Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Euromarkt, Alphen aan den Rijn |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.Aeuromarkt-ON01 |
Begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit omgevingsplan.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Euromarkt, Alphen aan den Rijn:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen met identificatienummer NL.IMRO.0484.Aeuromarkt-ON01;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
beroep of bedrijf aan huis:
aan de woonfunctie ondergeschikte kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten die in een woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning zijn toegestaan;
bouwlaag:
een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor gebruiksfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen, uitgezonderd, een kap, zolder en kelder;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
geluidszone:
een krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde zone rondom het bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan;
groenvoorzieningen:
het geheel van aanplant in een gebied dan wel het aanbrengen of voorzien van groen;
huishouden:
persoon of groep personen die onderling een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
kleinschalige detailhandel:
kleinschalige detailhandel waarbij dit een functionele relatie en een ondersteunende functie heeft met de hoofdactiviteit;
maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport en ontspanning, onderwijs en opvoeding, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
ondergeschikte bouwdelen/uitstekende delen van ondergeschikte aard:
bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, liftschachten, installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en toegangstrappetjes naar de appartementen;
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
parkeervoorziening:
voorziening ten behoeve van het parkeren van voertuigen;
peil:
het niveau gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
sociale huurwoning:
huurwoningen met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;
speelvoorziening:
voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
supermarkt:
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en huishoudelijke artikelen worden verkocht;
verkeersvoorzieningen:
verzameling van objecten in het beheer van de infrastructuur voor de geleiding van het verkeer;
voldoende parkeergelegenheid:
parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de op het moment van aanvragen van de omgevingsvergunning geldende Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag;
watervoorzieningen:
voorzieningen die verband houden met de waterhuishouding, de aanvoer en afvoer van water en de doorstroming van water;
wonen:
het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;
woning:
een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de waarden die daarin in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende manier gemeten:
Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de bouwhoogte van een bouwwerk op de volgende manier gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen/uitstekende delen van ondergeschikte aard, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de inhoud van een bouwwerk op de volgende manier gemeten:
tussen de onderkant van de begane grondvloer, de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenkant van daken en dakkappelen.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden ondergeschikte bouwdelen / uitstekende delen van ondergeschikte aard op de volgende manier gemeten:
ondergeschikte bouwdelen / uitstekende delen van ondergeschikte aard blijven buiten beschouwing als het bouwvlak, de locatie, de maatvoering of de aanduiding tot ten hoogste 1,5 m wordt overschreden.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt de oppervlakte van een bouwwerk op de volgende manier gemeten:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het peil op de locatie van het bouwwerk.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de regels of een vergunningvoorschrift kan aan een omgevingsvergunning worden verbonden in dit hoofdstuk, met uitzondering van bepalingen:
Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van de artikelen in dit hoofdstuk.
Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning kan worden verbonden.
Op het stellen van een maatwerkvoorschrift over bepalingen in dit hoofdstuk zijn de beoordelingsregels en de bepalingen over vergunningvoorschriften van overeenkomstige toepassing.
Dit omgevingsplan is met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet gericht op het uitoefenen van de bevoegdheden en taken van de gemeente Alphen aan den Rijn als bedoeld in artikel 2.1 van de Omgevingswet waarbij sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en andere regels die met het oog daarop nodig zijn als bedoeld in artikel 4.2 van de Omgevingswet.
Deze paragraaf gaat over het gebruiken van locaties en bouwwerken met de functie: bedrijf en bedrijventerrein.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het op:
De locaties met de functie: bedrijf = bedrijf = milieucategorie 1 worden gebruikt voor bedrijven in de categorie 1 van de in de bijlage 1 bij dit hoofdstuk behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en hier bijbehorende:
De locaties met de functie: bedrijventerrein = bedrijf - tot en met milieucategorie 4.1 worden gebruikt voor bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de in de bijlage 1 bij dit hoofdstuk behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en hier bijbehorende:
Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - gezoneerd industrieterrein' zijn uitsluitend toegestaan voor zover het geldende geluidreductieplan in acht wordt genomen.
Deze paragraaf gaat over het gebruiken van locaties en bouwwerken met de functie: detailhandel.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het op:
De locaties met de functie: detailhandel = detailhandel - bouwmarkt worden gebruikt voor een bouwmarkt en hier bijbehorende:
De locaties met de functie: detailhandel = detailhandel - supermarkt worden gebruikt voor een supermarkt en hier bijbehorende:
Deze paragraaf gaat over het gebruiken van locaties en bouwwerken met de functie: dienstverlening.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het op:
De locaties met de functie: dienstverlening = dienstverlening - algemeen worden gebruikt voor dienstverlening en hier bijbehorende:
Deze paragraaf gaat over het gebruiken van locaties en bouwwerken met de functie: maatschappelijk.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het op:
De locaties met de functie: maatschappelijk = maatschappelijk - algemeen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen en hier bijbehorende:
De locaties met de functie: ondersteunende detailhandel = ondersteunende detailhandel - maatschappelijk kunnen ook worden gebruikt voor bij de maatschappelijke voorziening horende kleinschalige detailhandel.
