkten en het overige oppervlak is bedoeld voor terugkerende voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening.
Om te kunnen beoordelen of de voorgenomen ontwikkeling passend is conform de Omgevingsvisie is hieronder voor zowel de Euromarkt als de nieuwe GAMMA locatie, bepaald wat de ruimtelijke impact is in relatie tot de gebiedsidentiteit.
Het plangebied bevindt zich in de wijk Kerk en Zanen, in de buurt van het Europaplein en wordt globaal afgebakend door woningbouw aan de westzijde, het Weteringpad aan de noordzijde, het gebouw Da Vinci en de Euromarkt aan de oostzijde en de Europalaan aan de zuidzijde. In het afgelopen decennium heeft, met name door de ontwikkeling van het nabijgelegen stationsgebied, verdichting plaatsgevonden rondom de Euromarkt. Deze verdichting is met name ontstaan door diverse woningbouwontwikkelingen. Het plangebied biedt de mogelijkheid om het gebied, voorheen bestemd voor bedrijven en perifere detailhandelsvestigingen, te transformeren in een nieuwe wijk met woningen en (commerciële) voorzieningen. De bestaande GAMMA bouwmarkt wordt verplaatst naar het bedrijventerrein de Molenwetering. In zoverre is met de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied dus sprake van het type ontwikkeling 'transformatie', zoals beschreven in de Zuid-Hollandse Omgevingsvisie. In het plangebied van dit TAM-omgevingsplan wordt het karakter namelijk getransformeerd en daarmee wordt een nieuw "genius loci" (de geest van een plaats) gecreëerd: van een monotoon gebied naar een nieuw gebied met een bijzondere uitstraling. Hiertoe is in de gemeentelijke Nota van Uitgangspunten voor deze herontwikkeling (zie ook paragraaf 2.3 van deze motivering) een stedenbouwkundige randvoorwaardenkaart opgesteld. Deze randvoorwaardenkaart geeft programmatische en ruimtelijke spelregels waar aan moet worden voldaan bij het ontwikkelen van plannen. Specifiek voor de stedenbouwkundige structuur geldt het volgende. Er mogen maximaal vijf gesloten bouwblokken worden gesitueerd. Deze worden geordend door een centrale oost-west as en twee noord-zuid assen. De bouwblokken zijn voorzien van gestapelde en grond ontsloten woningen, commerciële functies en maatschappelijke voorzieningen. Zichtlijnen richting de Molenwatering maken het park leefbaar. Aan de noordzijde langs de Molenwetering en aan de zuidzijde langs de Europalaan is ruimte voor hogere bebouwing. De nieuw te realiseren bebouwing oriënteert zich sterk op de Molenwatering waardoor er een nieuw silhouet aan het park ontstaat. Een hoogte accent langs de Europalaan benadrukt de nieuwe entree voor dit woongebied.
Gelet op voorgaande wordt, conform de Omgevingsvisie, vormgegeven aan de ontwikkeling van een nieuwe ruimtelijke kwaliteit, ook een nieuwe identiteit. Provinciale belangen, op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, worden met deze transformatie dan ook niet negatief geraakt.
Voor de nieuwe GAMMA locatie geldt dat deze is gelegen op bedrijventerrein De Molenwetering. De nieuwe GAMMA zal zich op deze locatie voegen in de bestaande structuur en de bestaande bouwmogelijkheden worden gerespecteerd. Er is daarmee sprake van het type ontwikkeling 'inpassen'. Negatieve effecten op de provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, doen zich dan ook niet voor.
Geconcludeerd kan worden dat onderhavig TAM-omgevingsplan in lijn is met de ambities en richtlijnen uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland.
In de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (ZHOV)(opent in nieuw venster) zijn de regels over de fysieke leefomgeving van de provincie opgenomen. In de verordening staat aangegeven wat wel en niet is toegestaan: mag bijvoorbeeld op een bepaalde locatie een bedrijf worden uitgebreid of kan dat niet vanwege een grondwaterbeschermingsgebied. Ook staan er instructieregels in voor gemeentelijke omgevingsplannen en taken van waterschappen. De ZHOV is in werking vanaf 1 januari 2024.
Relatie tot de ontwikkeling
Er zijn diverse regels uit de Omgevingsverordening waar de voorgenomen ontwikkeling aan moet voldoen. Een samenvatting van deze regels met de relevante voorwaarden voor de voorgenomen ontwikkeling is onderstaand weergegeven.
In paragraaf 7.3.6.a van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zijn de regels ten aanzien van toekomstbestendig bouwen en ontwikkelen opgenomen. Deze paragraaf is van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Op grond van artikel 7.41a dient rekening te worden gehouden met de risico's van klimaatverandering, waaronder in ieder geval de te verwachten gevolgen van:
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico's van bodemdaling. Voor zover risico's zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico's. In artikel 7.41aa is opgenomen dat een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met 12 woningen of meer mogelijk maakt, daarbij de mogelijkheden en kansen voor toekomstbestendig bouwen betrekt. De volgende aspecten van toekomstbestendig bouwen worden blijkens het tweede lid van artikel 7.41aa betrokken:
In paragraaf 4.17 Duurzaamheid en klimaatadaptie van onderhavig plan wordt nader ingegaan op het aspect duurzaamheid, waarbij ook wordt in gegaan op de energiehuishouding van gebouwen, het versterken van de biodiversiteit en het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving. Voor wat betreft het in te zetten materieel tijdens de bouwfase geldt dat gewerkt wordt met elektrisch materieel of materieel met een stage klasse van IV of hoger (zie hiervoor ook de invoergegevens bij de Aerius-berekening, zoals opgenomen in 4.16 Natuur van deze motivering). In paragraaf 4.14 Water wordt ingegaan op de aspecten wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. Verder wordt in paragraaf 4.18 Gezondheid nader toegelicht op welke wijze binnen het plangebied een gezonde en veilige leefomgeving wordt gerealiseerd. Vooruitlopend op deze paragrafen kan geconcludeerd worden dat de artikelen 7.41a en 7.41aa niet aan vaststelling van onderhavig plan in de weg staan.
In paragraaf 7.3.7 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zijn de regels ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit opgenomen. De paragraaf is van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Onderhavig plangebied is niet aangewezen met een beschermingscategorie als bedoeld in artikel 7.42. Artikel 7.42 is derhalve niet van toepassing. In artikel 7.43, 43a en 43c wordt het soort ruimtelijke ontwikkeling onderscheiden en de wijze waarop per soort ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit dient te worden gewaarborgd. Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkelingen vindt daarom primair plaats binnen BSD. Het plan voor de Euromarkt voorziet in een transformatie, waarbij vorm wordt gegeven aan de ontwikkeling van een nieuwe ruimtelijke kwaliteit en identiteit. Voor de nieuwe GAMMA locatie geldt dat deze past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. Een en ander is reeds beoordeeld in paragraaf 3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland. Op basis van artikel 7.43c kan een omgevingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling van van de soort transformeren als de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. De stedenbouwkundige randvoorwaarden, zoals opgenomen in de gemeentelijke Nota van Uitgangspunten voor de Euromarkt, zijn geborgd in de verbeelding en regels van dit TAM-omgevingsplan. Daarnaast is een beeldkwaliteitsplan opgesteld teneinde de beoogde nieuwe ruimtelijke kwaliteit te borgen. Conform artikel 7.43d dient voorts de locatiekeuze gemotiveerd te worden. De keuze voor het toepassen van het type ontwikkeling 'transformatie' is gelegen in het feit dat de locatie zich enerzijds leent voor, met uitzondering van de perifere detailhandel, het terugbrengen van de bestaande functies in het plangebied en anderzijds leent voor het realiseren van woningbouw op een binnenstedelijke locatie. Deze binnenstedelijke locaties zijn in Alphen a/d Rijn schaars en gelet op de woningbouwontwikkelingen in de omgeving van het plangebied, is de locatie Euromarkt een logische keuze.
In paragraaf 7.3.8 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zijn de regels ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen opgenomen.
Op basis van artikel 7.44 dient een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voor wonen, bedrijventerreinen of kantoren mogelijk maakt rekening te houden met de op de behoefteramingen van Gedeputeerde Staten gebaseerde regionale afgestemde behoefte aan deze ontwikkeling. De regionaal afgestemde behoefte kan blijken uit de instemming met of vaststelling van regionale bestuurlijke afspraken door Gedeputeerde Staten of uit een door Gedeputeerde Staten openbaar gemaakt document. De regionale bestuurlijke afspraken bevatten een uitwerking van de in de provinciale Omgevingsvisie genoemde doelstellingen. De provincie heeft als doelstelling uitgesproken om tot 2030 bijna 250.000 woningen te bouwen en hiervan dient zo veel als mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden. Voor de kwantitatieve behoefte geldt verder dat in de 'Regionale Woonagenda Holland Rijnland' (2023) een totale regionale woningbehoefte is vastgesteld van 30.500 nieuwe woningen in de periode tot 2030. Specifiek voor de subregio Oost, waar Alphen a/d Rijn en daarmee het plangebied in is gelegen, gaat het om 9.500 - 11.000 woningen. Voor de kwalitatieve behoefte geldt dat specifiek voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst is gesloten, waarin is bepaald dat 25% van het totaal aantal te realiseren woningen in het sociale huursegment dienen te worden gerealiseerd, 20% in het middeldure segment (15% huur en 5% koop) en 15% in het betaalbare koopsegment. Op deze wijze wordt getracht te voorzien in de kwalitatieve behoefte aan woningen in de gemeente Alphen a/d Rijn. Voor de verplaatsing van de GAMMA geldt dat deze in oppervlak niet toeneemt. Op de huidige locatie wordt een dergelijke functie in dit TAM-omgevingsplan niet meer toegestaan en zodoende is dus ook geen sprake van de nieuwvestiging van een dergelijke detailhandelsfunctie. Nadere toetsing aan artikel 7.44 kan derhalve voor dit onderdeel achterwege blijven.
Op basis van artikel 7.45 dient een omgevingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de motivering in te gaan op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 4.2 van deze motivering vindt deze toets plaats.
Op basis van artikel 7.45b dient een omgevingsplan voor een stedelijke ontwikkeling met de functie wonen, rekening te houden met een zo hoog mogelijke woningdichtheid en dient het plan bij te dragen aan een goede woon- en leefomgeving. Hierbij dienen ook de mogelijkheden voor gevarieerde woningtypen betrokken te worden. Zoals hiervoor reeds is toegelicht, wordt een divers aanbod aan woningtypes gerealiseerd. Met het voorgenomen programma wordt geborgd dat voldoende bereikbare woningen worden gerealiseerd, waarbij ook aandacht is voor starters, senioren en bijzondere doelgroepen. De beoogde doelgroepen zijn in paragraaf 2.3.1 van deze motivering reeds uitgebreid aan bod gekomen. Naast het gevarieerde aanbod, is ook gezocht naar een maximaal programma aan woningen voor wat betreft het aantal woningen. Op de locatie is ruimte voor maximaal 700 woningen (waarvan circa 150 woningen c.q. kamers ten behoeve van het Young Talent Centre Alphen) en maximaal 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen. Het realiseren van een gezonde fysieke leefomgeving staat bij de voorgenomen ontwikkeling centraal. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting in paragraaf 4.17 Duurzaamheid en klimaatadaptie en 4.18 Gezondheid van deze motivering.
Artikel 7.45c bepaalt verder dat rekening gehouden moet worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid en in artikel 7.45ca is bepaald dat ook de mogelijkheden voor het bevorderen van de biodiversiteit moeten worden betrokken. In paragraaf 4.3 Verkeer en parkeren van deze motivering is ingegaan op de verkeersgeneratie- en afwikkeling als gevolg van dit plan en in paragraaf 4.16 Natuur en paragraaf 4.17 Duurzaamheid en klimaatadaptie is ingegaan op de kansen voor biodiversiteit. Zodoende is in dit plan voldoende rekening gehouden met de gevolgen voor de bereikbaarheid en de kansen voor biodiversiteit.
In artikel 7.45f is een parkeernorm voor nieuwe sociale huurwoningen opgenomen. Blijkens het tweede lid van artikel 7.45f geldt deze parkeernorm niet, als er op de lokale situatie afgestemde regels of beleid voor parkeren is vastgesteld. De gemeente kent specifiek parkeerbeleid en hier wordt in paragraaf 4.3 Verkeer en parkeren nader op ingegaan. De opgenomen parkeernorm in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening is gelet op voorgaande niet van toepassing.
De bepalingen in paragraaf 7.3.8a van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (inzake wonen) is op grond van artikel 7.47c niet van toepassing als ten behoeve van de nieuwe stedelijke ontwikkeling een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.13 van de Omgevingswet is aangegaan vóór 14 maart 2023. Zodoende zijn de artikelen uit paragraaf 7.3.8a van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening niet van toepassing. De voorgenomen ontwikkeling is echter wel in lijn met deze bepalingen. Hieronder wordt derhalve alsnog getoetst aan de desbetreffende artikelen.
Op basis van artikel 7.47a dient een (omgevings)plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met 12 woningen of meer mogelijk maakt, te voorzien in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan 30% sociale huurwoningen of wat hierover is vastgelegd in de afgestemde regionale behoefte, bedoeld in artikel 7.44. Artikel 7.47b bepaalt verder dat ook moet worden voorzien in voldoende betaalbare woningbouw. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan 2/3 betaalbare woningbouw of wat hierover is vastgelegd in de afgestemde regionale behoefte, bedoeld in artikel 7.44. Specifiek voor deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst gesloten, waarin is bepaald dat 25% van het totaal aantal te realiseren woningen in het sociale huursegment dienen te worden gerealiseerd, 20% in het middeldure segment (15% huur en 5% koop) en 15% in het betaalbare koopsegment. Zodoende is sprake van 2/3 betaalbare woningbouw in het plan. Aan de voorgenomen woningdifferentiatie is voldoende behoefte.
Op basis van artikel 7.49 lid 1, sub a onder 5 kan een omgevingsplan voorzien in bouwmarkten. Hierbij is dit alleen mogelijk als aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Met voorliggend TAM-omgevingsplan wordt de huidige bouwmarkt van 4.600 m2 b.v.o. verplaatst van de Euromarkt naar de locatie op bedrijventerrein Molenwetering. De nieuwe bouwmarkt wordt 4.000 m2 b.v.o. groot en is daarmee kleiner dan de huidige bouwmarkt. Aangezien dit een verplaatsing betreft, worden er geen vierkante meters detailhandel toegevoegd. Op de Euromarkt locatie wordt bovendien een bouwmarkt ook niet meer toegestaan.
Wel biedt dit TAM-omgevingsplan ruimte voor een extra supermarkt binnen het Euromarkt gebied. Hier is artikel 7.48 van toepassing waarbij gezien de omvang een advies nodig is van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland. Op dit moment is reeds een Aldi supermarkt aanwezig die ook behouden blijft in het plan. Er wordt in totaal ruimte geboden voor maximaal 3.250 m2 aan b.v.o. voor supermarkten. In dit kader is door Sweco een laddertoets uitgevoerd om de behoefte inzichtelijk te maken. Hieruit blijkt dat er binnen het verzorgingsgebied voldoende behoefte bestaan aan een extra supermarkt zonder dat dit leidt tot een ontwrichting van de bestaande verzorgingsstructuur. Voor de toevoeging van de supermarkt is tevens een advies aangevraagd aan de regionale adviescommissie detailhandel. De commissie heeft een positief advies afgegeven, dit advies is terug te vinden als bijlage 3. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Overige detailhandel, behalve ondergeschikt aan een maatschappelijke functie, wordt niet toegestaan in het plangebied.
De Regionale Omgevingsagenda Holland Rijnland (ROA, 11 juni 2021) bespreekt hoe op integrale wijze alle ruimte-vragende functies een plek kunnen krijgen in de regio of waar keuzes gemaakt moeten worden. Deze omgevingsagenda helpt bij het maken van richtinggevende keuzes voor de toekomst.De verschillende ruimte-vragende activiteiten in Holland Rijnland zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat leidt tot de integrale hoofdopgave: zoeken naar balans.
De regio Holland Rijnland wil hoogwaardig en duurzaam verstedelijken en knooppunten versterken. Investeringen in de OV-knoop Leiden zijn cruciaal voor de ontwikkeling van Holland Rijnland. In combinatie met de verdere verstedelijking verrijkt de regio de kwaliteiten van het diverse landschap in Holland Rijnland in het stedelijk en landelijk gebied: cultuurhistorie en -erfgoed, recreatie en toerisme, gezondheid, circulaire economie, natuur. Dit wil zeggen dat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling slim moet worden ingepast en aan de slag moet worden gegaan met de meervoudige transitieopgaven: verduurzaming van de land- en tuinbouw, versterken van de biodiversiteit, klimaatadaptatie, waterbeheer en de energievoorziening. Innovatiekracht is een belangrijke voorwaarde voor de gewenste brede regionale ontwikkeling.
Relatie tot de ontwikkeling
In de Regionale omgevingsagenda is opgenomen dat op het gebied van verstedelijking gewerkt dient te worden aan nationaal en internationaal opererende kennisclusters, flinke woningbouwopgaven en bereikbaarheid. Daarbij dient de lange termijn in het vizier gehouden te worden: de bestaande verstedelijkingsafspraken worden gerespecteerd en daarnaast wordt voor de middellange en lange termijn gezocht naar aanvullende oplossingen. Gemeenten dienen daarnaast de woningbouwaantallen te realiseren, die zijn vastgelegd in de planlijst woningbouw 2020 Holland Rijnland. Bij nieuwbouw is daarnaast klimaatbestendig bouwen een belangrijk aandachtspunt.
Voor de kwantitatieve behoefte geldt dat in de 'Regionale Woonagenda Holland Rijnland' (2023) een totale regionale woningbehoefte is vastgesteld van 30.500 nieuwe woningen in de periode tot 2030. Specifiek voor de subregio Oost, waar Alphen a/d Rijn en daarmee het plangebied in is gelegen, gaat het om 9.500 - 11.000 woningen. De realisatie van maximaal 700 woningen in het plangebied levert gelet op voorgaande een bijdrage aan de kwantitatieve behoefte aan woningen in de regio Holland Rijnland en de gemeente Alphen a/d Rijn. Daarnaast wordt uitgebreid aandacht besteed aan klimaatadaptief bouwen. Een nadere toelichting hierop is terug te vinden in paragraaf 4.17 Duurzaamheid en klimaatadaptie van deze motivering.
De regio Holland Rijnland is een aantrekkelijk regio om te wonen, te werken en te recreëren. Zoals toegelicht in het Werkprogramma Holland Rijnland (2023) spelen in de regio zowel stedelijke vraagstukken (zoals voldoende ruimte voor wonen en economische bedrijvigheid) als landelijke vraagstukken (zoals bodemdaling en de landbouwtransitie). In de regio zijn ook verschillende subregio's met ieder een eigen (economisch) profiel en ambitie te onderscheiden. Op het gebied van ruimte moet de regio slimme keuzes maken om de schaarse ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. Als regio willen we zorgen voor voldoende ruimte voor wonen en werken, goede bereikbaarheid, duurzame energievoorziening en een prettige leefomgeving. Ook wordt in het Werkprogramma specifiek ingezoomd op het thema Economie. Holland Rijnland is een aantrekkelijke vestigingslocatie, centraal gelegen tussen de metropoolregio's Amsterdam en Rotterdam-Den Haag. In de regio bevinden zich toonaangevende kennisclusters en ook internationaal vooraanstaande greenports. De regio wordt gekenmerkt door een sterk en divers segment van mkb-bedrijvigheid. Met de Regionale Investeringsagenda (2024) worden keuzes gemaakt op het gebied van woningbouw, economie, natuur, klimaat, bereikbaarheid en duurzaamheid. Hiermee wordt samen de brug geslagen van ambitie naar uitvoering.
De regionale bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland fungeert als onderlegger voor programmeringsafspraken met de provincie als het gaat om het accommoderen van ruimte voor economie.
Relatie tot de ontwikkeling
Dit plan maakt de verplaatsing van de bouwmarkt van Euromarktgebied naar het bedrijventerrein Molenwetering planologisch mogelijk. Hiermee wordt een perifere detailhandelsfunctie toegevoegd aan een bedrijventerrein. In het kader van het goed accomoderen van bedrijven en het zorgvuldig omgaan met de beschikbare bedrijfsruimte is deze verplaatsing al in een eerder stadium voorgelegd aan de regio en aan de provincie. In de regionale bedrijventerreinen strategie is het verplaatsen van de bouwmarkt naar een perceel op het bedrijventerrein Molenwetering opgenomen en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Het perceel kan gecompenseerd worden middels een afwijkingsbevoegheid op het terrein Hoogewaard (Beter benutten Hoogewaard) in Alphen aan den Rijn. Daarbij zorgt het TAM-omgevingsplan er niet voor dat de bedrijfsbestemming komt te vervallen: er wordt enkel een extra functie toegevoegd. Dit betekent dat in de toekomst het perceel ook nog gebruikt kan worden als bedrijfsfunctie.
Op 27 januari 2022 heeft de gemeenteraad Alphen aan den Rijn de Omgevingsvisie Alphen aan den Rijn "Groene gemeente met lef!" (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie is een visie-document waarin de langetermijnkeuzes van de gemeente zijn beschreven voor de fysieke leefomgeving. De gemeente Alphen richt zich daarbij op ontmoeten en verbinden, duurzaam en groen en vitaal wonen en leven. De omgeving is alles buitenshuis, dus alles wat nodig is om te wonen, te werken, te leren en te ontspannen of sporten. Het gaat bijvoorbeeld over lucht en water, wegen en gebouwen.
De omgevingsvisie gaat uit van 5 integrale ontwikkelrichtingen/thema's, waarvan de gemeente de ambitie heeft gesteld deze thema’s zo goed mogelijk uit te voeren. De volgende 5 thema's komen aan bod in de Omgevingsvisie:
Binnen de vijf thema's zijn vervolgens een aantal doelen gesteld om de ambities per thema te bereiken.
Relatie tot de ontwikkeling
De herontwikkeling van de Euromarkt kent diverse raakvlakken met de thema's en bijbehorende doelen uit de Omgevingsvisie. Hieronder wordt hier nader op in gegaan. Uitsluitend de thema's en doelen die van toepassing zijn worden behandeld. Niet alle onderwerpen zijn immers van belang voor de ontwikkeling op deze locatie. De weergegeven ambities en doelen zijn daarmee niet limitatief.
Landschappelijke verstedelijking
Samen sterker
Gezonde vergroening
Duurzaam ondernemen
De herontwikkeling van het Euromarktgebied en de verplaatsing van de bouwmarkt naar het naastgelegen bedrijventerrein komt voort uit de gedachte om duurzaam om te gaan met deze werklocaties en de zoektocht naar binnenstedelijke woningbouwlocaties. Met de herontwikkeling van de Euromarkt van perifere detailhandelslocatie naar woningbouwlocatie met maatschappelijke voorzieningen en supermarkt wordt invulling gegeven aan een toekomstbestendig en duurzame oplossing voor deze locatie. Ook de verplaatsing van de bouwmarkt naar het bedrijventerrein is zorgvuldig opgepakt, waarbij de huidige bedrijfsbestemming ook blijft bestaan zodat het perceel ook in de toekomst geschikt blijft voor de vestiging van een bedrijf.