Deze paragraaf gaat over functies van locaties en normen voor bouwwerken met de functie: verkeer - verblijfsgebied.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het op:
De locaties met de functie: verkeer - verblijfsgebied worden gebruikt voor wegen, groen-, water-, speel-, parkeer-, verkeer,- nuts- en geluidwerende voorzieningen en bij de functie horende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Deze paragraaf gaat over functies van locaties en normen voor bouwwerken met de functie wonen.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het op:
De locaties binnen de functie wonen worden gebruikt voor wonen en hier bijbehorende:
Op de locaties binnen de functie wonen kan een woning worden gebruikt voor een beroep of bedrijf aan huis als:
Deze paragraaf gaat over normen voor het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
Een hoofdgebouw is gesitueerd binnen het op de locatie weergegeven bouwvlak.
De bouwhoogte van een hoofdgebouw is niet hoger dan op de locatie weergegeven maatvoering: maximum bouwhoogte.
De gevel van een hoofdgebouw vanaf de zesde bouwlaag gemeten, ligt minimaal 1 meter en maximaal 3 meter terug ten opzichte van de eerste vijf bouwlagen ter plaatse van de bouwaanduiding: specifieke bouwaanduiding - terugliggende bouwlaag.
Het maximale aantal woningen is het op de locatie weergegeven aantal ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige zone – maximum aantal woningen 700.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, als het gaat om een erf- of perceelafscheiding is:
Het uitstekende deel van een balkon bij een woning is:
Een speelvoorziening is maximaal 5 m hoog.
In een nieuw bouwwerk is een voorziening voor het afnemen en gebruiken van elektriciteit aangesloten op het distributienet voor elektriciteit als:
Het eerste lid is niet van toepassing als het gaat om:
In een nieuw bouwwerk is een voorziening voor het afnemen en gebruiken van gas aangesloten op het distributienet voor gas als:
Het eerste lid is niet van toepassing als het gaat om:
In een bouwwerk is, met het oog op het beschermen van de gezondheid, een voorziening voor het afnemen en gebruiken van drinkwater aangesloten op het distributienet voor drinkwater als:
Een ondergrondse doorvoer van een voorziening voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater door een uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk ligt zoveel mogelijk haaks op de scheidingsconstructie.
De gebouwaansluiting van een voorziening voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater op de riolering, die op het eigen erf of terrein ligt, of een andere voorziening voor afvoer van afvalwater zorgt ervoor dat bij zetting de dichtheid van de aansluiting en de afvoer gehandhaafd blijft.
Een terreinleiding waardoor huishoudelijk afvalwater wordt geleid:
Bij maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 22a.8 kan in ieder geval worden bepaald:
Tussen een toegang van een bouwwerk voor het verblijven van personen en de openbare weg ligt, met het oog op het waarborgen van de veiligheid, een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van hulpverleningsdiensten.
Het eerste lid is niet van toepassing:
Een verbindingsweg heeft:
Een verbindingsweg is over de voorgeschreven hoogte en breedte, bedoeld in het derde lid, vrijgehouden voor voertuigen van hulpverleningsdiensten.
Hekwerken die een verbindingsweg afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met het bevoegd gezag is bepaald.
Een bouwwerk heeft, met oog op het waarborgen van de veiligheid, een toereikende bluswatervoorziening, tenzij de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat niet vereist.
De afstand tussen de bluswatervoorziening en een brandweeringang als bedoeld in artikel 3.129 of 4.226 van het Besluit bouwwerken leefomgeving of, als deze niet aanwezig is, een toegang van het bouwwerk is niet groter dan 40 m.
De bluswatervoorziening is onbeperkt toegankelijk voor bluswerkzaamheden.
Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn, met het oog op het waarborgen van de veiligheid, opstelplaatsen voor brandweervoertuigen aanwezig die ervoor zorgen dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
Het eerste lid is niet van toepassing:
De afstand tussen een opstelplaats en een brandweeringang als bedoeld in artikel 3.129 of 4.226 van het Besluit bouwwerken leefomgeving of, als deze niet aanwezig is, een toegang van het bouwwerk is niet groter dan 40 m.