Met bovenstaande uiteenzetting kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling op diverse onderdelen raakvlakken kent met en bijdraagt aan de doelstellingen die de gemeente de komende jaren voor ogen heeft. Geconcludeerd kan worden dat met de voorgenomen herontwikkeling van de Euromarkt een bijdrage wordt geleverd aan de verwezenlijking van het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de Omgevingsvisie.
De gemeenteraad heeft op 27 januari 2022 de Alphense 'Woonvisie 2021 - 2025' vastgesteld. Daarin is de visie voor de komende vier jaar op het woonbeleid neergelegd. De gemeente Alphen aan den Rijn wil zich ontwikkelen tot een knooppunt van landschap en stad met vitale kernen. Door de toenemende druk op de woningmarkt in zowel de grotere kernen als de dorpen komt de vitaliteit van de gemeente onder druk te staan. Ook zorgt de schaarste op de woningmarkt ervoor dat niet iedereen een passende woning kan vinden. Door de strategische ligging in het Groene Hart is de gemeente een populaire woonplek voor jonge gezinnen. Dit verhoogt de druk verder en zorgt voor verdringing van woningzoekenden die nog geen plek hebben, zoals starters op de woningmarkt. Dit vraagt daarom snel extra woningen in alle kernen van de gemeente. Naast de druk op de markt zijn er ook nieuwe opgaven rond van wonen en zorg, nieuwe doelgroepen die zich aandienen, en het verduurzamen en klimaatadaptief maken van de bestaande woningvoorraad. Om adequaat in te kunnen spelen op deze opgaven stelt de gemeente prioriteiten:
De woonvisie is een uitwerking en verdieping van de Omgevingsvisie (GOVI) en bevat daarom een deel ‘visievorming’. De ambities en opgaven uit de Omgevingsvisie worden op het thema wonen nader uitgewerkt in beleid. Het gaat hierin om de volgende thema’s:
Relatie tot de ontwikkeling
De voorgenomen herontwikkeling van de Euromarkt geeft invulling aan alle vier de thema's waar de woonvisie op inzet. In paragraaf 2.3.1 en 3.4.1 is reeds toegelicht dat het beoogde woningbouwprogramma slechts op een onderdeel afwijkt van de Woonvisie en dat betreft het aandeel woningen in het sociale segment. Reden hiervoor is dat reeds afspraken zijn gemaakt in een anterieure overeenkomst over het aandeel woningen in het sociale segment, het middeldure segment en het betaalbare koopsegment. De ontwikkeling voorziet daarnaast in woningen voor senioren, starters en bijzondere doelgroepen (zie voor een uitgebreide toelichting de paragrafen 2.3.1 en 3.4.1). Tot slot wordt voorzien in vergroening, landschappelijke verstedelijking en verduurzaming.
Geconcludeerd kan worden dat voorliggend TAM-omgevingsplan past binnen de gemeentelijke ambities op het gebied van wonen en levert een bijdrage aan de vier hoofdthema's waar de Woonvisie 2021 - 2025 op inzet.
Wat betreft de huur- en koopprijzen zal voldaan moeten worden aan de 'Doelgroepenverordening woningbouw Alphen aan den Rijn 2022'. Zo dient de aanvang huurprijs voor sociale huurwoningen te voldoen aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag. Voor middenhuur bedraagt de aanvangshuurprijs tenminste het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste 1.000,-. Artikel 2 van de verordening stelt dat deze huurprijs jaarlijks per 1 januari geïndexeerd mag worden. Artikel 5 van de verordening stelt het volgende: "Sociale huurwoningen dienen gedurende een termijn van ten minste 20 jaar na eerste ingebruikname voor de doelgroep beschikbaar blijven" en "Middeldure huurwoningen dienen gedurende een termijn van ten minste 20 jaar na eerste ingebruikname voor de doelgroep beschikbaar te blijven". In aanvulling op het vorenstaande is naar aanleiding van een addendum op de Alphense Woonvisie (zie paragraaf 3.4.2) besloten dat het minimale aandeel sociale huurwoningen in een plan, wordt verhoogd van 25% naar 30%.
Relatie tot de ontwikkeling
Er zal voldaan worden aan de doelgroepenverordening, voor wat betreft de huur- en koopprijzen. Voor het aandeel te realiseren sociale huurwoningen (30%) geldt dat hiervan wordt afgeweken, omdat hiervoor reeds anterieure afspraken waren gemaakt. Het aandeel sociale huurwoningen bedraagt in dit plan derhalve 25%.
De Intensiveringsvisie Alphen aan den Rijn is in december 2022 vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn. De visie is een uitwerking naar aanleiding van de motie om een hoogbouwvisie voor de gemeente op te stellen. Met de intensiveringsvisie laat de gemeente zien waar verdichting in de gemeente denkbaar is en welke uitgangspunten ze daaraan stellen. De intensiveringsvisie biedt daarmee een helder en uitnodigend afwegingskader voor initiatiefnemers, inwoners, ambtenaren en het gemeentebestuur.
In de intensiveringsvisie worden zones beschreven waar verdichting denkbaar is. De grootste verdichtingsopgave ligt in Alphen-stad. Er worden vijf richtingen onderscheiden waar verdichting denkbaar is.
Als basis voor de intensivering wordt de 'Alphense Laag' van ca. vier à vijf bouwlagen verstaan. Bovenop de 'Alphense laag' zijn op een aantal plekken grotere bouwhoogtes denkbaar. Voor het leeuwendeel van de intensiveringszones geldt daarmee een bovengrens van 12 bouwlagen.
Om verdichtingsinitiatieven te beoordelen, heeft de gemeente daarnaast een afwegingskader met richtinggevende principes en beoordelingscriteria opgesteld. Dit zijn:
Relatie tot de ontwikkeling
Het plangebied is gelegen binnen de integrale ontwikkelingszone van Alphen-Stad. Met de gewenste ontwikkeling vindt de verdichting die daaruit volgt dan ook plaats op een passende plek. Aan de zeven beoordelingscriteria wordt eveneens voldaan. Op de onderdelen 1, 2 en 7 wordt hieronder specifiek stilgestaan. Voor het overige wordt gemakshalve volstaan met een verwijzing naar de paragrafen 2.3 Toekomstige situatie, 4.14 Water, 4.3 Verkeer en parkeren en 4.17 Duurzaamheid en klimaatadaptie. Een deel van de beoordelingscriteria kent daarnaast raakvlakken/overlap met de ambities zoals verwoord in de Alphense Omgevingsvisie, zie paragraaf 3.4.1.
1. Stedelijke inpassing: initiatieven versterken de stedelijke structuur van de gemeente en sluiten aan bij de menselijke maat en een prettige leefomgeving.
2. Stedelijke uitstraling: initiatieven dragen met hun architectonische uitstraling bij aan de identiteit van de plek.
De maat en betekenis van de openbare ruimte bepalen de korrel en geleding van de bouwmassa.
En;
7. Veiligheid en leefbaarheid: initiatieven zorgen voor een hoge belevingswaarde in het gebied, waardoor mensen zich veilig en voelen in hun omgeving.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen herontwikkeling van de Euromarkt in lijn is met de Intensiveringsvisie woningbouw Alphen aan den Rijn.
De detailhandelsvisie uit 2016 is voor de Alphen aan den Rijn het belangrijkste toetsingskader voor nieuwe detailhandelsinitiatieven. Uit de evaluatie (RMC, 2021) en inventarisatie (BRO, 2022) is gebleken dat dit beleid toe is aan een grondige actualisatie. Het huidige beleid is sterk kwantitatief gedreven en bovendien sterk beschrijvend van aard. Concrete beleidsdoelen met zicht op uitvoering ontbreken. Bovendien is er ook vanuit de samenleving behoefte aan actueel beleid. Trends en maatschappelijke ontwikkelingen zijn hiervoor de aanleiding, zoals supermarktontwikkelingen, veranderingen in koopgedrag en de wens om het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid in de dorpen op peil te houden.
Relatie tot ontwikkeling
In de detailhandels- en horecavisie komt de herontwikkeling van de Euromarkt aan bod. De Euromarkt ligt centraal in de kern Alphen-stad en is van oudsher een winkelgebied gericht op volumineuze en doelgerichte artikelen. Er ligt een kans om dit gebied optimaler te benutten door woningbouw toe te voegen. Tegelijkertijd ligt er een opgave om de keuzemogelijkheden op het gebied van boodschappenaanbod voor inwoners in de wijk Kerk en Zanen te versterken. Om hier invulling aan te geven en te voorzien in de behoefte van nieuwe inwoners op de Euromarkt is gekozen het huidige boodschappenaanbod op de Euromarkt verantwoord te versterken in de vorm van modernisering van de bestaande discountsupermarkt en toevoeging van één volwaardige fullservice supermarkt. Voorwaarde voor de versterking is dat dit niet mag leiden tot onaanvaardbare leegstand in winkelcentrum Atlas. Een beperkte functie voor perifere detailhandel blijft gehandhaafd.
Voorliggend TAM-omgevingsplan voorziet in de toevoeging van een supermarkt binnen het gebied. Overige detailhandel is niet toegestaan. De ontwikkeling leidt niet tot een onaanvaardbare leegstand in winkelcentrum Atlas. Sweco heeft hiervoor een laddertoets uitgevoerd die in paragraaf 4.2 uitgebreid besproken wordt.
Onder de Omgevingswet geldt een plan-m.e.r.-plicht wanneer een besluit wordt voorbereid dat het kader schept voor een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit of wanneer een besluit wordt voorbereid waarvoor een zogenaamde passende beoordeling is vereist. Het planMER brengt de milieugevolgen van een plan in beeld voordat er een besluit over is genomen en onderzoekt verschillende alternatieve oplossingen en maatregelen met het oog op het beperken van effecten op de leefomgeving. Hiermee draagt het planMER ook bij aan de onderbouwing en transparantie van de effecten van een besluit en kan het als hulpmiddel worden gebruikt bij de participatie.
Of sprake is van een kaderstellend plan voor een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit blijkt uit bijlage V van het Omgevingsbesluit.
De voorgenomen ontwikkeling van de Euromarkt is aan te merken als een 'Project' uit kolom 1 in bijlage V van het Omgevingsbesluit, namelijk een stedelijk ontwikkelingsproject (categorie J.11) en derhalve is het doorlopen van de m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Het initiatief voor de nieuwe locatie van de Gamma bouwmarkt valt echter niet onder de 'Projecten' uit kolom 1 in bijlage V van het Omgevingsbesluit. Er is naar aard en omvang ten opzichte van hetgeen het geldende omgevingsplan mogelijk maakt geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Voor de Gamma bouwmarkt geldt immers dat deze enkel wordt verplaatst, waarbij de bouwmarkt in oppervlak niet toeneemt, maar zelfs met 600 m2 bruto vloeroppervlakte afneemt (van 4.600 m2 naar 4.000 m2). Op de huidige locatie wordt een dergelijke functie in dit TAM-omgevingsplan niet meer toegestaan en zodoende is dus ook geen sprake van de nieuwvestiging van een dergelijke detailhandelsfunctie dan wel een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Omgevingsbesluit.
Voor de Euromarkt ontwikkeling dient een mededeling te worden gedaan van het aangewezen project bij het bevoegd gezag, waarin een beschrijving van het project, de locatie en de mogelijke milieueffecten zijn opgenomen. Voor deze mededeling dient een m.e.r.-beoordeling opgesteld te worden. Hierbij moeten in ieder geval de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. worden betrokken:
1. Kenmerken van het project
Omvang van het project
Onderhavig TAM-omgevingsplan maakt voor de Euromarkt-locatie maximaal 700 woningen mogelijk en 5.250 m2 aan commerciële voorzieningen, waaronder maximaal 3.250 m2 supermarkt, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening.
Gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Voor de realisatie van het project worden reguliere natuurlijke hulpbronnen gebruikt als bouwmateriaal, zoals beton, hout, staal en grond. Een andere locatie zal niet leiden tot minder gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Bij de beoogde ontwikkeling is geen sprake van productieprocessen.
Productie en verwerking van afvalstoffen
In het plangebied wordt een woonfunctie voorzien, waarbij enkel sprake is van huishoudelijk gerelateerd afval. Voor de te realiseren commerciële functies zoals de supermarkt en maatschappelijke voorzieningen (bijv. een gezondheidscentrum) wordt licht bedrijfsmatig afval geproduceerd die conform de daarvoor geldende regels afgevoerd wordt. Daarnaast wordt aangesloten op de bestaande riolering ter plaatse.
Verontreiniging en hinder
Wat betreft milieuhinder wordt voldaan aan de wettelijke normen dan wel maatregelen getroffen om gevolgen te voorkomen/beperken. Van verontreiniging en hinder als gevolg van de ontwikkeling die een MER rechtvaardigen, is geen sprake.
Risico van ongevallen, vooral gelet op de gebruikte stoffen of technologieën
Er is bij de beoogde ontwikkeling geen sprake van realisatie van risicovolle milieubelastende activiteiten. Het aspect externe veiligheid is daarnaast beschouwd in paragraaf 4.12 van deze motivering, waarbij het groepsrisico en plaatsgebonden risico in ogenschouw zijn genomen. Het plangebied is op dermate grote afstand van risicobronnen gesitueerd dat externe veiligheid niet van toepassing is op de ontwikkelingen die binnen dit gebied plaatsvinden.
Cumulatie met andere projecten
Vooralsnog zijn er geen andere nieuwe ontwikkelingen in de directe omgeving bekend, die dermate concreet zijn dat cumulatie van effecten te verwachten is. Opgemerkt wordt dat deze effecten zich, ten opzichte van de huidige planologische situatie, ook niet voordoen als gevolg van de verplaatsing van de Gamma bouwmarkt. Deze bouwmarkt wordt enkel verplaatst naar een afstand, op korte afstand van de Euromarkt locatie. Op de oude locatie (in het Euromarkt gebied) wordt een dergelijke functie niet meer toegestaan.
2. Plaats van het project
Bestaande grondgebruik
Het plangebied omvat een bedrijven- en perifere detailhandelslocatie en bestaat uit een groot centraal parkeerterrein waar omheen diverse winkel- en bedrijfspanden gevestigd zijn (zie hiervoor ook figuur 2.4 van deze motivering). Het parkeerterrein is geheel versteend, op enkele open boomspiegels met daarin kleine platanen na. Aan de achterzijde van de bouwmarkt en wasstraat, buiten de noordwestelijke grens van het plangebied, bevindt zich een hondenlosloopgebied langs een sloot met een dunne rietkraag en een groenzoom.
Overzicht gevoelige gebieden bijlage III van de EU-Richtlijn
In onderstaande tabel is de toetsing opgenomen aan alle typen gebieden zoals genoemd in bijlage III van de EU-Richtlijn.
Natura 2000-gebieden
De projectlocatie is gelegen op 6,3 kilometer van Natura 2000-gebied de Wilck en op 6,5 kilometer van Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. De Natura 2000-gebieden maken onderdeel uit van het netwerk van natuurgebieden in de Europese Unie, die worden beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen geven aan welke typen natuur en welke soorten beschermd moeten worden. De lidstaten wijzen daarvoor speciale beschermingszones aan en moeten instandhoudingsmaatregelen nemen om deze gebieden te beschermen.
De voorgenomen herontwikkeling van de Euromarkt kan mogelijk een effect hebben op de in de nabijheid gelegen Natura 2000-gebieden. Om die reden wordt onder de kenmerken van het potentiële effect nader op het aspect ecologie (gebiedsbescherming) ingegaan.
Archeologisch belang
Op basis van het tijdelijk deel van het omgevingsplan heeft het plangebied voor de Euromarkt een dubbelbestemming voor archeologie op basis waarvan onderzoek uitgevoerd moet worden bij nieuwe ontwikkelingen. IDDS heeft derhalve een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er voor de Euromarkt-locatie een lage verwachting is naar archeologische resten en IDDS adviseert daarom ook de locatie vrij te geven voor de voorgenomen (civieltechnische) werkzaamheden. Het aspect archeologie rechtvaardigt daarom geen MER.
Toetsing overige gevoelige gebieden
Naast de gebieden die specifiek zijn genoemd in Bijlage III van de EU-Richtlijn, wordt eveneens getoetst of de projectlocatie gelegen is in gevoelige gebieden op grond van overige nationale of provinciale wet- en regelgeving.
3. Kenmerken van het potentiële effect
De diverse milieuaspecten die een rol kunnen spelen, worden hieronder toegelicht. Mogelijke effecten worden in ogenschouw genomen voor wat betreft het bereik, grensoverschrijdend karakter, waarschijnlijkheid, duur, frequentie en onomkeerbaarheid.
Verkeer en luchtkwaliteit
In onderhavig geval is sprake van een maximale toevoeging van 700 woningen en maximaal 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen en derhalve kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De 'grens' ligt bij gebouwen met een woonfunctie met één ontsluitingsweg op 1.500 woningen). Dit is een belangrijke aanwijzing dat geen sprake is van een betekenisvol negatief milieueffect.
De herontwikkeling van de Euromarkt leidt tot andere verkeersbewegingen dan in de huidige situatie. Door Goudappel is berekend dat het extra verkeer 2.200 motorvoertuigen per etmaal bedraagt (zie paragraaf 4.3.2.1. Volledigheidshalve is gebruik gemaakt van de NIBM- tool, waarbij het uitgangspunt de extra verkeersgeneratie is en het jaartal 2030, wanneer het gehele project (naar verwachting) gerealiseerd is. Uit de NIBM-tool (figuur 4.1 uit paragraaf 4.7) blijkt ook dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.
In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is ook getoetst aan de omgevingswaarden. Deze omgevingswaarden zijn opgenomen in het artikel 2.4 en 2.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Voor stikstof (NO2) is dit 40 µg/m3 als kalenderjaargemiddelde, voor PM10 is dit 40 µg/m3 als kalenderjaargemiddelde en PM2,5 is dit 25 µg/m3 als kalenderjaargemiddelde.
In het kader van een gezonde fysieke leefomgeving, wordt in kaart gebracht wat de totale concentraties van fijnstof en stikstof ten opzichte van bijbehorende grenswaarden zijn. Met behulp van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) zijn de totale concentraties ter plaatse van een viertal rekenpunten nabij het projectgebied inzichtelijk gemaakt in onderstaande tabel.
Totale concentraties stikstof en fijnstof (geraadpleegd op: 18 oktober 2024)
Uit de tabel blijkt dat de concentraties voor NO2, PM10 en PM2,5 ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Met optelling van de verkeersbijdrage wordt nog steeds ruim onder de grenswaarden gebleven. Het realiseren van woningen op de Euromarkt locatie is, in het kader van een goed woon- en leefklimaat en vanuit een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, voor wat betreft het omgevingsaspect luchtkwaliteit, acceptabel.
Wat betreft het aspect 'verkeer en luchtkwaliteit' is dus geen sprake van negatieve milieueffecten die een MER rechtvaardigen.
Geluid
De herontwikkeling van de Euromarkt leidt niet alleen tot de realisatie van woningbouw, maar ook tot het realiseren van een commercieel programma, waaronder een extra supermarkt (ten opzichte van de huidige reeds aanwezige supermarkt) . De activiteiten van de supermarkt en de maatschappelijke functies (aan- en afrijden van auto's naar de parkeergarage, het laden en lossen van de supermarkt en het gebruik van installaties kan leiden tot geluidseffecten op de omgeving met met name de bestaande woningen.
Alceco heeft in dit kader onderzoek uitgevoerd naar de bestaande activiteiten en nieuwe activiteiten en de gevolgen voor de bestaande en nieuwe woningen. In paragraaf 4.4 wordt hier uitgebreid op ingegaan.
Voor de bestaande activiteiten (grand café en parkeergarage Da Vinci) kan geconcludeerd worden dat de berekende geluidsbelasting op de gevels van de nieuwbouwwoningen toelaatbaar zijn en dat een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is.
Voor de nieuwe supermarkt geldt dat de berekende hogere geluidsniveaus met maatregelen en maatwerk acceptabel zijn voor de nieuwe woningen. Gezien de gevels en de geluidwering daarvan van de bestaande woningen geldt dat voldaan kan worden aan een goed binnenklimaat. Voor de bestaande supermarkt gelden dezelfde maatregelen en voorwaarden voor de nieuwbouw. Voor de bestaande woningen geldt dat het laden en lossen nu al aanwezig is en in de toekomst niet voor een verslechtering zorgt ten opzichte van de huidige situatie. Het geluid van de parkeergarages leidt tot overschrijdingen op gevels van de nieuwbouwwoningen. Dit is echter goed oplosbaar door maatregelen te treffen bij de nieuwbouw. In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan gesteld worden dat met inachtneming van de maatregelen voor zowel de nieuwbouwwoningen als de bestaande woningen een goed woon- en leefklimaat in het kader van het aspect geluid gegarandeerd kan worden.
Alcedo heeft daarnaast ook onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege weg- en railverkeer op de gevels van de te realiseren woningen. In paragraaf 4.5 wordt hier nader op ingegaan. Het uitgevoerde akoestisch onderzoek laat zien dat sprake is van een aanvaardbaar gecumuleerd en gezamenlijk geluidsniveau bij de te realiseren woningen. Wel wordt de grenswaarde overschreden en zijn maatregelen nodig om te komen tot een goed binnenklimaat en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
In een apart onderzoek heeft Alcedo tevens beoordeeld of sprake is van significant negatieve effecten vanwege indirecte hinder op de gevels van bestaande woningen. Het gaat hier dan om geluidseffecten door extra verkeer binnen de locatie, wijzigingen in bebouwing en wijziging van binnenplanse wegen. Uit het onderzoek blijkt dat er een toename is van geluid op gevels van omliggende bestaande woningen. Echter, geconcludeerd wordt dat ondanks de toename in het geluid, er voldaan kan worden aan de standaardwaarde uit het Besluit kwaliteit leefomgeving en derhalve geen sprake is van een onaanvaardbare geluidssituatie en derhalve dus ook geen sprake is van significant negatieve milieueffecten.
Gelet op voorgaande is, al dan niet met inachtneming van de te nemen maatregelen, geen sprake van milieueffecten die een MER rechtvaardigen.
Natuur
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000- gebied of het NNN. De ingreep leidt niet tot een fysieke afname van oppervlakte aangewezen habitattypen in Natura 2000-gebieden of het NNN en heeft geen significant verstorend effect op aangewezen habitatsoorten. Daarnaast zijn verstorende effecten op habitattypen en -soorten, zoals trillingen, verdroging, verlichting en/of optische verstoring, door de ligging tussen bestaande bebouwing en de ruime afstand tot beschermde gebieden uitgesloten. Gezien de zeer lokale aard van de werkzaamheden en de afstand tot beschermde natuurgebieden zijn de meeste nadelige gevolgen op beschermde natuurgebieden op voorhand uitgesloten.
Ten behoeve van de ontwikkeling is door IDDS een stikstofdepositieberekening uitgevoerd naar de effecten op beschermde gebieden. In paragraaf 4.16.3 wordt hier nader op ingegaan. Het projecteffect is berekend met behulp van de AERIUS Calculator versie 2024. Door de sloop- en aanlegfase van 2028 tot en met 2032 te vergelijken met de referentiesituatie, kan het verschil in stikstofdepositie worden berekend. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt of het planvoornemen per saldo leidt tot een toename in stikstofdepositie. Op basis van de verschilberekening met behulp van intern salderen wordt geconcludeerd dat met toepassing van intern salderen geen toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden plaatsvindt. Hiermee zijn geen significant negatieve effecten, die een MER rechtvaardigen, te verwachten.
Soortenbescherming
IDDS heeft in het kader van de herontwikkeling (sloop en nieuwbouw) een ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie ook paragraaf 4.16.2) Uit de bureaustudie en biotooptoets komt naar voren dat in en rond het plangebied mogelijk meerdere geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn. Door middel van nader onderzoek moet vastgesteld worden of het plangebied een (essentiële) functie heeft voor deze beschermde soorten.
Tevens kunnen binnen het plangebied en binnen de verstorende invloedsfeer van de werkzaamheden vogels zonder jaarrond beschermd nest broeden. Algemene vogelsoorten die broeden zijn gedurende deze tijd beschermd (grofweg van 15 februari tot 15 augustus, in gebruik zijnde nesten zijn ook buiten deze periode beschermd). Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden. Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten, dient een broedvogelinventarisatie uitgevoerd te worden door een deskundig ecoloog. Indien broedende vogels aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest verlaten is.
De omliggende vegetatie en/of waterlichaam kan door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied. Ook kunnen in omliggende gebouwen vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, wordt geadviseerd om de werkzaamheden uit te voeren tussen zonsopgang en zonsondergang. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten lichtbronnen zo zijn afgesteld dat deze niet op omliggende waterlichamen, gebouwen en vegetatie schijnen. Ook in de definitieve fase kan verstoring van vleermuizen worden voorkomen door geen verlichting te laten schijnen op de omliggende waterlichamen, vegetatie en gebouwen. In onderstaande tabel staan de resultaten van bureaustudie en veldbezoek per beschermde soort. Geconcludeerd kan worden dat er nader onderzoek nodig is. Dit nader onderzoek wordt binnen de daarvoor geldende periodes door IDDS uitgevoerd.
Indien verblijfplaatsen worden aangetroffen wordt een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit aangevraagd voor het verstoren van een verblijfplaats en zullen compenserende dan wel mitigerende maatregelen worden genomen. Deze omgevingsvergunning wordt dan bij het bevoegd gezag (provincie Zuid-Holland) aangevraagd. Gezien het grote openbare belang van voorliggende ontwikkeling (toevoeging maximaal 700 woningen en o.a. de maatschappelijke voorzieningen) is er geen reden om aan te nemen dat de omgevingsvergunning niet wordt verleend. Het gegeven dat na onderzoek wellicht een omgevingsvergunning voor de flora- en fauna-activiteit nodig is rechtvaardigt in voorliggend project in ieder geval geen MER.
Overige milieuaspecten
Van de overige milieuaspecten wordt op basis van de beoordeling die heeft plaatsgevonden in deze motivering op voorhand verwacht dat deze niet leiden tot aanzienlijke milieueffecten, die een MER zouden rechtvaardigen.
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving. Door het uitblijven van belangrijke nadelige gevolgen kan worden geconcludeerd dat er geen volledige milieueffectrapportage hoeft te worden doorlopen en dat er geen milieueffectrapport (MER) nodig is. Het besluit tot het niet doorlopen van een nadere m.e.r-beoordeling dient apart te worden genomen.
Onder de Omgevingswet is in het Besluit kwaliteit leefomgeving de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de motivering een onderbouwing op te nemen van de nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing, met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In artikel 5.129g van het Bkl wordt de Ladder als volgt omschreven:
Euromarkt
Woningbouw
Met voorliggende ontwikkeling worden maximaal 700 woningen toegevoegd. De provincie heeft als doelstelling uitgesproken om tot 2030 bijna 250.000 woningen te bouwen en hiervan dient zo veel als mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd worden. Voor de kwantitatieve behoefte geldt verder dat in de 'Regionale Woonagenda Holland Rijnland' (2023) een totale regionale woningbehoefte is vastgesteld van 30.500 nieuwe woningen in de periode tot 2030. Specifiek voor de subregio Oost, waar Alphen a/d Rijn en daarmee het plangebied in is gelegen, gaat het om 9.500 - 11.000 woningen. Voor de kwalitatieve behoefte geldt dat specifiek voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst is gesloten, waarin is bepaald dat 25% van het totaal aantal te realiseren woningen in het sociale huursegment dienen te worden gerealiseerd, 35% in het middeldure segment (huur en koop) en 40% in hde vrije sector. Op deze wijze wordt getracht te voorzien in de kwalitatieve behoefte aan woningen in de gemeente Alphen a/d Rijn.
In het kader van de realisatie van een extra supermarkt, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening in het gebied is door Sweco in december 2024 een laddertoets uitgevoerd. De volledige rapportage is als bijlage 2 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Extra supermarkt
Op het niveau van de stad Alphen aan den Rijn is er tegen de achtergrond van de groeiende bevolking en de
huidige lage supermarktdichtheid voldoende indicatieve marktruimte aanwezig voor de ontwikkeling van de
tweede supermarkt aan de Euromarkt van 1.650 m² wvo. Deze marktruimte bedraagt 8.050 m2 bvo.
Het centrumgebied van Alphen aan den Rijn waar relatief veel supermarkten gevestigd zijn valt (deels) binnen het verzorgingsgebied van Euromarkt. Echter is er tegen achtergrond van de groeiende bevolking door de diverse woningbouwplannen in de toekomst voldoende indicatieve marktruimte aanwezig voor de realisatie van een tweede supermarkt in het verzorgingsgebied. De marktruimte binnen het verzorgingsgebied is 2.350 m2 bvo.
Kwalitatief gezien zal de komst van de tweede supermarkt een impuls voor het gebied betekenen. De winkel zorgt namelijk voor een grote, deels nieuwe klantenstroom en versterkt het vestigingsklimaat voor zowel bewoners als ondernemers. De supermarkt dient complementair te zijn aan Aldi (full-service supermarkt).
Commerciële dienstverlening en lichte bedrijvigheid
Er is al veel aanbod aan diensten binnen het verzorgingsgebied. Vanwege de verdichting met woningen op de Euromarkt zal de vraag naar dienstverlening echter wel toenemen. Hierdoor rekenen wij op 1 à 2 verkooppunten in het verzorgingsgebied (bijvoorbeeld een kapper).
Voor wat betreft lichte bedrijvigheid draagt de realisatie van kleine bedrijvigheid op de Euromarkt bij aan de
regionale en provinciale uitbreidingsvraag naar kantoor en bedrijfsruimte binnen de gemeente. Sweco adviseert om naast 1 à 2 verkooppunten voor diensten de overige ruimte te programmeren met kantoren/bedrijfsruimte.
Maatschappelijk
De komst van een gezondheidscentrum versterkt de gezondheid en het welzijn van de inwoners van Alphen aan den Rijn. Het vult aan op de bestaande maatschappelijke voorzieningen in het verzorgingsgebied. De toenemende vergrijzing, de komst van ca. 700 woningen en in het bijzonder de integratie van zorgwoningen
leidt tot een behoefte aan geclusterde gezondheids- en welzijnsvoorzieningen gericht op eerstelijnszorg en
ontmoeting in het plangebied. Er is een behoefte van 1.550 tot 1.750 m2 aan maatschappelijke voorzieningen binnen het verzorgingsgebied.
Sweco heeft daarnaast onderzocht of er met de ontwikkeling van het Euromarktgebied sprake is van onaanvaardbare effecten. Hier concluderen zij het volgende.
De herontwikkeling van de Euromarkt en de daarbij horende toevoeging van supermarktmeters en overige
voorzieningen brengt beperkte negatieve effecten in het kader van verdringing van het bestaande
supermarktvestigingen, leegstand en aantasting van het woon-, leef- en ondernemersklimaat met zich mee.
Verplaatsing Gamma
Voor de verplaatsing van de GAMMA geldt dat deze in oppervlak niet toeneemt, maar zelfs met 600 m2 bruto vloeroppervlakte afneemt van 4.600 m2 naar 4.000 m2. Op de huidige locatie wordt een dergelijke functie in dit TAM-omgevingsplan niet meer toegestaan en zodoende is dus ook geen sprake van de nieuwvestiging van een dergelijke detailhandelsfunctie.
Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland
In het kader van de verplaatsing van de Gamma naar het bedrijventerrein Molenwetering en het toevoegen van een tweede supermarkt op de Euromarkt, is een advies gevraagd aan de adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland (hierna: adviescommissie). Dit advies is terug te vinden als bijlage 3.
Verplaatsing bouwmarkt
De adviescommissie begrijpt de wens om de bestaande bouwmarkt uit te plaatsen vanwege de herontwikkeling van de Euromarkt. Aangezien de nieuwe bouwmarkt in omvang kleiner zal zijn dan de bestaande én de verschuiving plaatsvindt binnen het verzorgingsgebied van deze bouwmarkt, is er geen noodzaak om de behoefte en effecten te onderzoeken. Ook is er voor de verplaatsing geen noodzaak voor regionale afstemming.
Extra supermarkt Euromarkt
Middels het behoefteonderzoek van Sweco is de kwalitatieve en de kwantitatieve behoefte aan nieuw aanvullend booschappenaanbod onderzocht en onderbouwd voor de gehele stad én voor het primaire verzorgingsgebied. De gepresenteerde uitbreidingsruimte op het niveau van het primaire verzorgingsgebied is naar mening van de adviescommissie voldoende aannemelijk gemaakt.
De behoefte aan woningbouw, verplaatsing Gamma en het toevoegen van een extra supermarkt, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening en lichte bedrijvigheid is voldoende aangetoond. Er vindt geen ontwrichting van de bestaande voorzieningenstructuur plaatst met de uitvoering van voorliggend TAM-omgevingsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan.
Structuurvisie verkeer en vervoer
Op 6 mei 2013 is de structuurvisie Verkeer en Vervoer vastgesteld door de gemeente Alphen aan den Rijn. Het Alphense verkeers- en vervoersbeleid wordt vastgelegd in een nieuw Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) die uit twee delen bestaat: deze Structuurvisie (beleidsdeel) en de hierna op te stellen Realisatiestrategie (uitwerkingsdeel). In deze Structuurvisie wordt een integrale visie op de interne en de externe bereikbaarheid van Alphen aan den Rijn gegeven en de wijze waarop het wegennet Duurzaam Veilig wordt ingericht. Het doel van deze structuurvisie is; "Het op basis van het scenario Stadsring richting geven aan duurzame mobiliteit in 2025 met een optimale mix tussen bereikbaarheid, ruimtelijke en milieukwaliteit en leefbaarheid''.
Nota Parkeernormen 2020
Bij gebouwen en voorzieningen horen meestal ook parkeerplaatsen waar bewoners, bezoekers en/of werknemers een fiets of auto kunnen parkeren. Komen er nieuwe gebouwen of voorzieningen, of wordt de bestemming van een gebouw of voorziening gewijzigd, dan kunnen er meer of minder parkeerplaatsen nodig zijn. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt vastgelegd in een parkeereis. Een parkeereis moet voorkomen dat er een tekort aan parkeerplaatsen ontstaat waardoor er verkeer- en parkeeroverlast ontstaat. Een parkeereis levert een bijdrage aan een leefbare, veilige en bereikbare stad en wordt bepaald aan de hand van parkeernormen. In de Nota Parkeernormen zijn deze parkeernormen vastgelegd. Bij de vergunningverlening voor nieuwe ontwikkelingen wordt getoetst of aan deze parkeernormen wordt voldaan. Daarvoor is in de regels bij dit bestemmingsplan een bepaling opgenomen.
Goudappel heeft in november 2024 een onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten van de ontwikkeling van het Euromarkt gebied. Dit onderzoek is terug te vinden als bijlage 4. In dit onderzoek wordt zowel de verkeersgeneratie als de verkeersafwikkeling onderzocht.
Hiertoe is eerst de verkeersgeneratie van zowel de huidige als de toekomstige situatie inzichtelijk gemaakt. Aan de hand van het planeffect (verschil huidig versus toekomstig), verkeerstellingen en het regionale verkeersmodel is een simulatie uitgevoerd over de toekomstige verkeersafwikkeling rondom de Euromarkt.
De nieuwe plannen genereren gemiddeld 6.180 autoritten per werkdagetmaal en in de huidige situatie is dat 3.963. Dit betekent een planeffect met een toename van 2.217 autoritten per werkdagetmaal. In de spitsen is de toename 133 (ochtendspitsuur) en 66 autoritten (avondspitsuur). Doordat bedrijven worden vervangen door woningen wijzigt ook het patroon van de verplaatsingen: er komen meer uitgaande ritten tijdens de ochtendspits en inkomende ritten tijdens de avondspits. Voor de andere richtingen neemt de verkeersgeneratie af.
In de autonome situatie 2040 (zonder de plannen voor Euromarkt) neemt het verkeer op sommige omliggende wegen in de spitsen fors toe. Bijvoorbeeld Australiëlaan (+43%/+35%1), Noorderkeerkring (+42%/28%) en Laan der Continenten (spoor, +23%/+14%). Het verkeer op de Den Uylsingel oost groeit in de ochtendspits met 23%, maar nauwelijks in de avondspits (+2%).
De planeffecten van het ontwikkelen van de Euromarkt zijn relatief beperkt ten opzichte van de autonome situatie in 2040, omdat een deel van de huidige functies van het gebied verdwijnt. De toename van het verkeer is uiteraard geconcentreerd op de in- en uitgangen van de Euromarkt en aansluitend op de Europalaan (+14%/+5%) en Laan der Continenten (spoor, +7%). Op andere wegen is het planeffect gering: kleiner dan 6%. Op enige afstand neemt dit effect verder af en op de omliggende rijks- en provinciale wegen is nauwelijks een planeffect merkbaar (< 1%).
Er is met verkeerssimulaties nagegaan wat de verkeerafwikkeling in het gebied is in de huidige situatie, de autonome situatie 2040 (zonder plan Euromarkt) en plansituatie 2040 (inclusief plan Euromarkt). De resultaten daarvan zijn:
Qua verkeersveiligheid vormt de structurele wachtrij op de spoorwegovergang een risico in de autonome- en plansituatie. Het risico neemt toe omdat wachtrijen meer en langer op de spoorwegovergang komen te staan. Dit hoeft niet eens het gevolg te zijn van bewust risicovol gedrag van automobilisten. Maatregelen zijn hier noodzakelijk. Omdat ook de wachttijden aanzienlijk gaan toenemen, bestaat ook de kans dat het geduld van weggebruikers afneemt en dat zij gebruik gaan maken van (te) kleine hiaten om in te voegen of over te steken.
Op de aansluitingen van Euromarkt op de Europalaan is sprake van een acceptabele verkeerssituatie. Voor de aansluiting van het gebied op de Laan de Continenten wordt voorgesteld om het geasfalteerde fietspad door te laten lopen, zodat dit de voorrangssituatie ondersteunt.
Mogelijke maatregelen om wachtrijen op de spoorwegovergang tegen te gaan zijn:
Aan de hand van de conclusies uit het onderzoek is de gemeente gestart met een mobiliteitsvisie die verder gaat dan het plangebied van voorliggend TAM-omgevingsplan. In deze visie worden de maatregelen onderzocht en vastgelegd die er in ieder geval voor zorgen dat de verkeersveiligheid om het wegennet gewaarborgd wordt. De mobiliteitsvisie zal voor het vaststellen van dit TAM-omgevingsplan gereed en vastgesteld zijn.
Goudappel heeft in december 2024 een onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten van de ontwikkeling van het Euromarkt gebied. Dit onderzoek is terug te vinden als bijlage 5. In dit onderzoek wordt zowel de verkeersgeneratie als de verkeerseffecten onderzocht.
De verkeersgeneratie van de toekomstige Gamma bestaat uit circa (3.994 * 32,7 mvt per 100 m2 bvo =) 1.306 motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag. Per week bedraagt de verkeersgeneratie circa (1.306 * 7 =) 9.142 motorvoertuigbewegingen. Omgerekend naar een gemiddelde werkdag bedraagt de verkeersgeneratie van de ontwikkeling circa (1.306 * 1,1 =) 1.440 motorvoertuigbewegingen.
De berekende verkeersgeneratie is exclusief vrachtverkeer. Conform CROW-publicatie 272 ‘Verkeersgeneratie voorzieningen’ is de verkeersgeneratie van vrachtauto’s gemiddeld 0,225 bewegingen per 100 m2 bvo tijdens een etmaal. Dit betekent dat het Gamma-filiaal circa (3.994 * 0,225 mvt per 100 m2 bvo =) 10 vrachtvoertuigenbewegingen per etmaal genereert.
De totale verkeersgeneratie komt daarmee uit op (afgerond) 1.450 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. Omgerekend naar het maatgevende avondspitsuur betekent dit ongeveer 116 motorvoertuigen in het drukste spitsuur. Dit betreft circa 2 auto's extra per minuut en wordt beschouwd als een geringe toename van de verkeersintensiteit.
Om de verkeerskundige effecten te bepalen, is de berekende verkeersgeneratie op spitsniveau toegevoegd aan de te verwachten verkeersintensiteit in toekomstjaar 2040 uit het verkeersmodel Midden Holland (RVMH, versie 4.1, prognose 2040Hoog). De volgende conclusies kunnen op basis van het onderzoek getrokken worden.
In het kader van de herontwikkeling van de Euromarkt heeft Goudappel een parkeeronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 6 terug te vinden. De resultaten zijn hieronder weergegeven.
In het kader van de planontwikkeling is er een ontwerp gemaakt waarin per blok parkeergelegenheid voor zowel auto's als fietsen is opgenomen. Het ontwerp maakt maximaal 700 woningen mogelijk en maximaal 5.250 m2 aan diverse commerciële voorzieningen. Het parkeeraanbod in het ontwerp betreft in totaal 801 autoparkeerplaatsen, verdeeld over parkeergarages in de blokken A, C en D en maaiveldparkeren. Voor fietsen worden er verschillende fietsenstallingen opgenomen in elk bouwblok. Dit resulteert in een aanbod van 1.344 fietsparkeerplaatsen. Onderzocht is of met dit aanbod voldaan wordt aan de parkeerbehoefte die bepaald wordt aan de hand van de diverse parkeernormen.
Fietsparkeren
De parkeerbehoefte voor de fiets is afgezet tegen het parkeeraanbod (aantal beschikbare fietsplekken) per blok. Voor bezoekers is de bandbreedte tussen dubbelgebruik en geeen dubbelgebruik weergegeven. Dit leidt tot de volgende parkeerbalans.
Figuur 4.1 Overzicht fietsparkeerbalans (bron: Goudappel, december 2024)
Uit de tabel blijkt dat er voldoende fietsparkeerplaatsen voor bewoners zijn opgenomen in het plan, als gekeken wordt naar het totaal. Voor vaste gebruikers en bezoekers is alleen de parkeerbehoefte berekend, omdat nog niet bekend is hoeveel fietsparkeerplaatsen voor deze doelgroepen gerealiseerd zullen worden. Hiervoor is nog een nadere uitwerking nodig van het parkeeraanbod, waarbij de berekende aantallen als uitgangspunt kunnen worden genomen.
Voor bewoners zijn voldoende fietsparkeerplaatsen opgenomen in het plan. Voor vaste gebruikers en bezoekers is nog een nadere uitwerking nodig van het parkeeraanbod, waarbij de berekende aantallen als uitgangspunt kunnen worden genomen
Autoparkeren
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft autoparkeernormen opgesteld, zodat toekomstige bouwontwikkelingen beschikken over voldoende parkeergelegenheid. Deze autoparkeernormen zijn omschreven in het 'Beleid Parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn'. Door de omvang van de betreffende functie in het plan de vermenigvuldigen met de bijpassende parkeernorm, kan de parkeerbehoefte bepaald worden voor bewoners, vaste gebruikers en bezoekers.
Vervolgens kan deze berekende parkeerbehoefte worden geoptimaliseerd door te onderzoeken of er mogelijkheden voor dubbelgebruik zijn. Om dit te bepalen heeft de gemeente aanwezigheidspercentages opgesteld, die inzicht geven in de 'aanwezigheid' van parkeerders per type functie. Zo zijn bewoners bijvoorbeeld in de nacht aanwezig en zijn bezoekers van de supermarkt vooral op zaterdagmiddag aanwezig.
De parkeerbehoefte wordt per bouwblok bepaald, waarbij sommige bouwblokken parkeren in een parkeergarage onder een ander bouwblok.
Het resultaat van de parkeerbehoefte is in figuur 4.2 weergegeven per doelgroep en per bouwblok. Met kleuren is weergegeven hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn in iedere parkeervoorziening. De volledige parkeervraagberekening per bouwblok is als bijlage in het rapport opgenomen.
Figuur 4.2 Parkeerbehoefte per blok en parkeervoorziening (bron: Goudappel, december 2024).
In bovenstaande figuur is zichtbaar hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn per parkeervoorziening, uitgaand van dubbelgebruik tussen de vier doelgroepen. Concluderend kan gesteld worden dat in alle parkeervoorzieningen voldoende parkeerplaatsen zijn:
Vanuit de huidige mate van dubbelgebruik en verdeling over de parkeervoorzieningen zijn er voldoende autoparkeerplaatsen opgenomen in het plan. Er is sprake van een klein overschot aan parkeerplaatsen in blok C en op maaiveld.
Ook voor de realisatie van de Gamma op het bedrijventerrein Molenwetering heeft Goudappel een onderzoek uitgevoerd naar parkeren, dit is gecombineerd met het verkeersonderzoek en als bijlage 5 terug te vinden. De resultaten worden hieronder weergegeven.
De parkeerbehoefte wordt berekend door de omvang van de ontwikkeling te vermenigvuldigen met de bijbehorende parkeernorm. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen, die de gemeente Alphen aan den Rijn heeft opgenomen in het document 'Beleid Parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn'. De ontwikkeling van het Gamma-filiaal aan de Albert Einsteinweg is gelegen in gebied C ('stad Alphen aan den Rijn, rest bebouwde kom'). De parkeernorm voor de auto is 2,5 parkeerplek per 100m2 bvo. De parkeernorm voor de fiets is 0,3 fietsparkeerplaats per 100 m2 bvo.
De parkeervraag is afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit. In het plan zijn voor het autoparkeren 100 parkeerplaatsen opgenomen op eigen terrein. Voor het fietsparkeren zijn 20 parkeerplaatsen ingetekend.
Autoparkeren
Op basis van de beschreven uitgangspunten is in figuur 4.3 de parkeerbehoefte voor auto berekend. Hieruit blijkt dat de parkeerbehoefte van de ontwikkeling afgerond 100 autoparkeerplaatsen bedraagt.
Figuur 4.3 Resultaat berekening parkeerbehoefte auto (bron: Goudappel, november 2024)
Fietsparkeren
Op basis van de beschreven uitgangspunten voor autoparkeren is in figuur 4.4 de parkeerbehoefte voor fiets berekend. Hieruit blijkt dat de parkeerbehoefte van de ontwikkeling 12 fietsparkeerplaatsen bedraagt. Er worden 20 fietsparkeerplaatsen voorzien nabij de ingang van de bouwmarkt, waarmee ruimschoots voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid.
Figuur 4.4 Resultaat berekening parkeerbehoefte fiets
Ten behoeve van de herontwikkeling van de Euromarkt en de verplaatsing van de Gamma naar de locatie aan de Albert Einsteinweg heeft Goudappel onderzoek uitgevoerd naar de parkeerbehoefte en de verkeerseffecten. Voor wat betreft het parkeren kan gesteld worden dat zowel voor de Euromarkt als Gamma in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien. Daarbij is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van parkeren die regelt dat bij het indienen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alsnog aangetoond moet worden dat in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien.
De herontwikkeling van de Euromarkt brengt een extra verkeersgeneratie mee ten opzichte van de huidige situatie. De planeffecten van het ontwikkelen van de Euromarkt zijn relatief beperkt ten opzichte van de autonome situatie in 2040, omdat een deel van de huidige functies van het gebied verdwijnt. Door de aanwezigheid van de spoorwegovergang en de fietsende scholieren loopt het verkeer bij de rotonde Laan der Continenten en de Den Uylsingel in de huidige situatie reeds vast. Het autoverkeer ondervindt hier lange wachttijden en er ontstaan lange wachtrijen. Dit zal met de herontwikkeling van de Euromarkt niet verbeteren. Op andere plekken, zoals de Europalaan en de rotonde Noorderkeerkring kan de infrastructuur het verkeersaanbod in alle situaties goed verwerken. Goudappel heeft een aantal maatregelen voorgesteld om wachtrijen op de spoorwegovergang te verminderen. Op dit moment wordt een mobiliteitsvisie door de gemeente opgesteld om deze maatregelen nader uit te werken.
De verkeersgeneratie van de Gamma betreft een extra van 2 auto's per minuut en wordt beschouwd als een geringe toename van de verkeersintensiteit. De verkeersafwikkeling op zowel de rotonde (als in een situatie met verkeerslichten) blijft matig tot slecht met en zonder plan. Het effect van de toekomstige Gamma hierop is beperkt, omdat een bouwmarkt slechts beperkt functioneert tijdens een avondspitsuur.
Besluit kwaliteit leefomgeving
In het Bkl zijn instructieregels opgenomen die toezien op het beheersen van geluid door activiteiten (paragraaf 5.1.4.2). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen geluid door specifieke activiteiten (zoals geluid door windturbines, windparken, civiele buitenschietbanen, militaire buitenschietbanen en militaire springterreinen) en andere activiteiten. In de instructieregels is ook onderscheid gemaakt in de wijze waarop in een aanvaardbare situatie wordt voorzien.
Geluid door andere dan specifieke activiteiten
In een omgevingsplan moet rekening gehouden worden met het geluid door activiteiten anders dan specifieke activiteiten op geluidgevoelige gebouwen. Het omgevingsplan moet erin voorzien dat het geluid door een activiteit op geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar is.
Het omgevingsplan voorziet in ieder geval in een aanvaardbare situatie als de standaardwaarde wordt opgenomen voor het toelaatbare geluid op een geluidgevoelig gebouw. Daarnaast dient de grenswaarde te worden opgenomen voor het toelaatbare geluid in geluidgevoelige ruimten binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen.
In een omgevingsplan kan de standaardwaarde voor het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen, op een aangewezen bedrijventerrein, verhoogd worden met 5 dB(A). Ook kan in een omgevingsplan de standaardwaarde voor het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen, in een aangewezen agrarisch gebied, verlaagd worden met 5 dB(A).
Het omgevingsplan kan andere waarden bevatten dan de standaardwaarde. Gelet op de aard of locatie van de activiteit of cumulatie kan afgeweken worden van de standaardwaarde. Een hogere waarde kan alleen worden opgenomen als dit niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarde in geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen, anders dan binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen. Daarnaast is het stellen van een hogere waarde een mogelijkheid als sprake is van een omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift op basis waarvan reeds een hogere waarde gold.
Bij het evenwichtig toedelen van functies aan locaties kan de gemeente regels opnemen waardoor de locaties waar de verschillende activiteiten plaatsvinden ten opzichte van elkaar te scheiden (zonering) of door regels te stellen aan activiteiten op een specifieke locatie. De regels aan activiteiten op een locatie in een omgevingsplan moeten voldoen aan de instructieregels uit het Bkl die gericht zijn op gezondheid en milieu en gelden voor alle geluidgevoelige gebouwen die in het Bkl als zodanig zijn aangewezen. Artikel 3.20 Bkl wijst naast woningen, ook onderwijsgebouwen, zorggebouwen met slaapgelegenheid en kinderdagverblijven aan als geluidgevoelige gebouwen.
In dit kader is het van belang om te beoordelen of er rondom het plangebied waar woningen worden gerealiseerd activiteiten plaatsvinden die geluid produceren. Daarnaast zitten in het nieuw te ontwikkelen plan ook activiteiten die voor een geluidsbelasting op de geluidgevoelige gebouwen kunnen zorgen. Alcedo heeft twee geluidsonderzoeken uitgevoerd. Het onderzoek naar de bestaande omliggende activiteiten is als Bijlage 7 terug te vinden, het onderzoek naar de toekomstige activiteiten binnen het plangebied is terug te vinden als bijlage 8. De resultaten worden hieronder besproken.
Onderzoek in- en uitrit parkeergarage 'Da Vinci' en terras 'Grand café Eight'
Ten behoeve van de woonboulevard en de bovengelegen appartementen is in het pand een parkeergarage aanwezig waarvan de in- en uitrit grenst aan het plangebied. Daarnaast is op de begane grond een horecagelegenheid aanwezig waarvan het terras grenst aan het plangebied.
Verkeer van en naar de in- en uitrit parkeerkelder
Vanwege het inrichtingsgebonden verkeer van en naar de uitrit van de parkeergarage wordt ter plaatse van de nieuwe appartementen aan de voorkeursgrenswaarde, van 50 dB(A) etmaalwaarde, voldaan.
In- en uitrit parkeerkelder
Vanwege de in- en uitrit van de parkeerkelder wordt ter plaatse van de nieuwe appartementen in de avondperiode met 1 dB(A) overschreden. De overschrijding vindt plaats op de noordgevel van blok A2 (zie Bijlage 7). In de dag- en nachtperiode wordt voldaan. Een verschil van 1 dB(A) is voor het menselijk gehoor niet dan wel nauwelijks hoorbaar. Bovendien vindt de overschrijding plaats op slechts één beoordelingspunt. Op basis hiervan kan overwogen worden dat de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus toelaatbaar worden geacht.
Ten aanzien van de maximale geluidniveaus, vanwege optrekkend verkeer, wordt de waarde voor het maximale geluidniveau in de nachtperiode met 2 dB(A) overschreden. Het geluidniveau vindt plaats op de oostgevel van de appartementen in blok A2 (zie Bijlage 7). De overschrijding van de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus bedraagt minder dan 5 dB(A). Hiermee zal met de minimaal vereiste geluidwering van de uitwendige schil van 20 dB nog sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Er zijn derhalve geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig.
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. In het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn in artikel 5.65 geluidsvoorschriften voor geluid door activiteiten opgenomen. Deze voorschriften zijn gebaseerd op de meest recente inzichten voor geluid. Het maximale geluidniveau veroorzaakt door aandrijfgeluid voor transportmiddelen bedraagt volgens deze voorschriften op de gevel 70 dB(A) in de avond- en nachtperiode en in de woning 55 dB(A). Op de oostgevel wordt dan in de nachtperiode voldaan. Op basis hiervan kan ook gesteld worden dat de optredende maximale geluidniveaus toelaatbaar zijn.
Terras Grand café Eight
Formeel hoeft het stemgeluid niet te worden beoordeeld. Aangetoond dient te worden dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hierom worden de geluidniveaus getoetst aan de richtwaarden voor gemengd gebied conform de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering'. In de avondperiode wordt, ter plaatse van de zuid- en oostgevel van blok A2, de waarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 45 dB(A) met 3 dB(A) overschreden. Aan de waarde van 50 dB(A) voor de dagperiode wordt voldaan. Uit de resultaten blijkt dat, voor wat betreft de avondperiode, niet voldaan wordt aan de richtwaarden in stap 2 uit de publicatie. In de dag-, avond- en nachtperiode wordt wel voldaan aan de waarden in stap 3, waarbij getoetst wordt aan 55, 50 en 45 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
De overschrijding van de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt minder dan 5 dB(A). Hiermee zal met de minimaal vereiste geluidwering van de uitwendige schil van 20 dB nog sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Er zijn geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus toelaatbaar zijn. Aan de waarden voor de maximale geluidniveaus van 70, 65 dB(A) voor respectievelijk de dagen avondperiode wordt daarnaast eveneens voldaan.
Onderzoek nieuwe voorzieningen (supermarkten en parkeergarages)
Binnen het plangebied worden niet alleen nieuwe woningen maar ook nieuwe activiteiten gerealiseerd die invloed kunnen hebben op de geluidssituatie van nieuwe en bestaande geluidgevoelige functies. Hiervoor is door Alcedo een geluidonderzoek uitgevoerd dat zich richt op de nieuwe parkeergarages in het gebied, de nieuwe supermarkt en de bestaande supermarkt. Het onderzoek is als bijlage 8 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Nieuwe supermarkt
Uit de rekenresultaten blijkt dat vanwege de nieuwe supermarkt sprake zal zijn van hogere geluidniveaus ter plaatse van de nieuwe en bestaande appartementen.
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
In de onderzochte situatie is ter plaatse van de nieuwe woningen, in de dag- en avondperiode, sprake van hogere waarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau dan de standaard waarde van respectievelijk 50 en 45 dB(A). Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is in de dagperiode 5 dB(A) en in de avondperiode 7 dB(A) hoger. Het gebruik van de winkelwagentjes is hierin maatgevend. In het omgevingsplan kunnen hogere
waarden dan de standaardwaarden worden opgenomen, mits aan de binnenwaarde van 35, en 30 dB(A) wordt voldaan. In de dagperiode wordt met de minimaal vereiste geluidwering van 20 dB aan de maximale binnenwaarde van 35 dB(A) voldaan. Om ook in de avondperiode te voldoen dient een hogere geluidwering van de gevels van minimaal 22 dB gerealiseerd te worden. Dit is haalbaar met lichte geluidwerende voorzieningen.
In de nachtperiode is de LBK maatgevend. Om aan de waarde voor het langtijdgemiddelde in de nachtperiode te voldoen dient het bronvermogen van de LBK niet meer te bedragen dan 74 dB(A).
Voorkeur variant rijroutes en maximale geluidniveaus laden en lossen
Voor de bevoorrading zullen maximaal 4 vrachtwagens in de dagperiode naar de supermarkten rijden. Voor de vrachtwagens van de nieuwe supermarkt zijn 3 varianten met verschillende rijroutes doorgerekend. Voor de bestaande supermarkt is de huidige rijroute aangehouden.
Variant 1 is met een maximaal geluidniveau van 83 dB het meest gunstig voor de nieuwe woningen zonder dat ter plaatse van de bestaande appartementen boven meubelboulevard Da Vinci het geluidniveau veel hoger is dan 75 dB(A). Het maximale geluidniveau bedraagt bij de bestaande appartementen in de dagperiode ten hoogste 77 dB(A) vanwege het aandrijfgeluid van de transportmiddelen. Deze variant, waarbij de vrachtwagen rondom het Da Vinci-gebouw rijdt, wordt doorgevoerd.
De hoge geluidniveaus vinden alleen in de dagperiode plaats en voor een beperkte tijd. Voor de dagperiode is geen waarde voor het maximale geluidniveau opgenomen in het Bkl en de VNG. Omdat de geluidniveaus hoger zijn dan 75 dB(A) kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschriften hier wel nadere eisen voor stellen.
De nieuwe woningen kunnen nog worden voorzien van extra geluidwering. Indien de het bevoegd gezag besluit nadere eisen te stellen aan bijvoorbeeld de geluidwering, dient in deze situatie rekening te worden gehouden met een geluidwering van tenminste 28 dB om aan een binnenniveau van 55 dB(A) conform het Bkl te voldoen. De geluidwering van de bestaande woningen dient tenminste 22 dB te bedragen om in de woningen aan een binnenniveau van 55 dB(A) te voldoen. Gezien het bouwjaar 2007 kan worden aangenomen dat de geluidwering ruim 20 dB bedraagt en hieraan zal voldoen.
Vanwege de overige laad- en losactiviteiten bedraagt het maximale geluidniveau ten hoogste 67 dB(A). Dit is lager dan 70 dB(A) en daarmee aanvaardbaar.
Overige activiteiten
Vanwege de overige activiteiten bedraagt het maximale geluidniveau 75, 75 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. De dichtslaande autoportieren zijn maatgevend. Het maximale geluidniveau in de dagperiode is niet hoger dan 75 dB(A) en is daarmee aanvaardbaar. In de avondperiode is het maximale geluidniveau 10 dB(A) hoger dan de waarde voor het maximale geluidniveau van 65 dB(A). In de nachtperiode is de het maximale geluidniveau lager dan 65 dB(A).
Bij de verdere uitwerking van het plan dient rekening te worden gehouden met een hogere geluidisolatie vanwege het maximale geluidniveau van dichtslaande autoportieren. Met een geluidniveau van 75 dB(A) in de avondperiode dient rekening te worden gehouden met een geluidwering van tenminste 30 dB(A) om aan een binnenniveau van 45 dB(A) te voldoen.
Overige maatregelen
Overwogen kan worden de appartementen aan de zuidzijde ten opzichte van de gevel van de plint verder naar achteren te situeren.
Bestaande supermarkt (Aldi)
Uit de rekenresultaten blijkt dat vanwege de Aldi sprake zal zijn van hoge geluidniveaus ter plaatse van de nieuwe en bestaande appartementen.
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau
In de onderzochte situatie is ter plaatse van de nieuwe woningen, in de avond- en nachtperiode, sprake van hogere waarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau dan de standaard waarde van respectievelijk 45 en 40 dB(A). Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau is in de avondperiode 7 dB(A) in respectievelijk de dag- en avondperiode hoger. Maatwerkvoorschriften en een hogere geluidisolatie zullen nodig zijn.
In de nachtperiode is de LBK maatgevend. Om aan de waarde voor het langtijdgemiddelde in de nachtperiode te voldoen dient het bronvermogen van de LBK niet meer te bedragen dan 75 dB(A).
Maximale geluidniveaus laden en lossen
Het maximale geluidniveau vanwege de Aldi bedraagt in de dagperiode ten hoogste 82 dB(A) op de zuidgevel van het YTC. Dit geluidniveau vindt plaats op de eerste bouwlaag. Op de hoger gelegen bouwlagen bedraagt het maximale geluidniveau ten hoogste 78 dB(A). Ter plaatse van de bestaande appartementen in blok B bedraagt het maximale geluidniveau vanwege het laden en lossen ten hoogste 80 dB(A). Het aandrijfgeluid van het vrachtverkeer is hierin maatgevend.
De hoge geluidniveaus vinden alleen in de dagperiode plaats en voor een beperkte tijd. Voor de dagperiode is geen waarde voor het maximale geluidniveau opgenomen in het Bkl en de VNG. Omdat de geluidniveaus hoger zijn dan 75 dB(A) kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschriften hier wel nadere eisen voor stellen.
Indien de het bevoegd gezag besluit nadere eisen te stellen aan bijvoorbeeld de geluidwering, dient in deze situatie rekening te worden gehouden met een geluidwering van tenminste 27 dB om aan een binnenniveau van 55 dB(A) conform het Bkl te voldoen. In de huidige situatie is de onderzochte situatie, en daarmee ook de berekende geluidniveaus, al aanwezig. Het laden en lossen zal in de toekomstige situatie ter plaatse van de bestaande woningen niet zorgen voor een verslechtering van de geluidsituatie, en kan daarom aanvaardbaar worden bevonden.
Vanwege de overige laad- en losactiviteiten in de dagperiode bedraagt het maximale geluidniveau ten hoogste 71 dB(A) ter plaatse van de bestaande woningen in blok B en 69 dB(A) op de oostgevel van het YTC. Ter plaatse van het YTC is het geluidniveau lager dan 70 dB(A) en daarmee aanvaardbaar. Het laden en lossen zal in de toekomstige situatie ter plaatse van de bestaande woningen niet zorgen voor een verslechtering van de geluidsituatie, en kan daarom aanvaardbaar worden bevonden.
Overige activiteiten
Vanwege de overige activiteiten bedraagt het maximale geluidniveau 79, 79 en 60 dB(A) in de dag-, avond- en nachtperiode. De dichtslaande autoportieren zijn maatgevend. Het maximale geluidniveau in de dagperiode is hoger dan 75 dB(A) en kan daarom als hinderlijk worden ervaren. In de avondperiode wordt de waarde voor het maximale geluidniveau van 65 dB(A) met 14 dB(A) overschreden. In de nachtperiode wordt voldaan aan 65 dB(A).
Bij de verdere uitwerking van het plan dient rekening te worden gehouden met een maatwerkvoorschrift en een hogere geluidisolatie. Met een geluidniveau van 79 dB(A) in de avondperiode dient rekening te worden gehouden met een geluidwering van tenminste 34 dB(A) om aan een binnenniveau van 45 dB(A) te voldoen.
Overige maatregelen
Overwogen kan worden de appartementen ten opzichte van de gevel van de plint verder naar achteren te situeren.
Parkeergarages
Het geluid van de parkeergarages leidt tot overschrijdingen. De overschrijdingen op de gevels van de nieuwe woningen in blok A, C en D vinden voornamelijk plaats nabij de ingang van de garages. Hoewel in deze situatie geen rekening is gehouden met de 1,5 meter hoge afscherming ter plaatse van de open geveldelen, dient wel rekening te worden gehouden met hoge geluidniveaus vanwege dichtslaande autoportieren ter plaatse van de nabij de open geveldelen gelegen nieuwe woningen. Geadviseerd wordt om in de verdere uitwerking van het plan rekening te houden met voldoende afstand tussen de open geveldelen van de garage en de ramen en/of deuren van de nieuwe woningen.
Daarnaast dient rekening te worden gehouden met een hogere geluidwering van de gevels dan de minimaal vereiste 20 dB uit het Bbl.
Voor de bestaande activiteiten (grand café en parkeergarage Da Vinci) kan geconcludeerd worden dat de berekende geluidsbelasting op de gevels van de nieuwbouwwoningen toelaatbaar zijn en dat een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is.
Voor de nieuwe supermarkt geldt dat de berekende hogere geluidsniveaus met maatregelen en maatwerk acceptabel zijn voor de nieuwe woningen. Gezien de gevels en de geluidwering daarvan van de bestaande woningen geldt dat voldaan kan worden aan een goed binnenklimaat. Voor de bestaande supermarkt gelden dezelfde maatregelen en voorwaarden voor de nieuwbouw. Voor de bestaande woningen geldt dat het laden en lossen nu al aanwezig is en in de toekomst niet voor een verslechtering zorgt ten opzichte van de huidige situatie. Het geluid van de parkeergarages leidt tot overschrijdingen op gevels van de nieuwbouwwoningen. Dit is echter goed oplosbaar door maatregelen te treffen bij de nieuwbouw. In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan gesteld worden dat met inachtneming van de maatregelen voor zowel de nieuwbouwwoningen als de bestaande woningen een goed woon- en leefklimaat in het kader van het aspect geluid gegarandeerd kan worden.
Om te waarborgen dat aan de geluidseisen kan worden voldaan, is een bepaling opgenomen in de regels (Hoofdstuk 22a) van dit TAM-omgevingsplan onder subparagraaf 22a.5.1.5.
Het Bkl stelt instructieregels voor geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen (subparagraaf 5.1.4.2a). Daarmee schrijft het Bkl voor dat in een omgevingsplan rekening wordt gehouden met het geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied. Het omgevingsplan moet erin voorzien dat het geluid binnen een geluidaandachtsgebied aanvaardbaar is. Een aandachtsgebied is een gebied waar het geluid hoger kán zijn dan de toepasselijke standaardwaarde. De aandachtsgebieden, voor de verschillende bronnen, dienen te worden berekend.
Op verschillende manieren kan voorzien worden in een aanvaardbare situatie op het gebied van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Allereerst kan in een aanvaardbare situatie worden voorzien door geen geluidgevoelige gebouwen toe te laten in het geluidaandachtsgebied. Daarnaast kan in een aanvaardbare situatie worden voorzien als het omgevingsplan, dat een nieuw geluidgevoelig gebouw toelaat, erin voorziet dat het geluid op dat gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde.
In veel gevallen zal het echter niet mogelijk zijn om aan de standaardwaarde te voldoen. Bij een overschrijding van de standaardwaarde kan alsnog sprake zijn van een aanvaardbare situatie als:
Een omgevingsplan dat een geluidgevoelig gebouw toelaat, kan erin voorzien dat het geluid hoger is dan de grenswaarde. Bij overschrijding van de grenswaarde moet echter sprake zijn van zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen die dit rechtvaardigen. Om, net als bij een overschrijding van de standaardwaarde, te voorzien in een aanvaardbare situatie dient:
Ten slotte dienen aan de gevel van het geluidgevoelige gebouw, waarop de grenswaarde wordt overschreden, bouwkundige maatregelen te worden getroffen die:
Tevens dient in het omgevingsplan te worden bepaald dat de gevel een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen is. Op deze manier kan ook bij een situatie, waarin het geluid hoger is dan de grenswaarde, worden voorzien in een aanvaardbare situatie.
In december 2024 heeft Alcedo een onderzoek uitgevoerd naar geluid door (spoor) wegen en trillingen. Dit onderzoek is als Bijlage 9 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Het voornemen bestaat om op het voormalige Euromarkt terrein te Alphen aan den Rijn nieuwe woningen te realiseren. In de omgeving van het plangebied liggen wegen en een spoorlijn die ervoor zorgen dat het plan wordt belast met geluid. In het onderzoek is inzicht gegeven in de geluidsituatie van het plan. Dit wordt getoetst aan de wettelijke normen. Ook wordt ingegaan op eventuele hinder door trillingen vanwege het spoor.
Geluid van wegen
Uit de rekenresultaten blijkt dat binnen het plan sprake is van een overschrijding van de standaardwaarde. Deze overschrijding wordt in blok B voornamelijk veroorzaakt door de hoofdwegen. Ter plaatse van de overige gebouwen vindt de overschrijding voornamelijk plaats vanwege de binnenplanse wegen.
Het bepaalde geluid bedraagt ten hoogste 62 dB. Hiermee wordt de standaardwaarde van 53 dB overschreden. Aan de grenswaarde van 70 dB wordt voldaan.
Geluid van spoorwegen
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat het geluid van het spoor maximaal 50 dB bedraagt. Hiermee wordt aan de standaardwaarde van 55 dB voor spoorwegen voldaan.
Maatregelen
Wegdek en afscherming
Het geluid op de gevels dient met 9 dB gereduceerd te worden om aan de standaardwaarde te voldoen. Het toepassen van een stiller wegdektype is in deze situatie onvoldoende doelmatig om aan de standaardwaarde te voldoen. Indien het gewenst is om de overschrijding te beperken kan worden overwogen een stiller type wegdek toe te passen.
Het toepassen van een geluidscherm of -wal lijkt in deze situatie niet mogelijk en/of wenselijk.
Aanvaardbaar gecumuleerd en gezamenlijk geluid
In deze situatie is sprake van één soort geluidbron waarvan het geluidaandachtsgebied zich uitstrekt over het plangebied. Het gecumuleerde geluid is in deze situatie gelijk aan het gezamenlijk geluid vanwege de wegen.
Het gezamenlijk geluid op de gevel van het geluidgevoelige gebouw dient te worden bepaald en in het omgevingsplan te worden vastgesteld. Het geluidaandachtsgebied van het spoor strekt zich niet uit over het plangebied. Het geluid vanwege het spoor wordt daarom niet betrokken bij het bepalen van het gezamenlijk geluid. Het gezamenlijk geluid is gebaseerd op de gemeentewegen en de binnenplanse wegen. Het
gezamenlijk geluid is voor 2 situaties bepaald, waarbij op de binnenplanse wegen in één situatie sprake is van een elementenverharding in keperverband en in de andere situatie een referentiewegdek (DAB). Het geluid bedraagt binnen het plangebied in beide situaties ten hoogste 62 dB. Het gezamenlijk geluid is lager dan de grenswaarde voor het geluid van wegen, het gezamenlijk geluid kan daarom als aanvaardbaar worden bevonden.
In bijlage 3 van het onderzoek is een totaal overzicht met het bepaalde gezamenlijk geluid opgenomen. De vast te stellen waarden voor het gezamenlijk geluid zijn in de tabel geel gearceerd en is afhankelijk van welk wegdektype op de binnenplanse wegen wordt toegepast.
Gemeentelijk beleid
Volgens het gemeentelijk beleid dienen bij een overschrijding van de waarde voor het geluid van 58 dB, 60 dB en 55 dB(A), vanwege respectievelijk wegen, spoorwegen en industrieterreinen, de woningen over tenminste één geluidluwe gevel en, indien een buitenruimte aanwezig is, één buitenruimte aan de luwe zijde te beschikken.
In deze situatie is vanwege de wegen sprake van een hogere waarde voor het geluid dan 58 dB. Bij de verdere uitwerking van het plan dient rekening te worden gehouden met het realiseren van een geluidluwe gevel en buitenruimte.
Vanwege de overschrijding dient met volgende rekening te worden gehouden:
Geluidisolatie gevels
Volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) moeten gevels van verblijfsgebieden een geluidwering hebben van minimaal 20 dB. Als echter sprake is van hogere geluidwaarde dan 53 dB, moet ook een hogere geluidwering worden gerealiseerd. Dat is hier ook het geval. Bij het ontwerp van het gebouw en de aanvraag van de omgevingsvergunning moet daarom rekening worden gehouden met het gezamenlijk geluid dat is bepaald in het rapport.
Trillingen vanwege het spoor
Voor de beoordeling van trillingen vanwege het spoor is door We-Boost een quickscan uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op het traject geen sprake is van goederentreinen.
Op het spoor is ter hoogte van het plangebied sprake van langzaam rijdende treinen en uitsluitend passagierstreinen. In de omgeving rondom het spoor is sprake van een slappe bodem waardoor eventuele trillingen worden beperkt. Naast het voorgaande is de afstand van het plangebied tot het spoor meer dan 100 meter.
Uitgaande van de hiervoor genoemde bevindingen kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen sprake zal zijn van hinder door trillingen vanwege het spoor. Een onderzoek op locatie is in deze situatie niet nodig.
Afweging hogere geluidwaarden
In het kader van de overschrijding van de standaardwaarde van 53 dB voor gemeentelijke wegen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving is een afweging om hogere geluidwaarden toe te staan opgesteld door de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH). Deze afweging is als bijlage 10 terug te vinden. De ODMH concludeert het volgende. De hogere geluidwaarden van 58, 59, 61 en 62 dB (gemeentelijke wegen) worden als aanvaardbaar beschouwd. Hoewel de standaardwaarde van 53 dB wordt overschreden, blijft de geluidsbelasting ruim onder de grenswaarde van 70 dB. Daarnaast is vastgesteld dat verdere reductie door maatregelen niet haalbaar is vanwege verkeerskundige en stedenbouwkundige bezwaren. In de regels van het plan is de aanvullende voorwaarde voor een geluidsluwe gevel en buitenruimte geborgd.
Hiermee voldoen de hogere geluidwaarden aan de criteria uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en de beleidsregel, en is het toekennen van hogere geluidwaarden gerechtvaardigd.
Voor de woningen in de omgeving kan sprake zijn van een toename van geluid door gemeentewegen als gevolg van de herontwikkeling van de Euromarkt. Dit kan komen door extra verkeer binnen de locatie, de wijziging in bebouwing en de wijziging van binnenplanse wegen (wegenstructuur binnen het plangebied die wijzigt).
Alcedo heeft in december 2024 een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke indirecte akoestische effecten. Hierbij is getoetst aan het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit onderzoek is als bijlage 11 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
In het onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen de huidige situatie en de plansituatie met ontwikkeling en wijziging wegen. Hierbij zijn drie varianten met verschillende wegdekverhardingen op de binnenplanse wegen doorgerekend:
Het plan wordt getoetst aan de volgende criteria:
In dit onderzoek is de worst-case situatie gehanteerd waarbij op alle binnenplanse wegen evenveel verkeer rijdt.
Elementenverharding in keperverband
Bij toepassing van een elementenverharding in keperverband zal sprake zijn van een duidelijk waarneembare toename in het geluid. Enkel bij de woningen aan de Europalaan en de Noorderkeerkring zal het aantal woningen met een waarde voor het geluid hoger dan 53 dB toenemen. Ook zal vanwege de aanleg van de nieuwe wegen binnen het plan sprake zijn van een hogere waarde dan de standaardwaarde van 53 dB. Hiermee is in eerste instantie geen sprake van een toelaatbare situatie. Indien de woningen over voldoende geluidwering beschikken waarmee in de woningen aan 33 dB in de woningen wordt voldaan, kan de situatie toelaatbaar worden bevonden.
Stille elementenverharding in keperverband en referentiewegdek (DAB)
Bij toepassing van een stille elementenverharding in keperverband of een referentiewegdek zal sprake zijn van een duidelijk waarneembare toename in het geluid. Enkel bij de woningen aan de Europalaan en de Noorderkeerkring zal het aantal woningen met een waarde voor het geluid hoger dan 53 dB toenemen. Hiermee is in eerste instantie geen sprake van een toelaatbare situatie. Indien de woningen over voldoende geluidwering beschikken waarmee in de woningen aan 33 dB in de woningen wordt voldaan, kan de situatie toelaatbaar worden bevonden. Vanwege de aanleg van de nieuwe wegen binnen het plan wordt aan de standaardwaarde van 53 dB voldaan.
Geluidwering appartementen Europalaan en Noorderkeerkring
De woningen aan de Europalaan dienen vanwege de nieuwe ontwikkeling aan 21 dB geluidwering te voldoen. Dit is haalbaar met traditionele constructies en materialen. Geconcludeerd kan worden dat de woningen hieraan voldoen en dat de toekomstige situatie voor deze appartementen toelaatbaar is.
De woningen aan de Noorderkeerkring dienen vanwege de nieuwe ontwikkeling aan 24 dB geluidwering geluidwering te voldoen. De woningen worden van een gebalanceerd ventilatiesysteem voorzien. Met een gebalanceerd ventilatiesysteem zal de geluidwering van de woningen hoger zijn dan 24 dB.
Vanwege de ontwikkeling zal ter plaatse van de bestaande woningen sprake zijn van een toelaatbare situatie.
Nieuwe wegen
Vanwege de toename in het verkeer en de aanleg van nieuwe wegen, zal ter plaatse van de bestaande woningen sprake zijn van een toename in het geluid en zal het aantal bestaande woningen met een hogere waarde dan 53 dB toenemen. Geadviseerd wordt om een stille elementenverharding of een referentiewegdek op de binnenplanse wegen te overwegen. Het geluid en overschrijdingen van de standaardwaarde van 53 dB zal hiermee worden beperkt. En vanwege de nieuwe wegen binnen het plangebied zal worden voldaan.
Door de ODMH is beoordeeld of de nieuwe bebouwing binnen de geluidzone van het ten noorden gelegen industrieterrein ligt. Uit de beoordeling blijkt dat de nieuwe bebouwing niet binnen de geluidzone wordt gerealiseerd en dat een onderzoek naar het geluid vanwege het industrieterrein niet nodig is.
Het uitgevoerde akoestisch onderzoek laat zien dat sprake is van een aanvaardbaar gecumuleerd en gezamenlijk geluidsniveau bij de te realiseren woningen. Wel wordt de grenswaarde overschreden en zijn maatregelen nodig om te komen tot een goed binnenklimaat en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hiervoor wordt in de regels van dit TAM-omgevingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In het kader van indirecte hinder kan geconcludeerd worden dat ondanks de toename in het geluid op bepaalde woningen er geen sprake is van een onaanvaardbare geluidssituatie en is de nieuwe ontwikkeling toelaatbaar.
Bezonning
Voldoende zonlicht en schaduw zijn aspecten van de fysieke leefomgeving. Voldoende zonlicht of juist voldoende schaduw op bijvoorbeeld gebouwen, tuinen, terrassen en speelplekken is belangrijk. Zo draagt voldoende zon bij aan een aangenaam verblijfsklimaat, maar geldt eveneens dat men in de steeds hetere zomers ook de schaduw moet kunnen opzoeken. De rijksoverheid heeft voor dit aspect van de fysieke leefomgeving geen instructieregels opgesteld. Daarom heeft de gemeente de vrijheid om deze zelf in te vullen. Daarbij kan de gemeente gebruikmaken van alle mogelijkheden van het instrument omgevingsplan.
Gemeenten kunnen door regels aan bouwwerken te stellen in het omgevingsplan voorkomen dat er te veel of te weinig schaduw ontstaat. Hierbij kan gedacht worden aan: voldoende afstanden tussen (hoge) bebouwing, bouwhoogten, fysieke vorm van de gebouwen, ligging openbare ruimte en speelplekken ten opzichte van bebouwing en zongericht verkavelen. Naast stedenbouwkundige oplossingen kunnen gemeenten ook kiezen voor het vastleggen van een omgevingsvergunningplicht in het omgevingsplan of vastleggen van een meldingsplicht voor bouwen van hoge gebouwen in het omgevingsplan. Daarnaast kan in het omgevingsplan worden opgenomen dat bij een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling een bezonningsonderzoek op basis van de TNO-norm dan wel gemeentelijke norm dient te worden uitgevoerd
TNO-norm
Voor het beoordelen of sprake is van voldoende zonlicht op de gevels van omliggende woningen, hanteren veel gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen de (niet wettelijk verplichte) TNO-norm. TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:
Deze normen zijn alleen van toepassing op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen nooit direct zonlicht. In sommige gevallen kan het echter wenselijk zijn om ook de bezonningssituatie voor deze woningen inzichtelijk te maken. Doorgaans wordt een bezonningsstudie aanbevolen bij een bouwhoogte van meer dan 25 meter.
Lichthinder
Kunstmatige verlichting kan vier soorten negatieve effecten veroorzaken, te weten:
Lichthinder is een thema dat decentrale overheden moeten afwegen. Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat daarom geen rijksinstructieregels voor lichthinder. Alleen voor kunstlicht in de tuinbouw bij kassen staan rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Het Bal noemt Lichthinder niet als een specifieke milieubelastende activiteit. Wel kan een lichthinder veroorzakende activiteit een functioneel ondersteunende activiteit zijn bij een milieubelastende activiteit in de zin van het Bal. In dat geval is de specifieke zorgplicht van het Bal van toepassing op het veroorzaken van lichthinder. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen, lokaal algemeen verbindende voorschriften stellen en kan eventueel ook direct handhavend optreden als er onmiskenbaar strijd is met de zorgplicht. Overheden kunnen hierbij de “Richtlijn lichthinder” van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) als uitgangspunt hanteren. Concreet kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kwantitatieve of kwalitatieve normen, aan het opleggen van een bepaalde afstelling of aan armaturen met afschermkapjes. Dit kan ook voor vormen van lichthinder die niet door het Bal zelf geregeld worden.
Bezonning
Het plan voorziet in bebouwing met een bouwhoogte van 25 meter of hoger en derhalve is in november 2024 een bezonningsonderzoek uitgevoerd door Actiflow. Dit onderzoek is als bijlage 12 terug te vinden. De resultaten zijn hieronder weergegeven.
Het plangebied van de ontwikkeling bevindt zich op de Euromarkt, nabij het centrum van Alphen aan den Rijn. Dit plangebied wordt omsloten door de Noorderkeerkring, de Europalaan en de Laan der Continenten. De nieuwbouw omvat meerdere gebouwen met bouwhoogten variërend van 30 tot 56 meter. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft lokaal beleid ten aanzien van bezonning vastgelegd in de “Intensiveringsvisie Alphen aan den Rijn” waarin de richtlijnen uit de ‘lichte’ TNO-norm van toepassing zijn verklaard op het gebied waarbinnen de ontwikkeling is gelegen. Het bezonningsonderzoek volgt dus de ‘lichte‘ TNO-norm voor de bestaande woningen in de omgeving. Het onderzoek analyseert het verschil in direct zonlicht wat wordt ontvangen door de omliggende gebouwen tussen de huidige en toekomstige situatie op de referentiedag 19 februari.
Figuren 4.5 en 4.6 geven een overzicht van de bezonningsuren op de gevels van de geanalyseerde omgeving in de huidige en toekomstige situatie op 19 februari. De resultaten tonen dat de realisatie van de nieuwbouw enkel invloed heeft op de woningen die in de directe nabijheid staan. De nieuwbouw heeft geen invloed op de bebouwing ten zuiden van de projectlocatie, evenals de gevels van de omliggende gebouwen die van de nieuwbouw zijn afgekeerd.
Figuur 4.5 Overzicht bezonningsuren op 19 februari in de huidige situatie (bron: Actiflow, november 2024)
Figuur 4.6 Overzicht bezonningsuren op 19 februari in de toekomstige situatie (bron: Actiflow, november
2024)
De resultaten tonen dat de toekomstige ontwikkeling de grootste invloed heeft op het woongebouw “Noorderkeerkring” aan de westzijde van het plangebied. Door de toevoeging van de nieuwbouw vermindert de directe bezonning van de oostgevel met maximaal 1:15 uur op referentiedag 19 februari. In de toekomstige
situatie neemt de directe bezonning op deze gevel af tot minimaal 1:15 uur op het maatgevende meetpunt. In de huidige situatie ontvangt dezelfde overigens gevel niet meer dan 2:30 uur directe bezonning, hetgeen wordt veroorzaakt door de ongunstige noordoostelijke oriëntatie.
Het aantal zonuren bedraagt in de toekomstige situatie minimaal 3:30 uur voor het “Da Vinci”-complex te Zuidland 1 - 115 en minimaal 4:20 uur ter plaatse van de woningen te Euromarkt 23 - 85, waarmee wordt voldaan aan de TNO-norm.
In totaal wordt op 6 meetpunten een onderschrijding van de TNO-norm berekend ten gevolge van de ontwikkeling. Deze bevinden zich allemaal op de oostgevel van woongebouw “Noorderkeerkring” te Euromarkt 1002 - 1204.
Tevens is een schaduwanalyse uitgevoerd voor de dagen 19 februari, 21 maart, 21 juni en 21 december om inzichtelijk te maken hoe en wanneer de nieuwbouw het directe zonlicht op de omliggende woningbouw vermindert. Uit de analyse volgt dat de nieuwbouw schaduw werpt op de appartementen aan de oostgevel
“Noorderkring” in de ochtend voor circa 11:00 uur op referentiedag 19 februari. De betreffende gevel valt na 12:00 uur per definitie in de schaduw vanwege de ongunstige (noord-)oostelijke oriëntatie.
In de namiddag na 16:00 uur bereikt de schaduwval van de nieuwbouw het “Da Vinci”-complex te Zuidland 1 - 115 en de woningen te Euromarkt 23 - 85. Voor beide woongebouwen blijft de impact die de nieuwbouw heeft op de directe bezonning van de bestaande woningen gering. De onderste verdieping(en) van beide gebouwen bevatten geen woonfuncties en vallen dus buiten het toetsingskader van de TNO-norm.
Lichthinder
De voorgenomen ontwikkeling kent geen activiteiten die eventuele lichthinder veroorzaken. Er zijn geen lichtbronnen in de omgeving aanwezig die hinder kunnen veroorzaken voor de nieuw te bouwen woningen. Het aspect lichthinder vormt geen belemmering voor de herontwikkeling van het Euromarktgebied.
In het kader van de herontwikkeling van de Euromarkt is door Actiflow een bezonningsstudie uitgevoerd naar de effecten op de omliggende woningen. Hierbij is getoetst aan de lichte TNO-norm conform gemeentelijk beleid. Geconcludeerd kan worden dat voor het overgrote deel van de woningen voldaan kan worden aan de TNO-normen en dat de afname van het aantal zonuren (daar waar hier sprake van is) niet significant zijn en niet leiden tot een onacceptabel woon- en leefklimaat vanuit bezonning. Enkel voor de oostgevel van woongebouw Noorderkeerkring geldt dat niet aan de lichte TNO-norm voldaan kan worden. Hier geldt echter voor dat in de huidige situatie ook al niet voldaan kan worden vanwege de ongunstige noordoostelijke oriëntatie van de betreffende gevel en dat de nieuwbouw schaduw werpt op enkele appartementen in de ochtend voor circa 11.00 uur (referentiedag 19 februari), waar deze gevel na 12.00 uur per definitie in de schaduw ligt vanwege deze ongunstige oriëntatie. Daarmee kan gesteld worden dat in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties een goed woon- en leefklimaat in het kader van bezonning kan worden geborgd.
De herontwikkeling leidt niet tot het realiseren van activiteiten of functies die lichthinder veroorzaken naar de omgeving. Ook zijn er geen lichtbronnen in de directe omgeving aanwezig die hinder kunnen veroorzaken op de te realiseren woningen.
Omgevingswet
Op grond van artikel 1.3 en 2.1 van de Omgevingswet moet het omgevingsplan gericht zijn op het bereiken en in stand houden van veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Of de luchtkwaliteit gezond genoeg is dient in het kader hiervan beschouwd worden. Het omgevingsplan moet in ieder geval de regels bevatten met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit houdt in dat functies die niet met elkaar te verenigen zijn met regels verenigbaar worden. Voor luchtkwaliteit heeft het rijk instructieregels gegeven die een evenwichtige toedeling uitwerken.
Besluit kwaliteit leefomgeving
In subparagraaf 5.1.4.1 Bkl zijn instructieregels opgenomen over luchtkwaliteit. Het Bkl bevat instructieregels voor specifieke situaties. Op grond van deze regels zijn de in artikel 2.4 en 2.5 opgenomen omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht (stikstofdioxide en fijnstof) van toepassing op die gevallen waarin de aanleg van een autoweg, een autosnelweg of een wegtunnelbuis wordt toegelaten. Verder gelden er instructieregels voor gemeenten die in de in het Bkl aangewezen aandachtsgebieden liggen. Voor activiteiten die leiden tot een verhoging van de concentratie (van onder andere fijnstof) in de buitenlucht in een aangegeven aandachtsgebied, moeten ook de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht in acht genomen worden. Uitgezonderd zijn activiteiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan verhoging van de concentratie van die stoffen. Daarvoor zijn in het Bkl enkele standaardgevallen aangewezen.
Zoals beschreven moet de gemeente de luchtkwaliteit toetsen binnen aangewezen aandachtsgebieden. Er moet worden nagegaan of de toe te laten activiteiten gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit binnen een aandachtsgebied. De gemeente doet dit voor de volgende activiteiten (artikel 5.51 lid 1 van het Bkl):
In artikel 5.50 lid 1 van het Bkl worden enkele activiteiten aangewezen waarvoor te allen tijde een luchtkwaliteitstoets moet worden uitgevoerd door de gemeente. Dit geldt ook indien er geen aandachtsgebied in de omgeving aanwezig is. Het gaat om de volgende activiteiten:
Enkel op locaties waar mensen aanwezig zijn, vindt er een beoordeling van de luchtkwaliteit plaats door de overheid. Indien locaties aan één van de volgende criteria voldoen, is er geen toetsing of monitoring van de luchtkwaliteit benodigd:
De aandachtsgebieden voor NO2 en PM10 zijn de volgende agglomeraties waarvan de locatie bij ministeriële regeling is aangewezen (artikel 5.51 uit het Bkl):
Op grond van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plangebied niet gelegen is binnen een aandachtsgebied voor NO2 en PM10.
Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)
Toetsen aan de omgevingswaarden voor luchtkwaliteit is niet nodig indien een project of activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Dan gaat het bijvoorbeeld om een ruimtelijk project of activiteit waarvoor een omgevingsvergunning nodig is maar waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is. Indien dit het geval is, is er geen toetsing aan de rijksomgevingswaarden voor (NO2) en fijnstof (PM10) nodig. Een project of activiteit draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentratie NO2 en PM10 niet hoger is dan 1,2 µg/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentraties. Dit volgt uit artikel 5.53 en 5.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In artikel 5.54 van het Bkl staan standaardgevallen niet in betekenende mate aangegeven, waaronder:
In onderhavig geval is sprake van een maximale toevoeging van 700 woningen en maximaal 5.250 m2 aan (commerciële) voorzieningen en derhalve kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Volledigheidshalve is gebruik gemaakt van de NIBM- tool, waarbij het uitgangspunt de extra verkeersgeneratie is zoals door Goudappel berekend (zie paragraaf 4.3) en de einddatum/opleverdatum van 2030, wanneer het gehele project gerealiseerd is. Dit betreft overigens het worst-case werkdaggemiddelde van 2.217 (daar waar het weekdaggemiddelde nog lager ligt op 1.948).
Figuur 4.7 NIBM-tool (geraadpleegd op: 2 december 2024)
Uit de NIBM-tool blijkt ook dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.
Goed woon- en leefklimaat
De realisatie van 700 woningen voorziet in de realisatie van activiteiten die een toename van de verkeersintensiteit veroorzaakt op wegen. Er wordt daarom getoetst aan de omgevingswaarden. Deze omgevingswaarden zijn opgenomen in het artikel 2.4 en 2.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Voor stikstof (NO2) is dit 40 µg/m3 als kalenderjaargemiddelde, voor PM10 is dit 40 µg/m3 als kalenderjaargemiddelde en PM2,5 is dit 25 µg/m3 als kalenderjaargemiddelde.
In het kader van een gezonde fysieke leefomgeving, wordt in kaart gebracht wat de totale concentraties van fijnstof en stikstof ten opzichte van bijbehorende grenswaarden zijn. Met behulp van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) zijn de totale concentraties ter plaatse van een viertal rekenpunten nabij het projectgebied inzichtelijk gemaakt in onderstaand figuur.
Figuur 4.8 Totale concentraties stikstof en fijnstof (geraadpleegd op: 18 oktober 2024)
Uit de tabel blijkt dat de concentraties voor NO2, PM10 en PM2,5 ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Met optelling van de verkeersbijdrage wordt nog steeds ruim onder de grenswaarden gebleven. Het realiseren van woningen op de Euromarkt locatie is, in het kader van een goed woon- en leefklimaat vanuit het omgevingsaspect luchtkwaliteit meer dan acceptabel. Voor de verplaatsing van de GAMMA-locatie geldt dat dit weinig tot geen gevolgen heeft voor de totale concentraties, daar het enkel gaat om het verplaatsen van de GAMMA bouwmarkt naar een locatie op hemelsbreed een afstand van ca. 600 meter.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit niet aan vaststelling van dit TAM-omgevingsplan in de weg staat.
Het Bkl (paragraaf 5.1.4.6) bepaalt dat in een omgevingsplan ervoor moet worden gezorgd dat de geur die door activiteiten wordt veroorzaakt op geurgevoelige gebouwen aanvaardbaar is. Om aan deze eis te voldoen stelt het Bkl instructieregels voor drie categorieën milieubelastende activiteiten die geur produceren, waarvoor in ieder geval in het omgevingsplan regels moeten worden opgenomen. Het gaat hier om het exploiteren van zuiveringstechnische werken (rwzi's), het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf en andere agrarische activiteiten. Voor elk van deze verschillende categorieën wordt in het Bkl aangegeven op welke manier in een omgevingsplan in ieder geval sprake is van een aanvaardbare situatie.
Voor andere geurveroorzakende activiteiten moet de gemeente zelf bepalen en verantwoorden of en welke geurregels in het omgevingsplan nodig zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om industrie, horeca-activiteiten, dierenpensions en -klinieken, maneges en het hobbymatig houden van dieren. Hierbij bepaalt de gemeente zelf welke mate van geurhinder aanvaardbaar is, en in hoeverre daarvoor waarden, afstanden en/of gebruiksregels in het omgevingsplan nodig zijn. De locatie van (in het omgevingsplan toegelaten) geurveroorzakende activiteiten enerzijds en geurgevoelige gebouwen anderzijds is daarbij bepalend.
In de instructieregels in het Bkl is bepaald dat in een omgevingsplan rekening gehouden dient te worden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. De formulering van de instructieregel geeft aan dat voor dit aspect ruimte bestaat om op lokaal niveau een afweging te maken. De belangrijkste afweging die het bevoegd gezag op het gebied van geur dient te maken is het aanwijzen van de bebouwingscontour(en) geur. Binnen deze gebieden wordt de emissie van geur minder snel aanvaardbaar geacht omdat andere kwaliteiten en functies in deze gebieden een hogere prioriteit hebben dan het belang van het emitteren van geur als gevolg van activiteiten. Gebieden die, volgens het bevoegd gezag, beschermd dienen te worden tegen geuroverlast kunnen met behulp van een contour worden aangewezen.
Het plan voorziet in woningbouw, het toevoegen van een nieuwe supermarkt (naast de al bestaande supermarkt), het verplaatsen van een bouwmarkt, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. Dit betreffen geen geurveroorzakende activiteiten. Er worden geen horeca aciviteiten toegestaan die mogelijk wel tot geurhinder kunnen leiden. De meest dichtstbijzijnde gronden die bestemd zijn voor agrarisch gebruik liggen op ruim 1,5 kilometer afstand van het plangebied aan de Euromarkt. Op basis van de Handreiking bedrijven en milieuzonering behoort dergelijke bedrijvigheid tot milieucategorie 2 en geldt een te hanteren richtafstand van 30 meter voor het aspect geur. Aan deze richtafstand wordt ruim voldaan. Ook de bedrijven gelegen op de Molenwetering liggen op voldoende afstand (ruim 100 meter) van de aldaar toegestane milieucategorieën 2 en 3.1 (richtafstand van respectievelijk 30 en 50 meter). Hiermee is voor de nieuw te realiseren woningen geuroverlast niet te verwachten.
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een belemmering voor wat betreft het aspect geur.
In de instructieregels van het Bkl (paragraaf 5.1.4.4) is bepaald dat in een omgevingsplan rekening gehouden dient te worden met trillingen door activiteiten in trillinggevoelige ruimten van een trillinggevoelig gebouw.
Een aanvaardbare situatie wordt in ieder geval gecreëerd als in het omgevingsplan de standaardwaarde van toepassing wordt verklaard voor continue en herhaald voorkomende trillingen. Het omgevingsplan kan ook een lagere waarde bevatten. Het omgevingsplan kan ook een hogere waarde dan de standaardwaarde bevatten, als op basis van een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift reeds een hogere waarde gold. Deze waarde is niet hoger dan de grenswaarde. Ook is een hogere waarde mogelijk als het gaat om een activiteit die verricht wordt op een bedrijventerrein dat in het omgevingsplan is aangewezen.
Indien sprake is van zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen kan dit het rechtvaardigen om in het omgevingsplan een hogere waarde op te nemen dan de standaardwaarde en zelfs hoger dan de grenswaarde. De maximale waarde is de grenswaarde vermenigvuldigd met de factor 1,8.
Zoals beschreven is het onderdeel trillingen geregeld in paragraaf 22.3.5 van de Bruidsschat. Daarin worden regels gesteld aan trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz door een activiteit in een trilling gevoelige ruimte van een trilling gevoelig gebouw, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan. Er gelden maximale waarden voor continue trillingen en voor herhaald voorkomende trillingen. De maximale waarden zijn opgenomen in de tabellen in artikel 22.88 van de Bruidsschat en artikel 5.87 Bkl.
Bronnen van trillingen zijn verkeer over de weg of het spoor, machines in de industrie en bouw- en sloopactiviteiten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bronnen van trillingen aanwezig, behoudens de spoorlijn.
De gebruikelijk gehanteerde afstand waarbinnen trillingshinder door spoor wordt getoetst is een zone tot 100 meter van het spoor. Uit verschillende trillingsonderzoeken blijkt dat buiten deze afstand tot het spoor meestal geen trillingsniveaus optreden die boven de streefwaarde voor Vmax van 0,1 komen. Het plangebied bevindt zich binnen 250 meter vanaf het spoor maar buiten de 100 meter.
Voor de beoordeling van trillingen vanwege het spoor is door We-Boost een quickscan uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op het traject geen sprake is van goederentreinen. De quickscan maakt onderdeel uit van de geluidsrapportage van Alcedo zoals is bijgevoegd als bijlage 9.
Op het spoor is ter hoogte van het plangebied sprake van langzaam rijdende treinen en uitsluitend passagierstreinen. In de omgeving rondom het spoor is sprake van een slappe bodem waardoor eventuele trillingen worden beperkt. Naast het voorgaande is de afstand van het plangebied tot het spoor meer dan 100 meter.
Uitgaande van de hiervoor genoemde bevindingen kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen sprake zal zijn van hinder door trillingen vanwege het spoor. Een onderzoek op locatie is in deze situatie niet nodig.
In voorliggend geval is gezien de geruime afstand tot de trillingsbron) geen hinder te verwachten. Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan verondersteld worden dat trillingen op deze locatie geen problemen opleveren.
Ter bescherming van de gezondheid en het milieu zijn voor het aspect bodem instructieregels in het Bkl opgenomen. De inhoud van deze regels is via het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet opgenomen in paragraaf 5.1.4.5 Bkl. Het aanvullingsbesluit bepaalt voor welke activiteiten kan worden volstaan met een melding. Er worden drie basisvormen van bodemgebruik onderscheiden: landbouw/natuur, wonen en industrie. De kaders zijn gebaseerd op de risicogrenswaarden die voor de betreffende situaties zijn afgeleid.
De algemene doelstelling van het bodembeleid is het waarborgen van de gebruikswaarde van de bodem en het faciliteren van het duurzaam gebruik van de functionele eigenschappen van de bodem, door in onderlinge samenhang;
De Nota Bodembeheer Midden-Holland 2023 is een aanvulling op de regels volgend uit het Bal. Naast de Nota Bodembeheer is een bodemkwaliteitskaart opgesteld. In de Bodemkwaliteitskaart Midden-Holland (2023) zijn op basis van historie, gebruik en diffuse bodemkwaliteit in totaal 24 bodemkwaliteitszones in de bovengrond en 21 bodemkwaliteitzoners in de ondergrond onderscheiden. Ook zijn er in de bovengrond drie bodemkwaliteitszones voor de PFAS-verbindingen en in de ondergrond één bodemkwaliteitszone.
Euromarkt
IDDS heeft in juni 2024 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie aan de Einsteinweg waar de te verplaatsen GAMMA beoogd is. Het onderzoek is als Bijlage 13 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen herontwikkeling van de locatie, waarbij de huidige bebouwing wordt gesloopt en nieuwbouw wordt geplaatst, en het uitvoeren van de activiteit 'Graven in de bodem'. De doelstelling van het onderzoek is om te bepalen of er in de grond en/of het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van een (sterke) verontreiniging.
Gehele onderzoekslocatie / terrein
Voormalige (gedempte) tankval
Middels onderhavig onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd. De zeer plaatselijk aanwezige overschrijding van de index voor PCB in de grond is vermoedelijk gerelateerd aan de bodemvreemde bijmengingen welke mogelijk afkomstig zijn van de ernaast aangebrachte funderingslaag, Daar deze verhoging zeer lokaal is waargenomen en niet elders op de locatie is aangetroffen, wordt niet aannemelijk geacht dat er een bodemvolume aanwezig is van minimaal 25 m3 aaneengesloten grond waarbinnen gemiddeld de interventiewaarde voor PCB wordt overschreden. Derhalve is onzes inziens geen sprake van een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit van de bodem. Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Opgemerkt wordt dat het aannemelijk is dat de grond onder de bebouwing dezelfde bodemopbouw (zandige ophooglaag met daaronder klei) heeft als op het uitpandige terrein Aangezien er tevens over het algemeen hooguit lichte verontreinigingen worden aangetroffen wordt verwacht dat de bodem onder de bebouwing niet van een 'slechtere' kwaliteit is dan de bodem op het uitpandige terrein.
Ter plaatse van de voormalige (gedempte) tankval zijn geen aanwijzingen gevonden voor een (verdere) verontreiniging. Opgemerkt dient te worden dat bij het zuidelijke deel nabij de weg in de loop van de jaren vermoedelijk veel grondroerende werkzaamheden in de grond hebben plaatsgevonden (bebouwing, weg en kabels/leidingen).
Hiermee is naar het inzien van IDDS in afdoende mate een beeld verkregen van de chemische bodemkwaliteit. Er worden geen belemmeringen voorzien ten aanzien van de voorgenomen werkzaamheden.
GAMMA locatie
IDDS heeft in april 2024 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie aan de Einsteinweg waar de te verplaatsen GAMMA beoogd is. Het onderzoek is als Bijlage 14 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Verkennend bodemonderzoek
Middels onderhavig onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater afdoende mate vastgelegd. De grond is maximaal licht verontreinigd. Voor het grondwater wordt hooguit de index voor barium overschreden. De verhoogde concentraties barium hebben vermoedelijk een natuurlijke oorzaak. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek.
Verkennend asbestonderzoek
Er is derhalve geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest.
In voorliggend geval is voor beide locaties geen belemmering ten aanzien van bodem te verwachten. Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan verondersteld worden dat het aspect bodem op deze locaties geen problemen oplevert.
Uit ervaring blijkt dat circa 10 tot 15% van de tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte munitie niet tot de gewenste uitwerking kwam en als blindganger in de bodem is achtergebleven. Op grond van Arbowetgeving moet in alle gevallen waarin gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers kan bestaan door de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten een oriënterend onderzoek worden gedaan voordat werkzaamheden kunnen starten. Indien nodig gevolgd door een nader onderzoek, indien nodig gevolgd door opsporing van ontplofbare oorlogsresten of andere passende maatregelen.
Door de Omgevingsdienst Midden Holland is een quickscan uitgevoerd naar niet gesprongen explosieven. Uit het bestaande historisch vooronderzoek van 2017 kwam een verdenking naar voren. Echter zeer recent heeft Onderzoeksbureau Saricon uit Sliedrecht aanvullend onderzoek voor Alphen aan den Rijn in concept opgeleverd (23S082-AO-01), 24 mei 2024.
De nieuwe bodembelastingkaart voor Alphen aan den Rijn – hoewel nog concept, mag toch benut worden – toont dat de ligging van de planlocatie niet langer in een verdacht gebied is. Voor de Euromark geldt dat het dichtsbijgelegen verdachte gebied is aangeduid met A0796, maar dit raakt het transformatiebied niet. Voor de Gamma locatie geldt dat het dichtsbijgelegen verdachte gebied is aangeduid met A0792, maar ook hier dit gebied de proejctlocatie niet raakt.
Bij de planontwikkeling en grondwerk behoeft geen rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten.
Figuur 4.9 uitsnede kaart ontplofbare oorlogsresten (bron: ODMH)
De omliggende verdachte gebieden zijn niet van invloed op voorgenomen werkzaamheden op de aangegeven plangebieden Euromarkt en Gamma-locatie. Uitvoering van het project Euromarkt en Gamma-locatie kan daarom op een reguliere wijze gedaan worden, zonder aanvullende beheersmaatregelen op het gebied van explosieven.
Bij veiligheid gaat het om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Voor omgevingsveiligheid zijn regels opgenomen in paragraaf 5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl van het Bkl). De paragrafen 5.1.2.2 tot en met 5.1.2.6 van het Bkl gaan over het toelaten van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in verband met het externe veiligheidsrisico van een activiteit die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Omgevingsveiligheidsbeleid biedt de kaders waarmee een gebied zo ingericht kan worden dat mensen die er wonen of werken voldoende zijn beschermd bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Door vooraf na te denken over bescherming en doeltreffende maatregelen te nemen, kunnen mensen die in het gebied wonen of werken worden beschermd. Dit kan bijvoorbeeld door afstand te houden of mensen in het gebied de mogelijkheid te bieden om te vluchten of schuilen. Het 'plaatsgebonden risico' en 'aandachtsgebieden' zijn instrumenten van het omgevingsveiligheidsbeleid waarmee invulling gegeven wordt aan het beschermen van de omgeving.
Het wettelijk kader m.b.t. omgevingsveiligheid is vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In het besluit staan instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Juridische kaders
Besluit kwaliteit leefomgeving
Paragraaf 5.1.2 van het Bkl bevat instructieregels over het waarborgen van de veiligheid. Het doel van die instructieregels is dat het omgevingsplan rekening houdt met risico's van branden, rampen en crises. Ook moet rekening worden gehouden met het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan, de zelfredzaamheid van personen en met mogelijkheden tot hulpverlening (zoals bereikbaarheid voor hulpdiensten). Deze risico's worden gevormd door het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen - wegen en spoorwegen maar bijvoorbeeld ook buisleidingen. Daarnaast worden risico's gevormd door verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico's – zoals het opslaan van gevaarlijke stoffen.
De risicobenadering van externe veiligheid gaat uit van twee sporen: het beschermen van individuen (plaatsgebonden risico of PR) en het beschermen van groepen (groepsrisico of GR). Het plaatsgebonden risico is de kans dat per jaar één persoon overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats bevindt. Het groepsrisico is de kans op het overlijden van een groep mensen als deze, zowel beschermd als onbeschermd, op een plaats bevinden.
Plaatsgebonden risico
Voor wat betreft het PR bevat het Bkl grens- en standaardwaarden, die ruimtelijk worden vertaald in afstanden van risicobronnen tot gebouwen en locaties. Deze PR-contour is een gegeven of berekende afstand vanaf de risicobron. Het Bkl stelt instructieregels voor het toelaten van milieubelastende activiteiten en zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen en kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties. Voor (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties moet het omgevingsplan de grenswaarde uit het Bkl in acht nemen. Binnen de PR-contour zijn (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties niet toegestaan. Voor beperkt kwetsbare gebouwen en locaties moet het omgevingsplan rekening houden met de standaardwaarde voor het PR die het Bkl stelt.
Groepsrisico – aandachtsgebieden
Naast het PR, wordt onder de Ow het GR ingevuld aan de hand van aandachtsgebieden. Bij risicovolle activiteiten (uit het Bal) wijst het Bkl deze aandachtsgebieden aan. Dit zijn gebieden rond activiteiten met gevaarlijke stoffen die inzichtelijk maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd kunnen zijn tegen de gevolgen van ongevallen. Dat wil zeggen, waar zich bij een ongeval met gevaarlijke stoffen levensbedreigende gevaren voor personen in gebouwen kunnen voordoen. Er is onderscheid gemaakt tussen de risico's van warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en giftige stoffen in de lucht (gifwolk). Er zijn dan ook drie categorieën aandachtsgebieden:
De aandachtsgebieden liggen rondom activiteiten met externe veiligheidsrisico's en gelden zodra de activiteit wordt verricht. Een brandaandachtsgebied ligt het dichtst bij de risicobron, het gifwolkaandachtsgebied spreidt zich het verst uit. Afhankelijk van het type activiteit is sprake van één of meerdere type aandachtsgebieden.
Binnen een aandachtsgebied moet de het omgevingsplan rekening houden met het groepsrisico (5.15 Bkl). Aan de instructieregel wordt in ieder geval voldaan als binnen het aandachtsgebied geen zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen en kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties worden toegelaten. Het Bkl biedt wel enige afwegingsruimte ('rekening houden met'), om binnen een aandachtsgebied deze gebouwen of locaties toe te laten. In het omgevingsplan moet dan gewaarborgd zijn dat maatregelen worden getroffen ter bescherming van personen in die gebouwen en op die locaties; of dat het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in die gebouwen en op die locaties beperkt wordt. Voor legaal aanwezige activiteiten, gebouwen en locaties hebben de aandachtsgebieden geen gevolgen.
De gemeente kan voor (een deel van) brand- en explosieaandachtsgebieden in het omgevingsplan een voorschriftengebied aanwijzen (5.14 Bkl). Het is dus ook mogelijk om geen of een kleiner voorschriftengebied aan te wijzen. Als op een locatie zeer kwetsbare gebouwen (zoals ziekenhuizen en kinderdagverblijven) zijn toegelaten is het aanwijzen van een voorschriftengebied verplicht.
Binnen een voorschriftengebied gelden aanvullende bouwkundige eisen voor nieuwbouw en vervangende nieuwbouw. Deze aanvullende eisen staan in het Bbl (artikel 4.90 t/m 4.96), en hebben tot doel om mensen in een gebouw te beschermen tegen de gevolgen van een brand of explosie. De bouweisen zijn aanvullend op de generieke bouweisen uit het Bbl en de beschermende maatregelen die binnen het hele aandachtsgebied worden getroffen (5.15 Bkl). Voor bestaande gebouwen binnen een voorschriftengebied gelden de aanvullende bouweisen niet.
Figuur 4.10 Aandachtsgebieden externe veiligheid
Provinciale omgevingsverordening
Paragraaf 7.3.2. van de provinciale omgevingsverordening bevat instructieregels over het waarborgen van de veiligheid. Deze instructieregels gaan over het opnemen en waarborgen van risicogebieden en groepsrisico's in het omgevingsplan. Het gaat om de volgende instructies;
De voorgenomen (her)ontwikkeling voorziet niet in risicovolle activiteiten. De Externe veiligheidskaarten van Atlas Leefomgeving laten zien dat:
Figuur 4.11 Uitsnede atlas leefomgeving, weergave buisleiding.
Tevens blijkt dat het noordelijk deel van de Euromarkt grenst aan een brandaandachtsgebied van een buisleiding. Binnen een aandachtsgebied moet het omgevingsplan rekening houden met het groepsrisico (5.15 Bkl). Aan de instructieregel wordt in ieder geval voldaan als binnen het aandachtsgebied geen zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen en kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties worden toegelaten. Op dit moment grenst de huidige bebouwing (Gamma) aan het aandachtsgebied. In de nieuwe situatie wordt de bebouwing circa 7 meter naar het zuiden opgeschoven en komt hiermee nog verder van het aandachtsgebied te liggen. Aangezien het plangebied niet binnen het aandachtsgebied ligt, vormt dit geen belemmering.
Advies veiligheidsregio
De veiligheidsregio is betrokken bij de herontwikkeling van de Euromarkt. Hierbij hebben zij een aantal uitwerkingsthema's aangegeven over de bereikbaarhied voor hulpdiensten, het stallen van elektrische auto's in stallingen en bijvoorbeeld het rekening houden met de maten voor de te realiseren liften in de gebouwen. In de uitwerking van het ontwerp wordt rekening gehouden met deze aspecten.
Het aspect veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend omgevingsplan. Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties kan verondersteld worden dat veiligheid op deze locatie geen problemen oplevert. Ook hoeft er geen voorschriftengebied op de verbeelding en in de planregels te worden opgenomen.
Algemeen
Windhinder is een aspect van de fysieke leefomgeving, zoals bedoeld in artikel 2.1 Omgevingswet. Hiermee is windhinder ook een onderdeel van de taak van de gemeente voor het evenwichtig toedelen van functies aan locaties in het omgevingsplan. De gemeente heeft hier wel een ruime mate van beleidsvrijheid in, nu voor het aspect windhinder instructieregels van het Rijk ontbreken.
De NEN 8100 is een norm voor de beoordeling van het windklimaat. De norm werkt met uurgemiddelde windsnelheden (m/s) gerelateerd aan de overschrijdingskans in percentage van uren per jaar. In een tabel is voor verschillende situaties en activiteiten (doorlopen, slenteren, langdurig zitten) aangegeven of het windklimaat slecht, matig of goed is.
In deze norm zit een beslismodel dat aangeeft wanneer een windonderzoek nodig kan zijn:
De NEN 8100 is vanuit de wet niet verplicht, maar wordt wel algemeen gebruikt om te beoordelen of de ontwikkeling in overeenstemming is met een veilige en gezonde fysieke leefomgeving (voorheen: een goede ruimtelijke ordening).
Borging windhinder in het omgevingsplan
In het omgevingsplan kan de gemeente regels opstellen over de wijze waarop windhinder in de planvorming betrokken dient te worden. Dit kan bijvoorbeeld door het opnemen van een omgevingsvergunningplicht in het omgevingsplan, door het opnemen van maatregelen in het omgevingsplan (wanneer de maatregelen voor het beperken van windhinder reeds bekend zijn) of door het vastleggen van een meldingsplicht voor bouwen van hoge gebouwen in het omgevingsplan.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in bebouwing van maximaal 45 meter hoogte op de Euromarkt locatie. De bouwmarkt wordt circa 7,5 meter hoog. Conform het beslismodel van de NEN 8100 is windonderzoek voor de ontwikkeling aan de Euromarkt noodzakelijk. In dit kader heeft Actiflow in oktober 2024 een windhinderonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 15 terug te vinden, de resultaten zijn hieronder weergegeven.
Het windonderzoek laat het volgende zien:
Actiflow concludeert dan ook dat de invloed van de nieuwbouw op het windklimaat beperkt is en dat er na realisatie een acceptabel windklimaat zal heersen. De effecten van vegetatie zijn hierin meegenomen.
Om te borgen dat bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nog steeds voldaan kan worden aan een acceptabel windklimaat, is in de regels van dit TAM-omgevingsplan een specifieke beoordelingsregel opgenomen.
De herontwikkeling van de Euromarkt leidt tot bouwhoogtes die hoger zijn dan 30 meter. In dit kader is een windhinderonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat de invloed van de nieuwbouw beperkt is en dat een acceptabel windklimaat gerealiseerd kan worden. Dit staat de uitvoering van het TAM-omgevingsplan niet in de weg.
Europees en Rijksbeleid
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.
Het Nationaal Waterplan (2016-2021) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.