Een opstelplaats voor brandweervoertuigen is vrijgehouden:
Hekwerken die een opstelplaats afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met het bevoegd gezag is bepaald.
Degene die een bouwwerk gebruikt en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat dit gebruik tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.
Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten in, op of aan een bouwwerk overlast of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voor de omgeving, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die overlast of hinder te voorkomen of niet te laten voortduren. Het gaat daarbij in elk geval om overlast of hinder door:
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik van bouwwerken, bedoeld in afdeling 6.2, van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Bouwwerken worden gebruikt met het doel dat in paragraaf 22a.3.1 als functie aan de locatie is toegedeeld, dat verenigbaar is met dit doel en de overige regels van deze Afdeling die gaan over het gebruiken van bouwwerken.
Een woning heeft 12 m2 gebruiksoppervlakte of meer per bewoner.
Het eerste lid is niet van toepassing op woonruimte waarin door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers opvang aan asielzoekers wordt geboden.
Een woning wordt gebruikt door één afzonderlijk huishouden, tenzij het gaat om huisvesting in verband met mantelzorg.
Deze paragraaf gaat over bouwactiviteiten en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk.
Bij toepassing van deze paragraaf wordt huisvesting in verband met mantelzorg aangemerkt als functioneel verbonden met een op de locatie aanwezige woning.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het beschermen van de omgevingskwaliteit.
Dit artikel gaat over het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of een omgevingsplanactiviteit is verleend en waarvoor geen rooilijnen of bebouwingsgrenzen en/of straatpeil is uitgezet.
Het college van burgemeester en wethouders wordt vier weken voor het begin van de activiteit geïnformeerd om:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, die betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, worden voor de beoordeling de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bouwwerk van 30 meter of hoger wordt alleen verleend als het bouwwerk niet leidt tot onaanvaardbare windhinder of windgevaar.
Of bij een voorgenomen bouwwerk van 30 meter of hoger sprake is van een onaanvaardbare windhinder of windgevaar wordt beoordeeld aan de hand van onderzoek waaruit blijkt in welke mate windhinder of windgevaar als gevolg van de beoogde bebouwing zal optreden. Op dit onderzoek is NEN 8100 van toepassing.
Bij het in het tweede lid bedoelde onderzoek wordt in elk geval betrokken:
Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken worden de voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het voorkomen van onaanvaardbare windhinder of windgevaar. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op:
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken betrekking heeft op een bouwwerk waarvoor een beoordeling op windhinder moet plaatsvinden worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt: het onderzoek, bedoeld in artikel 22a.59.
In afwijking van artikel 22a.34 kan een omgevingsvergunning, die betrekking heeft op verhogen van de toegestane bouwhoogte worden verleend met maximaal 3% als aannemelijk is dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Deze subparagraaf is niet van toepassing op een activiteit die wordt verricht in, aan, op of bij een bouwwerk dat is gebouwd, in stand wordt gehouden of wordt gebruikt zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning.
Bij de toepassing van deze subparagraaf blijft het aantal woningen gelijk, tenzij het gaat om huisvesting in verband met mantelzorg.
Het verbod als bedoeld in artikel 22a.56, geldt niet voor een speeltoestel als bedoeld in artikel 22a.41.
Het verbod, bedoeld in artikel 22a.56, geldt niet voor een verandering aan een bouwwerk die voldoet aan de volgende voorwaarden:
Deze paragraaf gaat over activiteiten op de locaties binnen de gebiedsaanduiding overige zone - parkeren, die bestaan uit:
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het beschermen van de omgevingskwaliteit.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een activiteit, als bedoeld in artikel 22a.66, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:
Bij de beoordeling aan het eerste lid gelden de criteria van het Beleid Parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 of het op het moment van indienen van de aanvraag geldende gemeentelijk parkeerbeleid.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, bedoeld in deze paragraaf, worden voor de beoordeling de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Deze paragraaf gaat over het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken op de locaties binnen de gebiedsaanduiding overige zone – welstand.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het beschermen van de omgevingskwaliteit.
De redelijke eisen van welstand voor het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zijn de criteria van de welstandnota, bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een bouwactiviteit en het te bouwen bouwwerk in stand houden en gebruiken, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als het te bouwen bouwwerk niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand, bedoeld in artikel 22a.72.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, die betrekking heeft op een bouwactiviteit en het te bouwen bouwwerk in stand houden en gebruiken, worden voor de beoordeling aan de redelijke eisen van welstand de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Op de locaties binnen het aandachtsgebied: welstand is het uiterlijk van een bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, niet in ernstige mate in strijd met de redelijke eisen van welstand, bedoeld in artikel 22a.72.