Provinciaal beleid
Provinciale Staten hebben het regionaal waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 vastgesteld. In dit programma beschrijft de provincie Zuid-Holland haar waterbeleid. Hierin staat hoe samen met de partners wordt gewerkt aan een regionaal watersysteem dat bijdraagt aan een gezond, veilig, aantrekkelijk, concurrerend en bereikbaar Zuid-Holland. Dit regionaal waterprogramma is onderdeel van het Zuid-Hollandse omgevingsprogramma.
Beleid waterbeheerder - Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan 2022-2028 Hoogheemraadschap van Rijnland
Op 6 oktober 2021 heeft het algemeen bestuur van Rijnland het waterbeheerplan (WBP6) vastgesteld. In het Waterbeheerplan (WBP) geeft het hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op het meebewegen met water in plaats van het strijden tegen water. De vijf hoofddoelen zijn waterveiligheid, voldoende water, schoon en gezond water, waterketen en Rijnland duurzaam en circulair. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomst vast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Schoon en gezond water is gericht op het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit voor inwoners, bedrijven en natuur. Voor het doel waterketen richt Rijnland zich erop de afvalwaterketen te optimaliseren en het afvalwater te zuiveren door minder energie en grondstoffen te gebruiken. Voor het laatste hoofddoel ‘Rijnland duurzaam en circulair’ het hoogheemraadschap werkt om de kringloop van grondstoffen, water en energie te sluiten, energie te besparen, en biodiversiteit te versteken.
Waterschapsverordening
Sinds 1 januari 2024 heeft Rijnland een waterschapsverordening. Deze verordening vervangt de keur. In de waterschapsverordening staan de regels voor bewoners en bedrijven die activiteiten doen bij oppervlaktewater, dijken en gemalen.
Het compenseren van verharding is belangrijk voor het functioneren van het watersysteem dat Rijnland beheert. Hemelwater kan ook tot overlast leiden voordat het watersysteem wordt bereikt. Deze overlast kan worden voorkomen door een klimaat adaptieve inrichting.
Bij nieuwe ontwikkelingen waarbij sprake is van een toename in het verhard oppervlak dient de versnelde afvoer van hemelwater te worden gecompenseerd. De algemene regel is van toepassing op het aanleggen van 500 tot 5.000 m2, meer dan 5.000 m2 tot 50.000 m2 en meer dan 50.000 m2. Bij kleine uitbreidingen (< 500 m2) van verharding zullen de negatieve effecten op de omgeving beperkt zijn. In die gevallen volstaat een zorgplicht. De 90 mm-regel geldt binnen ons beheergebied voor ruimtelijke plannen die vergunningplichtig zijn. Hierbij wordt gekeken naar de toename van hard oppervlak. Als die groter is dan 5.000 m2, geldt de 90 mm-regel.
De 90 mm-regel zorgt ervoor dat wateroverlast in het plangebied zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat de kans op overlast in het omliggende gebied niet toeneemt en in veel gevallen zelfs afneemt. Voorheen gold de zogenaamde '15%-regel'. Hierbij diende er altijd 15% van de verhardingstoename te worden gecompenseerd, onafhankelijk van de gebiedskenmerken. De nieuwe 90 mm-regel is een verbeterde regel om een klimaat robuuste inrichting te garanderen en geen klimaatopgaven af te wentelen, omdat het meer gebiedskenmerken meeweegt, multifunctioneel ruimtegebruik beter mogelijk maakt én hergebruik van water stimuleert, bijvoorbeeld voor droge periodes. Op deze manier wordt gezorgd voor een klimaatbestendige doorontwikkeling van Rijnlands beheergebied.
Het uitgangspunt voor de Rijnlandse 90 mm-regel is de Landelijke maatlat voor een groene en klimaat adaptieve omgeving. In de Landelijke maatlat staat dat er geen waterschade mag optreden bij een bui die 1 x per 100 jaar voorkomt. In deze maatlat wordt vooral gekeken naar het effect van kortdurende buien met een hoge intensiteit. Voor het Rijnlandse watersysteem zijn echter ook langdurende neerslagsituaties van belang en daarom is ook gekeken naar de hoeveelheid neerslag die ongeveer 1 x per 100 jaar in 24 uur valt. Dit is ongeveer 110 millimeter (Neerslagstatistieken 2019, KNMI).
Rekening houdend met een afvoercapaciteit van de poldergemalen van gemiddeld 20 millimeter per dag, moet dan nog ca. 90 millimeter in het gebied zelf worden verwerkt.
Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert een stapeling in de bergingseisen, afhankelijk van de grootte van de toename aan hard oppervlak:
Gemeentelijk Watertakenprogramma 2021-2024
Het gemeentelijk Watertakenprogramma beschrijft hoe de gemeente invulling geeft aan de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. In het watertakenplan vertaalt de gemeente de ambities van de rioleringszorg naar concrete doelen, een adequate strategie, de benodigde activiteiten en de benodigde middelen. Hierbij zijn relevante eisen per thema beschreven.
Hemelwater:
De perceeleigenaar is verantwoordelijkheid om hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken om op het eigen terrein. Hemelwater wordt, daar waar mogelijk, direct in de bodem of het oppervlaktewater gebracht.
Riolering:
In gevallen er sprake is van het aanleggen van nieuwe rioleringen, dient het ontwerp van nieuwe rioleringsstelsels een belasting van Bui 10 conform de Leidraad Riolering kunnen verwerken, zonder dat water op straat komt te staan of vuilwater overstort op het oppervlaktewater. In het buitengebied met zeer verspreide bebouwing ligt voornamelijk drukriolering (rioolpompjes en persleidingen).
Grondwater:
In openbaar gebied een gewenste ontwateringsdiepte van 1,0 m en een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 m.
Convenant klimaatadaptief bouwen
De gemeente heeft het “Convenant klimaatadaptief bouwen” ondertekend. Dit betekent dat bij nieuw te ontwikkelen locaties gewerkt wordt volgens de leidraad en maatregelen behorend bij dit convenant.
De Euromarkt en Gamma locatie liggen binnen het peilgebied WW-21A, Polder Alpherhoorn (Kerk en Zanen + Molenwetering). Hier geldt een vast peil van -2,52 NAP.
Oppervlaktewater
Voor het Hoogheemraadschap is de legger, samen met de waterschapsverordening, het instrument om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten, voldoende en schoon water. De legger bestaat uit een set van kaarten. Daarop staat welke rivieren, beken, vennen en regenwaterbuffers, lijnvormige elementen, waterkeringen en kunstwerken (stuwen, sluisdeuren en kademuren) het waterschap in beheer heeft en waar ze liggen. De legger bevat ook een register waarin staat wie waar en waarvoor het onderhoud moet doen. Tot slot bevat de legger zones (zoneringen) voor toekomstige ontwikkelingen en bescherming van het watersysteem.
Op de leggerkaart van Hoogheemraadschap van Rijnland zijn de in de directe omgeving van de planlocatie gelegen oppervlaktewateren weergegeven.
Effect op waterkwaliteit
Het is belangrijk dat de doorstroming in het oppervlaktewater goed blijft. Dan houdt het Hoogheemraadschap de kans op overstroming of waterschaarste klein. De doorstroming is ook belangrijk voor de chemische en ecologische waterkwaliteit. Van de 'Legger Oppervlaktewater' is af te lezen dat het plangebied van de Euromarkt grens aan primair oppervlaktewater. Een kleine strook aan de noordzijde ligt binnen de beschermingszone van dit oppervlaktewater. De watergang zelf ligt buiten het plangebied en wordt niet aangetast. Voor het graven en bouwen in de beschermingszone wordt een watervergunning aangevraagd op basis van artikel 9.16 van de Waterschapsverordening.
Figuur 4.12 Uitsnede Legger, plangebied rood omkaderd
Rijnland zorgt voor gezond water. Dat is water met een goede samenstelling en zonder verontreinigingen. Gezond water is belangrijk voor het leven in en rondom het water, maar ook voor de gezondheid van de mens. De chemische waterkwaliteit is op dit moment nog niet overal goed genoeg. Rijnland werkt hard om dat te verbeteren. Het is daarom belangrijk dat er geen activiteiten bijkomen die de waterkwaliteit slechter maken. Dit blijft ook gelden als de gewenste chemische waterkwaliteit is bereikt. De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningen en betreft daarmee geen activiteit die de waterkwaliteit verslechteren.
Graven in een kwetsbaar kwelgebied kan negatieve gevolgen hebben voor de waterhuishouding. Zo kan het graven zorgen voor meer zilte kwel, wat kan zorgen voor een slechtere waterkwaliteit. Kwel betekent dat er grondwater onder drukverschil vanuit de bodem omhoog komt. het plangebied is gelegen buiten kwetsbaar kwelgebied waardoor de ontwikkeling op dit gebied geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding oplevert.
Bij de totstandkoming van het project worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper en zink, niet toegepast, zodat schoon hemelwater hier niet mee in aanraking kan komen. Zo heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de (grond)waterkwaliteit ter plaatse.
Effect op waterkwantiteit
het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Zonder hoger gelegen zandgrond' en het gebied 'Door Rijnland aangewezen gebied waar Rijnland terughoudender is met andere manier van waterberging'. Binnen het werkingsgebied 'Zonder hoger gelegen zandgrond' is opgenomen dat een watervergunning noodzakelijk is voor nieuwe bestrating, een nieuwe gesloten teeltvloer, een nieuwe weg of een nieuw pad en bouwwerken als de toename aan hard oppervlak van de nieuwe betrating, wegen, paden en bouwwerken bij elkaar groter is dan 5.000 m2, dit gebied gelegen is binnen een gebied zonder hoger gelegen zandgrond en de grond nog geen hard oppervlak heeft.
Rijnland hanteert een stapeling in de bergingseisen, afhankelijk van de grootte van de toename aan hard oppervlak:
Toets Euromarkt
Met de ontwikkeling van de Euromarkt wordt niet meer bebouwing/verharding gerealiseerd dan in de huidige situatie al aanwezig is en toegestaan is. Sterker nog, de ontwikkeling zorgt voor een afname aan verharding en een toevoeging van groen op maaiveld.
Aangezien er dus geen extra toename is aan verhard oppervlak, worden er geen waterbergingseisen gesteld aan deze ontwikkeling.
Dit betekent niet dat er geen aandacht is voor waterberging en opvang piekbuien. Vanuit het Convenant klimaatadaptief bouwen heeft de gemeente een hoge ambitie op het gebied van water. Er moet ingezet worden op vergroening en waterbuffering. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, komt er in het plangebied veel meer groen dan nu het geval is. Dit leidt tot een betere afvoer van hemelwater doordat de wegen het hemelwater afvoeren naar het groen en het water vastgehouden kan worden in de bodem voordat het langzaam in de bodem infiltreert. Ook wordt nader onderzocht of in de gebouwen en op het maaiveld nog extra waterberging gerealiseerd kan worden. Bij het opstellen van het inrichtingsplan voor de openbare ruimte wordt onderzocht of er gebruik gemaakt kan worden van drainageleidingen. Middels de drainage kunnen hoge grondwaterstanden worden afgetopt en kan regenwater via de grondverbetering infiltreren en afgevoerd worden. Dit kan gecombineerd worden met een wadi. Een wadi is een groene greppel in het stedelijk gebied die regenwater opvangt, zuivert en infiltreert in de ondergrond. Een wadi helpt bij het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bergt regenwater en zuivert het voordat het in de bodem infiltreert. Ook kan gedacht worden aan infiltratiekratten die hemelwater geleidelijk in de waterdoorlatende bodem laten infiltreren.
Voor wat betreft het ontwerp van de gebouwen wordt gedacht aan het realiseren van groene daken als bovengrondse waterberging. Groene daken vangen regenwater op dat op het dak valt. Dit water wordt vervolgens langzaam vrijgegeven via verdamping. Ze fungeren als een soort buffer en voorkomen overbelasting van het rioolstelsel en het watersysteem tijdens hevige regenval en vormt gelijktijdig een maatregel tegen droogte.
Toets Gamma locatie
De Gamma locatie (met een oppervlakte van circa 8.180 m2) is bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein in de jaren '80 volledig verhard en bebouwd en mag op basis van het geldende omgevingsplan ook volledig verhard worden. De bebouwing en verharding is op dit moment al verwijderd en de locatie betreft nu een braakliggend terrein. Met de verplaatsing van de Gamma naar deze locatie wordt er weer verharding toegevoegd in de vorm van het gebouw en een parkeerterrein. Langs de Antonie van Leeuwenhoekweg blijft de groenstrook met bestaande bomen behouden.
Ook voor deze locatie geldt dus dat er geen sprake is van een toename aan verharding met meer dan 500 m2. Het perceel was volledig verhard en wordt in de nieuwe situatie ook weer verhard. Er worden daarom geen waterbergende eisen gesteld aan de ontwikkeling. Net als bij de Euromarkt wordt wel in kader van klimaatadaptief bouwen nader onderzocht welke maatregelen ingepast kunnen worden. Ook hier kan gedacht worden aan drainageleidingen, infiltratiekratten en groene daken.
Effect op beperkingengebieden
Het plangebied is niet gelegen binnen een beschermingszone van een regionale waterkering.
Figuur 4.13 Uitsnede legger, plangebied rood omkaderd
Riolering
Voor de Euromarkt wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. De GAMMA wordt op het bestaand rioolstelsel afgekoppeld. Voor de Euromarkt is een extra gemaal nodig die het vuilwater afvoert in zuidwestelijk richting langs het Weteringpad (nieuwe persleiding) naar het hoofdgemaal. Voor het gemaal dient een ruimte reservering aangehouden te worden van circa 5 x 5 meter waarbij rekening moet worden gehouden met een ondergrondse put met de pompen, besturingskast, energie aansluiting en bereikbaarheid en regulier onderhoud.
Het aspect water staat niet aan de vaststelling van dit TAM-omgevingsplan in de weg.
Onderdeel van de fysieke leefomgeving is het cultureel erfgoed en werelderfgoed. Cultureel erfgoed bestaat uit vijf elementen, namelijk monumenten (dit kunnen gebouwde monumenten zijn maar bijvoorbeeld ook tuinen en parken), archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschap en roerend of immaterieel erfgoed (dit kan bijvoorbeeld een haven met historische schepen zijn). Alle wettelijke regelingen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving zijn in de Omgevingswet terecht gekomen. Artikel 5.130 en Artikel 5.131 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat de instructieregels voor het cultureel erfgoed. Het beschermingsregime in het omgevingsplan moet ertoe strekken om in een vroeg stadium inzicht te verschaffen in het cultureel erfgoed dat binnen het desbetreffende gebied aanwezig is en om dit cultureel erfgoed voldoende te beschermen als een activiteit wordt ontplooid. De Omgevingswet vormt samen met de Erfgoedwet (2016) het fundament voor de bescherming van het erfgoed.
Monumenten
De aanwijzing van rijksmonumenten is opgenomen in de Erfgoedwet en deze monumenten zijn daarmee wettelijk beschermd. In een omgevingsplan kan een rijksmonument worden opgenomen, maar dit is door de bescherming op grond van de Erfgoedwet niet verplicht. In een omgevingsplan dienen voor alle beschermde monumenten regels te zijn opgenomen om de omgeving van het beschermde monument te beschermen.
In de periode tot eind 2029 geldt een overgangsfase voor gemeentelijke monumenten. Na de overgangsfase worden alle gemeentelijke monumenten beschermd in een omgevingsplan. Tot die tijd kunnen gemeentelijke monumenten ook beschermd worden via een erfgoedverordening.
Archeologische monumenten
In een omgevingsplan dient rekening te worden gehouden met de (aantoonbaar te verwachten) archeologische waarden. Een archeologische onderzoeksplicht in het omgevingsplan regelt bijvoorbeeld wanneer archeologisch onderzoek moet plaatsvinden en aan welke eisen dit moet voldoen. In beginsel is een project kleiner dan 100 m² vrijgesteld, maar in een omgevingsplan kan een andere vrijstellingsgrens worden vastgelegd.
Stads- en dorpsgezichten & cultuurlandschappen
Zowel het Rijk, de provincie als een gemeente kan een stads- of dorpsgezicht met een bijzonder cultuurhistorisch karakter aanwijzen voor bescherming. In een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht zijn de rechtsgevolgen niet gelijk aan die van een gemeentelijk beschermd gezicht. Vergunningsvrij bouwen is in een Rijksbeschermd stadsgezicht bijvoorbeeld ingeperkt. Een landschappelijk waardevol gebied kan beschermd zijn als cultuurlandschap.
Roerend of immaterieel erfgoed
In de Omgevingswet is bepaald dat in een omgevingsplan regels kunnen worden gesteld aan roerend of immaterieel erfgoed als dit erfgoed direct of indirect voorwerp kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan regels voor een haven met historische schepen. Of het toedelen van een functie aan een locatie die samenhangt met een (lokaal) volksgebruik dat wordt aangemerkt als immaterieel cultureel erfgoed.
Werelderfgoed
Naast de bescherming van erfgoed via de regels in artikel 5.130, is in artikel 5.131 voorzien in een specifieke regel voor het werelderfgoed. Een omgevingsplan dient regels te bevatten voor het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed.
Daarbij geldt dat een ontwikkeling in een betreffende gemeente invloed kan hebben (bijv. hoogbouw) op de universele waarde van werelderfgoed in een omliggende gemeente.
Archeologie
Euromarkt locatie
IDDS Archeologie heeft in mei 2024 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Euromarkt in Alphen aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn (zie Bijlage 16). De doel- en vraagstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Met het inventariserend veldonderzoek wordt deze verwachting getoetst en zo nodig aangevuld.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied vermoedelijk is gelegen in een overwegend laag deel van het landschap, een komgebied, dat wordt doorsneden door een restgeul van een crevasse van de Oude Rijn. Het is mogelijk dat het uiterste oosten van het plangebied hoger is gelegen en dat dit deel van het plangebied behoort bij de oeverwal van de hoofdgeul van de Oude Rijn. Archeologische waarden op deze oeverafzettingen kunnen dateren vanaf het Laat Neolithicum. Aangezien het plangebied op historische kaarten pas vanaf het einde van de 20ste eeuw bebouwd is, is er een lage verwachting voor archeologische waarden uit de Nieuwe Tijd.
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied inderdaad in een laaggelegen komgebied ligt met een restgeul van een crevasse. Een relatief hogere en daarmee gunstigere ligging van het oostelijk deel van het plangebied kon niet worden bevestigd, waardoor de hogere verwachting voor resten vanaf het Laat Neolithicum kan worden bijgesteld naar een lage verwachting. Ook voor rondom de restgeul die door het plangebied loopt, geldt een lage verwachting. Het betref geen geul met oeverwallen, maar een smal, ondiep afwaterende geul die een nat landschap doorsnijdt.
Ook in de Middeleeuwen, als het komgebied bedekt raakt met een deklaag waarin een bouwvoor ontstaat, blijft de verwachting laag op basis van zowel het bureauonderzoek als het veldonderzoek.
Op basis van het veldonderzoek kan de verwachting daarom worden bijgesteld naar een lage verwachting voor het Laat Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Het advies geldt daarom dat er voor het hele plangebied geen nader onderzoek benodigd is.
Gamma locatie
IDDS Archeologie heeft in mei 2024 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie hoek Albert Einsteinweg / Antonie van Leeuwenhoekweg in Alphen aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn (zie Bijlage 17). De doel- en vraagstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen in een komgebied van de Oude Rijn. In de diepe ondergrond zijn getijdenafzettingen aanwezig. Deze afzettingen liggen op een diepte van circa 7 m -mv en hebben een lage verwachting voor resten uit het Neolithicum - Bronstijd. In de Bronstijd is in dit gebied veen gevormd. Voor het veengebied geldt een lage verwachting voor resten uit de Bronstijd - Romeinse tijd. In de Middeleeuwen is het veengebied bedekt met kleilagen van overstromingen vanuit de Oude Rijn. Vanwege de ligging in het lage komgebied, is het niet waarschijnlijk dat het gebied werd gebruikt tot de ontginning van het gebied in de Late Middeleeuwen. Op basis van kaartmateriaal vanaf de 17e eeuw lijkt het erop dat het plangebied uitsluitend in gebruik is geweest voor agrarische doeleinden, zoals een akker of weiland. Vanaf begin 19e eeuw is het landgebruik als weiland vastgesteld. Dit wijzigde pas met het bouwrijp maken van het gebied voor een bedrijventerrein in de jaren 80 van de 20e eeuw. Op basis van eerdere onderzoeken blijkt dat het bouwrijp maken gepaard ging met het sterk ophogen en mogelijk omwerken van het terrein. Dit ophoogpakket heeft een gemiddelde dikte van 1,5 m. Doordat het gebied gelegen is in een laag deel van het landschap en doordat het gebied tot in de 20e eeuw alleen voor agrarische doeleinden werd gebruikt, heeft het plangebied een lage archeologische verwachting.
IDDS Archeologie adviseert om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden.
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd dorpsgezicht of in een werelderfgoed. Daarnaast zijn er ook geen monumenten in het plangebied aanwezig.
Het aspect cultureel erfgoed staat niet aan de vaststelling van dit TAM-omgevingsplan in de weg.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is opgegaan in de Omgevingswet: de Aanvullingswet natuur, het Aanvullingsbesluit natuur en de Aanvullingsregeling natuur. Er is sprake van een beleidsneutrale overgang. Het huidige normenkader, de instrumenten en de bevoegdheidsverdeling voor het natuurbeschermingsrecht blijft ongewijzigd. Stikstofdepositie is geregeld in artikel 22.20 van de Omgevingswet. De regels van artikel 5.5a van de Wet natuurbescherming (Wnb) blijven gelden tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum. Hier vindt, vooralsnog, dus geen verandering plaats ten opzichte van oorspronkelijke wet- en regelgeving. Na de -nog te bepalen – datum dient stikstof te worden gemonitord als omgevingswaarde.
Ten behoeve van de ontwikkeling is door IDDS een quickscan uitgevoerd naar de effecten op beschermde soorten voor beide ontwikkellocaties. De rapportages zijn bijgevoegd als Bijlage 18 (Euromarkt locatie) en Bijlage 19 (Gamma locatie) van deze toelichting.
Euromarkt
Uit de bureaustudie en biotooptoets komt naar voren dat in en rond het plangebied mogelijk meerdere geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn. Door middel van nader onderzoek moet vastgesteld worden of het plangebied een (essentiële) functie heeft voor deze beschermde soorten.
Tevens kunnen binnen het plangebied en binnen de verstorende invloedsfeer van de werkzaamheden vogels zonder jaarrond beschermd nest broeden. Algemene vogelsoorten die broeden zijn gedurende deze tijd beschermd (grofweg van 15 februari tot 15 augustus, in gebruik zijnde nesten zijn ook buiten deze periode beschermd). Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden. Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten, dient een broedvogelinventarisatie uitgevoerd te worden door een deskundig ecoloog. Indien broedende vogels aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest verlaten is.
De omliggende vegetatie en/of waterlichaam kan door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied. Ook kunnen in omliggende gebouwen vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, wordt geadviseerd om de werkzaamheden uit te voeren tussen zonsopgang en zonsondergang. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten lichtbronnen zo zijn afgesteld dat deze niet op omliggende waterlichamen, gebouwen en vegetatie schijnen. Ook in de definitieve fase kan verstoring van vleermuizen worden voorkomen door geen verlichting te laten schijnen op de omliggende waterlichamen, vegetatie en gebouwen. In onderstaande tabel staan de resultaten van bureaustudie en veldbezoek per beschermde soort. Geconcludeerd kan worden dat er nader onderzoek nodig is. Dit nader onderzoek wordt binnen de daarvoor geldende periodes door IDDS uitgevoerd. Tijdens de eerste najaarsrondes in 2024 zijn er geen verblijfplaatsen aangetroffen.
Figuur 4.7 Conclusie beschermde soorten (bron: quickscan Wnb, IDDS 2024)
GAMMA locatie
Uit de bureaustudie en biotooptoets komt naar voren dat in het plangebied geen geschikte verblijfplaatsen voor strik beschermde soorten aanwezig zijn. Het uitvoeren van nader onderzoek is daardoor niet aan de orde. Wel dienen voor een aantal soorten mitigerende maatregelen toegepast te worden.
Binnen het plangebied en binnen de verstorende invloedsfeer van de werkzaamheden kunnen vogels zonder jaarrond beschermd nest broeden. Algemene vogelsoorten die broeden zijn gedurende deze tijd beschermd (grofweg van 15 februari tot 15 augustus, in gebruik zijnde nesten zijn ook buiten deze periode beschermd). Het advies luidt om de werkzaamheden buiten dit broedseizoen te laten plaatsvinden. Indien het niet mogelijk is om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten, dient een broedvogelinventarisatie uitgevoerd te worden door een deskundig ecoloog. Indien broedende vogels aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het nest verlaten is.
Binnen het plangebied kan scherpe fijnstraal groeien. Omdat deze soort op de rode lijst staat mogen groeiplaatsen van deze soort niet zonder meer verdwijnen. Door na de werkzaamheden scherpe fijnstraal in de borders, zomen en groenperken rond de nieuwbouw in te zaaien, wordt gegarandeerd dat groeiplaatsen van scherpe fijnstraal in de directe omgeving aanwezig blijven.
De omliggende vegetatie kan door vleermuizen gebruikt worden als foerageergebied. Ook kunnen in omliggende gebouwen vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, wordt geadviseerd om de werkzaamheden uit te voeren tussen zonsopgang en zonsondergang. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten lichtbronnen zo zijn afgesteld dat deze niet op omliggende gebouwen en vegetatie schijnen. Ook in de definitieve fase moet verstoring van vleermuizen worden voorkomen door geen verlichting te laten schijnen op de omliggende vegetatie en gebouwen.
Figuur 4.14 Overzicht soorten waar rekening mee gehouden moet worden (bron: IDDS, 2024)
Euromarkt
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000- gebieden, NNN, belangrijk weidevogelgebied of strategische reservering natuur. Het plangebied is gelegen op 6,3 kilometer van Natura 2000-gebied de Wilck en op 6,5 kilometer van Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op 1,6 kilometer van het plangebied. Op onderstaande figuur zijn de NNN-gebieden en Natura 2000-gebieden weergegeven.
Figuur 4.15 Ligging plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron IDDS, 2024)
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000- gebied of het NNN. De ingreep leidt niet tot een fysieke afname van oppervlakte aangewezen habitattypen in Natura 2000-gebieden of het NNN en heeft geen significant verstorend effect op aangewezen habitatsoorten. Daarnaast zijn verstorende effecten op habitattypen en -soorten, zoals trillingen, verdroging, verlichting en/of optische verstoring, door de ligging tussen bestaande bebouwing en de ruime afstand tot beschermde gebieden uitgesloten. Gezien de zeer lokale aard van de werkzaamheden en de afstand tot beschermde natuurgebieden zijn de meeste nadelige gevolgen op beschermde natuurgebieden op voorhand uitgesloten.
Effecten van stikstof op het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck zijn op voorhand niet uitgesloten.
Stikstofberekening
Ten behoeve van de ontwikkeling is door IDDS een stikstofdepositieberekening uitgevoerd naar de effecten op beschermde gebieden. De rapportage is bijgevoegd in Bijlage 20 van deze motivering. De resultaten worden in deze paragraaf beschreven. Omdat het plan nog niet volledig uitgewerkt is, is gekozen om een quickscan uti te voeren om een globaal inzicht te krijgen of stikstof mogelijk een probleem vormt voor het planvoornemen.
Het projecteffect is berekend met behulp van de AERIUS Calculator versie 2024. Door de sloop- en aanlegfase van 2028 tot en met 2032 te vergelijken met de referentiesituatie, kan het verschil in stikstofdepositie worden berekend. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt of het planvoornemen per saldo leidt tot een toename in stikstofdepositie. Op basis van de verschilberekening met behulp van intern salderen wordt geconcludeerd dat met toepassing van intern salderen geen toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden plaatsvindt.
Aangezien uit de analyse blijkt dat het projecteffect niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jr geldt geen vergunningsplicht volgens Artikel 5.1, lid 1 Ow. Verder onderzoek is nu niet nodig. Wanneer een omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit aangevraagd wordt zal een nadere stikstofberekening uitgevoerd moeten worden om negatieve effecten op Natura-2000 gebieden uit te sluiten.
Geconcludeerd kan worden dat de uitvoerbaarheid van dit omgevingsplan in het kader van stikstof is aangetoond. Wel wordt aanbevolen om bij aanvraag omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteite bouwen een exacte berekening uit te laten voeren op basis van de input van de aannemer.
GAMMA locatie
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000- gebieden, NNN, belangrijk weidevogelgebied of strategische reservering natuur. het plangebied is gelegen op 5,6 kilometer van Natura 2000-gebied de Wilck en op 7,1 kilometer van Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. Het dichtsbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op 1 kilometer van het plangebied. Op onderstaande figuur zijn de NNN-gebieden en Natura 2000-gebieden weergegeven.
Figuur 4.16 Ligging plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron IDDS, 2024)
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De ingreep leidt niet tot een fysieke afname van oppervlakte aangewezen habitattypen in Natura 2000-gebieden of het NNN en heeft geen significant verstorend effect op soorten. Effecten van stikstof op het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck zijn op voorhand niet uitgesloten.
Stikstofberekening
Ten behoeve van de ontwikkeling is in december 2024 door IDDS een stikstofdepositieberekening uitgevoerd naar de effecten op beschermde gebieden. De rapportage is bijgevoegd in Bijlage 21 van deze motivering. De resultaten worden in deze paragraaf beschreven.
Het projecteffect is berekend met behulp van de AERIUS Calculator versie 2024. Hierbij is een berekening gemaakt voor de uitstoot van de bouwmachines en het verkeer in de aanlegfase en het verkeer in de gebruiksfase. De conclusie luidt dat geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden worden getroffen door de voorgenomen ontwikkeling aan de Albert Einsteinweg in Alphen aan den Rijn. De rekentool geeft op basis van de opgestelde input, geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van het planvoornemen treedt daarom geen toename van de stikstofdepositie op in Natura 2000-gebieden.
Aangezien uit de analyse blijkt dat het projecteffect niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jr, geldt geen vergunningsplicht volgens Artikel 5.1, lid 1 (Ow). Een nader onderzoek naar stikstofdepositie is daarom niet nodig.
Vanuit het aspect soortenbescherming is nader onderzoek nodig naar de mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen in het Euromarkt gebied. Dit nader onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd conform het daarvoor geldende vleermuisprotocol. De Gamma locatie is voldoende onderzocht, hier zijn geen beschermde soorten flora en fauna aanwezig.
Voor gebiedsbescherming kan gesteld worden dat er geen significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden te verwachten is.
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving.
De gemeente zet in op circulair en conceptueel bouwen bij elk groot nieuwbouw- of transformatieproject (50 woningen of meer), zoals afgesproken in de City-deal Klimaatadaptief en Conceptueel Bouwen.
Duurzaamheid en circulair bouwen
De gemeente werkt voor circulair bouwen en aanbesteden met een ambitieweb per project of initiatief. Daarin kiest de gemeente de speerpunten die voor het specifieke project het meest relevant zijn en een toegevoegde waarde bieden. Voor de Euromarkt-ontwikkeling is het volgende ambitieweb opgesteld zie onderstaand figuur.
Figuur 4.17 Ambitieweb duurzaamheid en circulair bouwen
Water, ecologie en ruimtelijke kwaliteit scoren het hoogst in het ambitieweb. Er wordt hoog ingezet op water: dit ziet toe op ondergrondse waterbuffering in relatie tot de wens tot meer vergroening. Hier wordt ruim aandacht aan besteed in de inrichting van de openbare ruimte door groenstroken toe te voegen en nader uit te werken of waterbergende maatregelen zoals infiltratiekratten, wadi's en drainagesystemen aan te leggen. De samenhang met ecologie is hier groot: het huidige gebied is erg versteend en het doel is om meer groen toe te voegen. Dit zorgt ook voor een toename aan de biodiversiteit in het gebied. Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt gezocht naar een koppeling met het naastgelegen groengebied van de Molenwetering. Dit raakt ook weer aan de hoge ambitie voor ruimtelijke kwaliteit: niet alleen worden er eisen gesteld aan de beeldkwaliteit van de gebouwen, maar ook van de openbare ruimte.
Alle bouwbedrijven leveren een materialenpaspoort voor de gebouwen die zij opleveren aan de eigenaar en beheerder. Gebouwbeheerders stellen op basis van het materialenpaspoort een circulair beheer- en onderhoudsplan voor het vastgoed op.
In de voorbereiding op het definitieve bouwen herwint de ontwikkelaar grondstoffen uit te verwijderen opstallen voor hoogwaardig hergebruik. Daartoe stelt de ontwikkelaar een circulair sloopplan op. Uitgangspunt is dat zo veel mogelijk secundaire grondstoffen afkomstig uit het Euromarkt gebied opnieuw ingezet worden in de gebiedsontwikkeling zelf of beschikbaar komen voor andere bouwactiviteiten.
Energie
De gemeente Alphen aan den Rijn wil in 2050 energie en CO2-neutraal zijn en woningen en gebouwen zonder aardgas verwarmen. Nieuwbouwprojecten dragen hieraan bij door een toekomstbestendig ontwerp van de energievoorziening en zuinig met schaarse energiebronnen om te springen.
De verwachting is dat er op het Euromarkt terrein gebruik gemaakt gaat worden van een techniek gebaseerd op bodemenergie als duurzame warmteoplossing. De ontwikkelaars wordt gevraagd in een vroeg stadium visie op de energievoorziening in het project met de gemeente te delen. De gemeente stelt de eis dat in geval van energieoverschotten (bijvoorbeeld een onbalans in de warmte-koude-opslag) op het Euromarkt terrein een eventueel koude/warmteoverschot beschikbaar komt voor omliggend vastgoed. Een warmteoverschot mag dus niet worden weggekoeld.
Grondstoffen
De gemeente heeft circulair bouwen gekozen als één van de speerpunten in de transitie naar een circulaire economie. Circulair bouwen in onderdeel van zowel het Programma Duurzaamheid 2023 - 2030 (Gemeente Alphen aan den Rijn, 2021a) als van de economische ontwikkelagenda (Gemeente Alphen aan den Rijn, 2021b).
Convenant Klimaatadaptief Bouwen
Door de gemeente Alphen aan den Rijn is het Convenant Klimaatadaptief Bouwen ondertekend. In het kader van het Convenant zijn praktische eisen en principes opgesteld voor klimaatadaptieve gebiedsontwikkeling en reconstructies, waarbij weerbaarheid tegen klimaatextremen centraal staat. De focus ligt op het verminderen van wateroverlast, hittestress, droogte, bodemdaling, en het bevorderen van biodiversiteit. Deze principes zijn vastgelegd in de Leidraad Klimaatadaptief Bouwen 2.0 (Bouw adaptief, z.j.).
Warmteplan
Voor de herontwikkeling van de Euromarkt wordt een warmteplan opgesteld op basis waarvan een keuze kan worden gemaakt over de verwarming en koeling van de gehele ontwikkeling.
Met voorliggende ontwikkeling wordt voldaan aan de ambities en eisen vanuit de gemeente ten aanzien van duurzaamheid en klimaatadaptatie.
Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit is één van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet.
De provincie Zuid - Holland heeft 12 provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma’s en regels in de verordening. Daarin is ook beschreven dat zorg gedragen dient te worden voor een gezonden en veilige leefomgeving en het beperken van hinder.
De gemeente is medeverantwoordelijk voor de publieke gezondheid. Publieke gezondheid richt zich op het door preventie tegengaan van lichamelijke of psychische ziekte en het bevorderen van het lichamelijk, psychisch en mentaal welbevinden, maar ook op het vermogen om je eigen regie te voeren in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven (ook bekend onder de noemer 'positieve gezondheid'). Positieve gezondheid gaat uit van het verbeteren van de leefstijl én de leefomgeving van inwoners, zodat zij zowel fysiek als mentaal gezonder worden. Vanuit 'zorg' gezien gaat het dus meer om voorkomen dan om genezen. Naast beleid op het gebied van welzijn, zorg, werk en inkomen en onderwijs, heeft dit ook een fysieke component. Veel groen en blauw, schone lucht, ruimte om te bewegen, ontspannen en ontmoeten in de directe leefomgeving en een goede toegang tot voorzieningen dragen aantoonbaar bij aan een positieve gezondheid. Dat vraagt inzet van de mensen zelf, maar ook om regie op ruimtelijke ontwikkelingen.
Door de leefomgeving gezonder in te richten kan veel gezondheidswinst worden geboekt. Een gezonde inrichting van de leefomgeving beschermt tegen negatieve omgevingsinvloeden en bevordert de gezondheid. Belangrijke elementen voor een gezonde leefomgeving in dat kader zijn een goede milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, geur), lichthinder, omgevingsveiligheid en klimaatbestendigheid (zoals meer groen voor tegengaan van hitte- en wateroverlast).
In het planvoornemen wordt ingezet op gezondheidsbevordering, door het veilig en duurzaam inrichten van het plangebied. Zo wordt er veel groen toegevoegd en wordt een autovrije leefstraat gerealiseerd waar men kan verblijven en elkaar kan ontmoeten. Er wordt een loopverbinding gerealiseerd met het aangrenzende groengebied van de Molenwetering.
Daarnaast zijn in het kader van gezondheidsbescherming voor dit project de aspecten luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, bodem en water onderzocht. Op basis van deze onderzoeken kan gesteld worden dat dit project niet leidt tot een verslechtering van de gezondheid van de inwoners.
Voor de verplaatsing van de GAMMA speelt gezondheid(sbevordering) in mindere mate een rol.
Het aspect gezondheid vormt geen belemmering voor de herontwikkeling van de Euromarkt. Voor de verplaatsing van de GAMMA speelt gezondheid(sbevordering) in mindere mate een rol.
Wat centraal staat bij het TAM-omgevingsplan is het stellen van regels over activiteiten in plaats van het toekennen van bestemmingen aan gronden. Wanneer iemand een activiteit in de fysieke leefomgeving wil ondernemen, wordt deze getoetst aan de regels van het TAM-omgevingsplan. Dit kan een toetsing aan open (kwalitatieve) dan wel gesloten (kwantitatieve) normen zijn, maar bijvoorbeeld ook een algemene regel over de toelaatbaarheid van de activiteit. Deze regels zijn gekoppeld aan een werkingsgebied, en daarmee aan de plaats waar de activiteit plaatsvindt. Dat kan de hele gemeente zijn, maar ook alleen een specifieke locatie.
Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet (Ow) hebben gemeenten een omgevingsplan van rechtswege. Dit bestaat uit de bestaande bestemmingsplannen en de bruidsschat. Als er nieuwe initiatieven worden mogelijk gemaakt waarvoor het omgevingsplan moet worden aangepast, wordt er dus niet een nieuw omgevingsplan gemaakt, maar wordt er een deel van het omgevingsplan gewijzigd. Voorliggende wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Alphen aan den Rijn is bedoeld om de herontwikkeling van de Euromarkt naar woongebied met voorzieningen en de verplaatsing van de bouwmarkt Gamma mogelijk te maken.
TAM-IMRO
Deze wijziging van het omgevingsplan is voorbereid middels de TAM-IMRO systematiek. De Tijdelijke Alternatieve Maatregel (TAM) biedt de mogelijkheid om via de IMRO-standaard (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de bestaande voorziening Ruimtelijke Plannen het omgevingsplan te wijzigen voor urgente gebiedsontwikkelingen. Dit TAM-omgevingsplan zal uiteindelijk als een nieuw hoofdstuk opgenomen worden in het omgevingsplan van de gemeente Alphen aan den Rijn. Dit hoofdstuk is digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit deel van het omgevingsplan weergegeven afdelingen vormen de inhoudelijke regels voor dit werkingsgebied, binnen het omgevingsplan van de gemeente Alphen aan den Rijn.
Om misverstanden over de toepassing en interpretatie van het TAM-omgevingsplan te voorkomen worden in de begripsbepalingen (artikel 22a.1) de verschillende in het plan voorkomende begrippen nader omschreven, ook om de eenduidigheid bij het gebruik van het plan te bevorderen. Artikel 22a.2 tot en met 22a.8 regelt de meetbepalingen, de anti-dubbeltelbepaling en de maatwerk- en vergunningvoorschiften.
Deze afdeling geeft aan dat het doel is een evenwichtige toedeling van functies aan locaties te bewerkstelligen.
Deze afdeling begint met een paragraaf 22a.3.1 voor normen voor het gebruiken van locaties. Hier worden in subparagrafen achtereenvolgend de volgende functies benoemd:
In paragraaf 22a.3.2 worden vervolgens normen gegeven voor het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken. Er worden ruimtelijke normen gegeven voor de bouwhoogte, de bouwvlakken, het totaal aantal woningen, het type woningen en de toegestane gebruiksoppervlakte van de diverse functies.
Daarnaast zijn (technische) normen opgenomen ten aanzien van bouwwerken met betrekking tot het distributienet voor elektriciteit, gas en drinkwater en de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater. Ook zijn er normen opgenomen ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpverleningsdiensten en bluswatervoorzeiningen.
Als laatste zijn normen opgenomen voor het gebruiken van bouwwerken waarbij een specifieke zorgplicht is opgenomen, normen over overbewoning en het gebruik van woningen door huishoudens.
Deze afdeling gaat over bouwwerken en de vergunningplichtige activiteiten. Hier is aangegeven wanneer een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit nodig is, wat de beoordelingsregels zijn en wat de aanvraagvereisten zijn. Daarnaast zijn er een aantal specifieke beoordelingsregels opgenomen:
Deze afdeling sluit af met de uitzonderingen op vergunningplichtige activiteiten zoals speeltoestellen of verandering van bestaande bouwwerken.
Deze afdeling gaat over activiteiten in aandachtsgebieden. Hierbij worden diverse aandachtsgebieden benoemd:
Als op voorhand duidelijk is dat de toegedachte functie om financiële redenen op langere termijn niet zal worden gerealiseerd, hoort de functie niet mogelijk gemaakt te worden. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een behoefte waar in de markt veel vraag naar is. In het gemeentelijk woonbeleid zet de gemeente zich in voor groepen waar de woningnood het hoogst is en blijft. Het toevoegen van betaalbare woningen binnen de gemeente Alphen aan den Rijn is een belangrijk aandachtspunt. Het is namelijk voor starters en (lage) middeninkomens zeer lastig een betaalbare koopwoning te bemachtigen. Ook de vraag naar een sociale huurwoning is de afgelopen jaren flink toegenomen.
Op grond van artikel 13.11 Omgevingswet is de gemeente verplicht tot kostenverhaal, indien sprake is van één of meerdere aangewezen bouwactiviteiten. Het gaat om zogenaamde kostenverhaalsplichtige activiteiten zoals genoemd in artikel 8.13 Omgevingsbesluit (hierna: ‘een aangewezen bouwactiviteit’). Dit houdt in dat de gemeenteraad kostenverhaalsregels dient vast te stellen in het omgevingsplan, tenzij middels onder andere een anterieure overeenkomst de kosten die het vanwege artikel 8.15 Omgevingsbesluit maakt, anderszins verzekerd zijn dan wel vrijstelling wordt verleend voor de kosten in de gevallen genoemd in artikel 8.14 Omgevingsbesluit.
De voorgenomen ontwikkeling betreft een particulier voornemen waarvan de lasten door de initiatiefnemer zullen worden gedragen. Dit betekent dat er kosten verhaald moeten worden. Er zal een grondexploitatie worden gemaakt om de grond te verkopen en de kosten te verhalen. Deze zal er zijn op het moment van vaststelling van het plan in de raad. Het verhaal van kosten voor de procedure en eventuele nadeelcompensatie is deels in een anterieure overeenkomst en zal verder in aanvullende overeenkomst worden geregeld. Voor de nieuwe locatie van de Gamma zal een koopovereenkomst worden opgesteld. Alle kosten komen voor rekening van de initiatiefnemers. Afgezien van de bovenwijkse kosten die moeten worden gemaakt om het verkeerskundige probleem van de wijk op te lossen. Hier zal het plan van de initiatiefnemers haar aandeel in bijdragen.
De financiële uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Door het sluiten van een overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer is verzekerd dat het risico op nadeelcompensatie voor rekening van initiatiefnemer komt.
De procedure voor vaststelling van een wijzigingsbesluit op het Omgevingsplan is geregeld in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het wijzigen van een omgevingsplan geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb.
Euromarkt
Er zijn en worden klankbordoverleggen en openbare informatie gehouden waarbij inwoners en belanghebbenden hebben kunnen reageren op het plan dat in voorbereiding is.
De volgende inloopbijeenkomsten zijn inmiddels gehouden:
Ook zijn en worden met verschillende belanghebbenden afzonderlijke gesprekken gevoerd. Input uit deze bijeenkomsten en gesprekken worden -waar mogelijk- verwerkt in het (TAM-IMRO) wijzigingsplan.
De Klankbordgroep komt circa 4-6 maal per jaar bijeen om over het plan te spreken. Een algemene inloop informatiebijeenkomst vindt naar verwachting plaats in het voorjaar van 2025.
Er is een participatieverslag gemaakt waarin de aanpassingen van het plan in de tijd gevisualiseerd en verwoord zijn. Dit verslag is als bijlage 22 terug te vinden.
Gamma
Met betrekking tot de Gamma zal de ontwikkelaar de directe belanghebbende (omliggende bedrijven) in kennis stellen van het te realiseren nieuwe Gamma pand aan de Einsteinweg voordat het ontwerp TAM-omgevingsplan ter inzage wordt gelegd.
Op grond van artikel 2.2 Omgevingswet is het plan aan verschillende bestuursorganen toegezonden. In een begeleidende mail is gevraagd om een reactie op het plan kenbaar te maken.
De volgende instanties zijn aangeschreven:
Diverse instanties hebben een reactie gegeven. Deze reactie is inclusief beantwoording terug te vinden in de Nota van het afstemmingsoverleg die als bijlage 23 terug te vinden is.
De reacties hebben geleid tot een aantal tekstuele aanpassingen van het TAM-omgevingsplan en aanscherping van enkele begrippen in de regels (ten aanzien van bedrijf en ondersteunende detailhandel).
Het TAM-omgevingsplan wordt als ontwerp ter inzage gelegd voor zes weken. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden zienswijzen indienen. Deze zienswijzen worden verzameld en beantwoord in een Nota van beantwoording zienswijzen. Deze nota inclusief het eventueel aangepaste TAM-omgevingsplan wordt voorgelegd aan de gemeenteraad ter vaststelling.