Deze paragraaf gaat over activiteiten op de locaties binnen de gebiedsaanduiding geluidzone - gezoneerd bedrijven terrein die bestaan uit:
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het beschermen van de geluidsactiviteiten vanuit het bedrijven terrein.
Onverminderd het bepaalde in normen voor het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken zoals opgenomen in paragraaf 22a.3.2, mogen in deze zone geen geluidsgevoelige gebouwen worden opgericht, tenzij voldaan wordt aan het gestelde in de Omgevingswet.
Deze subparagraaf is alleen van toepassing voor zover de aanvraag betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw binnen de gebiedsaanduiding overige zone – bodemgevoelige locatie.
Onder sanerende maatregel wordt in deze subparagraaf verstaan:
De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt voor zover de aanvraag betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie, alleen verleend als:
Van het overschrijden van de waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem is sprake als:
In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, is ook sprake van overschrijding van de waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem bij 25 m3 of minder bodemvolume als asbest aanwezig is en de gemeten concentratie hoger is dan de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA, bij het Besluit activiteiten leefomgeving.
In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, is ook sprake van overschrijding van de waarde toelaatbare kwaliteit van de bodem als lood aanwezig is en:
Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie waarop artikel 22a.80, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2, van toepassing is, wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat voordat het bodemgevoelige gebouw, of een gedeelte daarvan, in gebruik wordt genomen:
Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie waarop artikel 22a.80, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 2, van toepassing is, kan in ieder geval het voorschrift worden verbonden dat:
Als aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie een voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt verbonden, wordt ook het voorschrift verbonden dat ten minste een week voordat het bodemgevoelige gebouw of een gedeelte daarvan in gebruik wordt genomen het bevoegd gezag wordt geïnformeerd over de manier waarop de maatregelen zijn genomen.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
In aanvulling op het eerste lid, onder a, wordt bij de aanwezigheid van asbestverdacht bouw- of sloopafval of asbestverdacht recyclinggranulaat in de bodem, het resultaat van een onderzoek verstrekt dat is verricht overeenkomstig NEN 5897 voor zover sprake is van meer dan 50% bodemvreemd materiaal.
In aanvulling op het eerste lid, onder a, wordt ter plaatse van de aanduiding 'uitgebreid bodemonderzoek bouwen bodemgevoelig gebouw' een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b Besluit activiteiten leefomgeving uitgevoerd, ongeacht de resultaten van het vooronderzoek als bedoeld in artikel 5.7a Besluit activiteiten leefomgeving.
Het derde lid is niet van toepassing op een tijdelijk bouwwerk indien uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een verkennend onderzoek als bedoeld in het derde lid niet rechtvaardigen.
De resultaten van een bodemonderzoek worden ook verstrekt in het bestandsformaat XML.
Deze subparagraaf geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige zone – geluid en is alleen van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor zover de aanvraag betrekking heeft op het bouwen, in stand houden en gebruiken van een geluidgevoelig gebouw.
Voor de toepassing van deze subparagraaf wordt onder geluid uitsluitend verstaan het geluid door wegen, spoorwegen, industrie en industrieterreinen.
Bij de toepassing van deze subparagraaf blijft een beoordeling van het geluid van de geluidbronsoort Industrieterreinen buiten toepassing voor zover het gaat om geluid van industrieterreinen waarvoor nog geen geluidproductieplafonds als bedoeld in artikel 2.11a of 2.12a van de Omgevingswet zijn vastgesteld.
Op het bepalen van het geluid op een gevel zijn de meet- en rekenvoorschriften, gesteld bij en krachtens de Omgevingswet, van toepassing.
De waarden voor het geluid gelden:
De omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt alleen verleend als het geluid op de gevel van het geluidgevoelige gebouw, met het oog op de bescherming van de gezondheid, aanvaardbaar is.
Het geluid op de gevel van een geluidgevoelig gebouw is aanvaardbaar als het geluid op het geluidgevoelig gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde bedoeld in artikel 3.34 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Wanneer het geluid op de gevel van een geluidgevoelig gebouw hoger is dan de in artikel 22a.88 bedoelde standaardwaarde, kan het geluid aanvaardbaar zijn als:
De woningen met een geluidsbelasting van hoger dan de standaardwaarde dienen te beschikken over een geluidsluwe gevel en buitenruimte.
Bij de toepassing van artikel 22a.89 wordt het gezamenlijk geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen bepaald en in de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken vastgelegd.
Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken worden de voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het voorkomen een onaanvaardbare mate van geluid op het geluidgevoelig gebouw.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken betrekking heeft op een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied, wordt een rapport verstrekt: