Plan: | Steekterpoort II |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.Asteekterpoort2-VA01 |
Steekterpoort is een bedrijventerrein gelegen ten oosten van de Gouwe in Alphen aan den Rijn. Het westelijk deel van Steekterpoort is middels het bestemmingsplan ''Steekterpoort I'' planologisch mogelijk gemaakt. De gemeente Alphen aan den Rijn hecht waarde aan de ontwikkeling van de logistieke sector in haar gemeente en heeft dit als één van de speerpunten opgenomen in haar economisch beleid. Op dit moment heeft Alphen aan den Rijn diverse kavels beschikbaar voor bedrijvigheid inclusief logistiek. Het ontbreekt echter aan aanbod voor grote logistieke partijen die behoefte hebben aan kavels groter dan 3 ha. De behoefte is wel actueel bij de in Alphen aan den Rijn gelegen containerterminal 'Alpherium'. Door het invullen van deze behoefte kan de combinatie van transport over water en weg beter benut worden. Het plangebied van Steekterpoort II is vanwege de omvang en de nabijheid van de containerterminal zeer geschikt voor kavels groter dan 3 ha voor grote logistieke partijen. Dit blijkt ook uit de interesse van diverse partijen voor een vestiging in het plangebied van Steekterpoort II. Om daadwerkelijk tot uitgifte over te gaan is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan van Steekterpoort II deze invulling mogelijk maakt. Middels dit bestemmingsplan wordt ook aanverwante bedrijvigheid mogelijk gemaakt tussen de voorgenomen locatie voor grootschalige transport- en logistieke bedrijven en de Steekterweg.
Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is het mogelijk maken van een terrein met daarop transport en distributie. Rondom het bedrijventerrein wordt voorzien in een landschappelijke inpassing met groen en water. Door de ligging van het gebied nabij woningen wordt ook de ruimtelijke kwaliteit geborgd door middel van een overgangsgebied tussen de nieuwe lintbebouwing aan de Steekterweg en de logistieke bedrijven. Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch kader om tot de ontwikkeling te komen.
Het plangebied Steekterpoort II ligt in de gemeente Alphen aan den Rijn ten noorden van de N11.
Het plangebied wordt globaal begrensd door:
Afbeelding: ligging plangebied
Bestemmingsplannen Steekterpoort I en Limes
Het bestemmingsplangebied Steekterpoort II ligt binnen het geldende bestemmingsplan Steekterpoort I (westzijde plangebied) en het bestemmingsplan Limes (oostzijde plangebied). Het grootste gedeelte (oostzijde) van het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Limes vastgesteld op 23 april 2014. De belangrijkste bestemmingen in het plangebied zijn:
In het op 27 september 2012 vastgestelde bestemmingsplan Limes was destijds de uitbreiding van het bedrijventerrein "Steekterpoort II" al opgenomen. Voor het westelijke deel waren de bestemmingen "Bedrijventerrein - Uit te werken" en "Gemengd - Uit te werken" opgenomen en voor het oostelijke deel was een wijzigingsbevoegdheid met de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 4" opgenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 april 2014 een gerechtelijke uitspraak gedaan dat de plantoelichting geen verantwoording bevatte waarin de behoefte aan "Steekterpoort II" als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag werd onderbouwd, noch waarom deze behoefte kon worden ondervangen door herstructurering of intensivering van bestaande terreinen, dan wel het benutten van ruimte op bedrijventerreinen elders in de regio. Voor de betreffende bestemmingen en aanduiding is het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigd. De gerechtelijke uitspraak is verwerkt in het elektronisch vastgestelde bestemmingsplan van 23 april 2014. Inmiddels is er aantoonbare behoefte voor de uitbreiding van Steekterpoort II. De ladderonderbouwing is opgenomen in paragraaf 3.2.2.2.
Het westelijk deel van het plangebied grenst aan de ontsluitingsweg en ligt nu nog in het bestemmingsplan Steekterpoort I welke is vastgesteld op 29 maart 2012. De geldende bestemmingen voor het plangebied zijn de enkelbestemming 'Bedrijventerrein-Lint' met de functieaanduiding 'detailhandel' en de enkelbestemming 'Bedrijventerrein' met gebiedsaanduiding archeologisch gebied.
Afbeelding: vigerende bestemmingsplannen
Parapluplan parkeren en parapluplan archeologie
In het parapluplan parkeren (vastgesteld 21 september 2017) zijn de uniforme en algemeen geldende regels aangaande parkeren opgenomen. Deze regels gelden voor alle bestemmingsplannen. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze regels overgenomen. In het parapluplan Archeologie (vastgesteld 28 maart 2019) zijn de uniforme en algemeen geldende regels aangaande archeologie opgenomen. Deze regels gelden voor alle bestemmingsplannen. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze regels overgenomen.
Het tweede hoofdstuk gaat in op de huidige situatie van het plangebied en de planopzet om de ruimtelijke inrichting van het plangebied te kunnen maken. In hoofdstuk drie wordt het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid behandeld welke van toepassing is op het plangebied en de directe omgeving. In hoofdstuk 4 is de waterparagraaf opgenomen. Hoofdstuk vijf gaat in op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk zes bevat een beschrijving van de juridische aspecten, waaronder de verschillende regels. Hoofdstuk zeven gaat in op de financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk acht tot slot behandelt het overleg en inspraak traject.
Oude Rijnzone
Steekterpoort ligt ingeklemd tussen de Oude Rijn en de N11. Landschappelijk en geomorfologisch gezien is deze zone te beschouwen als oeverwal, gelegen op het grensvlak met het veenlandschap. Als gevolg van zandafzettingen is de oeverwal een stuk draagkrachtiger dan de zuidelijk gelegen veenpolders. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste bewoning en occupatie van het landschap hier heeft plaats gevonden. De oeverwal kenmerkt zich daardoor vanouds als een meer verdicht landschap, met daarop woningen, bedrijven, buitenplaatsen en boomgaarden.
Met de ontwikkeling van Steekterpoort wordt de lijn gevolgd, waarin het ruimtelijk onderscheid tussen veenpolders en oeverwal wordt versterkt, en daarmee de leesbaarheid van het landschap op het hogere schaalniveau. Op het lagere schaalniveau van het plangebied zelf, is de leesbaarheid van het landschap in de loop der tijd echter grondig verstoord.
Landschap
Het zuidelijke deel van Steekterpoort kenmerkt zich door een wat vormeloze (verkeers) structuur, die geen echte richting aanneemt. Het onderliggende slagenlandschap is hier geheel verdwenen. Aan de noordzijde, langs de Steekterweg is het slagenlandschap nog redelijk intact en herkenbaar.
Aan de oostzijde vindt Steekterpoort zijn begrenzing in de vorm van de voormalige, iets hoger gelegen vuilstort. Het karakteristieke gebogen kavelverloop in de vorm van een ‘mespunt’ komt voort uit een voormalig spoortracé de Haarlemmermeerspoorlijnen. Deze kavelvorm wordt geaccentueerd door een bestaande groene windsingel.
Verkeer
Steekterpoort II grenst aan bestaand stedelijk gebied direct aan het bestaande bedrijventerrein Steekterpoort. De locatie is goed ontsloten door de ligging aan de N11, de N207 c.q. Boskoopseweg als doorgaande wegen en de Steekterweg en Limes Lus als interne ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein. Deze wegen vormen tevens doorgaande wegen ter ontsluiting van de Lage Zijde en Steekterweg/Zwammerdam. Steekterpoort II ligt nabij de inlandterminal Alpherium waardoor het terrein ook ontsloten is via het water.
De huidige stedenbouwkundige structuur van Steekterpoort wordt bovenal gedomineerd door verkeersinfrastructuur rondom. De wegen delen het gebied op in meerdere fragmenten, extra aangezet door het forse hoogteverschil van de N207 ten opzichte van het overige terrein. De tussengelegen gronden, bestemd voor bedrijven, zijn in feite een restruimte van deze verkeersstructuur. De typologie van een helder straatweefsel, waaraan adressen kunnen worden ontsloten met duidelijke voor- en achterkanten, gaat in dit infrastructurele landschap niet op. Langs de Steekterweg zelf is het fijnmazige slagenlandschap en bijbehorende erfbebouwing echter nog wel goed te herkennen.
Huidig gebruik
Het terrein is grotendeels in gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden (akkerbouw en weidegebied). Bedrijfsvestiging is in de huidige situatie alleen mogelijk op het terrein Steekterpoort I, waaronder het aanwezige afvalbrengstation 'Ecopark De Limes' aan de Limeslus en lintbebouwing langs de Steekterweg.
Het aan de westzijde gelegen Ecopark De Limes is het afvalbrengstation van de gemeente Alphen den Rijn. Dit park is een belangrijk visitekaartje voor de gemeente, omdat het station volledig is ingesteld op het duurzaam verwerken van allerlei soorten afval. Het Ecopark wordt in de bestaande vorm meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Afbeelding: huidige situatie met daarin geel gearceerd het nieuwe distributiecentrum.
Het planvoornemen betreft de ontwikkeling van het bedrijventerrein Steekterpoort II. Een deel van de gronden van Steekterpoort I wordt onderdeel van Steekterpoort II. Het betreft het gedeelte van het bedrijventerrein dat aan de oostzijde grenst aan de Steekterweg en de rotonde die aansluit op de Limesweg. Op deze gronden staat ook het Ecopark Limes. Het totale oppervlak aan bedrijventerrein dat wordt toegevoegd door de realisatie van Steekterpoort II, inclusief een deel van de gronden van Steekterpoort I bedraagt afgerond 12,5 ha.
Bedrijventerrein
Logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven
Het planvoornemen is om een logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven te realiseren op het terrein van Steekterpoort I en een gedeelte van Steekterpoort II. In dit centrum kunnen 1 of meerdere grootschalige transport- en logistiek bedrijven zich vestigen. Om de ontwikkeling van een logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven mogelijk te maken wordt het gebied gelegen in Steekterpoort II aangewend.
Schaalgrootte en efficiency zijn van groot belang. Door de toename van de verkoop van buitenlandse producten in o.a. de Nederlandse supermarkten, voor het halen van milieudoelen en ontlasting van de ring rond Rotterdam is de inzet van binnenvaartschepen steeds belangrijker. Dit vraagt om een multimodaal ontsloten locatie met een containerterminal aan een waterweg waarbij gebruik kan worden gemaakt van de inlandterminal Alpherium. Om het watergebonden transport verder te faciliteren en uit te breiden is het realiseren van een logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven bij Alpherium noodzakelijk.
Het plan is om op Steekterpoort II een logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven te realiseren op bedrijfspercelen van totaal circa 10,5 ha, waarvan 70% mag worden bebouwd. Op dit terrein wordt een bouwhoogte tot maximaal 15 meter toegestaan. Daarnaast is er nog circa 2 ha beschikbaar aan resterende kavels voor aanvullende bedrijvigheid langs de Steekterweg en op de voormalige stortplaats.
Afbeelding: visiekaart landschappelijk inpassingsplan Steekterpoort
Bedrijventerrein-Lint
Aan de noordzijde van Steekterpoort is het kleinschalige karakter van de verkaveling en (voorheen agrarische) bebouwing een belangrijk gegeven. Het is belangrijk, dat de schaalsprong tussen grootschalige bedrijfshallen en de Steekterweg goed wordt vormgegeven. Een landschap met kleinere, besloten groene ‘kamers’, die in maat wel onderling kunnen verschillen, vormt het kader voor een geleidelijke invulling met zogenaamde ‘lintbebouwing'. Ook de bestaande percelen en bebouwing worden hierin opgenomen. De nieuwe invulling sluit daarmee aan op het huidige karakter van de Steekterweg. Het bedrijventerrein - lint leent zich voor de invulling van een combinatie van ondermeer wonen en werken. Er wordt in dit gebied gekozen voor een lagere bebouwingshoogte en –intensiteit. De bebouwing kan bestaan uit een bedrijfswoning of een representatief kantoordeel aan de zijde van de Steekterweg, met daar achter een bijbehorende bedrijfsloods. Middels het voorliggende bestemmingsplan worden bedrijfswoningen in dit lint planologisch mogelijk gemaakt. Per bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan.
Voor de bedrijfsgebouwen wordt een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 meter toegestaan. Voor bedrijfswoningen is een maximum goothoogte van 5 meter toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 9 meter. Groen zal in dit gebied een dominante rol blijven spelen. Hiermee wordt de overgang tot de meer grootschalige bebouwing ten zuiden van het lint vormgegeven.
Afbeelding: ligging woon-werk lint
Landschappelijk inpassingsplan
Voor de landschappelijke inpassing is het gevarieerd invullen van de oeverwal en het overgangsgebied van belang. Dit betekent afwisselen tussen ruimte en massa. De rivierdijkzone kan beschouwd worden als een lint met meer massa dat hier en daar aangevuld kan worden. De toe te voegen bedrijvigheid aan het lint, kent dus een ander karakter en beeld dan de reeds aanwezige bebouwing. Voldoende mate van openheid aan de zuid-oostkant van het rivierdijklint is essentieel om het landschap leesbaar en beleefbaar te houden. Rommelzones langs het spoor/N11 moeten voorkomen worden.
Het terrein van het toekomstige logistieke centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven gaat onderdeel uitmaken van de industriële entree van Alphen. Hierin is beeldkwaliteit belangrijk, omdat het bedrijventerrein ruimtelijk in het landschap dient te worden ingepast.
De waterberging aan de oostkant vormt de afronding van het bedrijventerrein Steekterpoort en is de overgang naar het landelijke gebied. Op de voormalige, iets hoger gelegen vuilstort, wordt op deze gronden bedrijfsbebouwing toegestaan voor aan logistiek gerelateerde bedrijvigheid. Wel dient eerst sanering plaats te vinden overeenkomstig een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan.
Aan de zuidkant presenteert het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven (DC) zich op een afstand van ca. 30 meter vanaf het spoor en 110 m vanaf de N11. Hiertussen zit een filter van een rij grote bomen (1e orde) en een watergang. Aan de noordkant zorgt een 30 m brede strook met bosplantsoen voor inpassing van het DC en een scheiding met de dijkzone en het lint langs de Steekterweg. Deze groenbuffer biedt ook een mogelijkheid tot een ommetje. Van oost naar west volgt het landschap het oude landschappelijke patroon en verdraait de richting van de kavels. De “mespunt” van de voormalige vuilstort is hierin het draaipunt.
Ten oosten hiervan ligt een gebied waarin de waterberging van zowel Steekterpoort I als II gecombineerd wordt met landschappelijke inpassing. In overleg met direct omwonenden is gekozen voor een meer open landschap omdat dit meer mogelijkheden biedt voor recreatie dan een beplanting met bos. Vanuit het landschap past dit goed in een geleidelijke overgang van het open veenlandschap naar het meer besloten dijklint langs de oeverwal. Dit gebied is tevens bestemd voor gebruik als hondenlosloopgebied. Ten behoeve hiervan worden langs de entree ca. 20 parkeerplaatsen gerealiseerd (zuidkant plangebied).
Het landschappelijk inpassingsplan is als Bijlage 1 bij de toelichting opgenomen. Dit plan is besproken in het ambassadeursoverleg. De aanpassingen die uit dit overleg naar voren zijn gekomen zijn verwerkt in het inpassingsplan.
Afbeelding Landschapsinrichtingsplan
Beeldkwaliteit
De opgave is, om binnen een gefragmenteerd infrastructureel ‘restlandschap’ een overwegend grootschalig logistiek bedrijfsprogramma en bijbehorende waterberging te huisvesten, met een maat en schaal die zo z’n eigen wetmatigheden kent (zoals bijvoorbeeld de voorkeur voor ‘bedrijfscourante’ (rechthoekige) afmetingen, en de beperkte mogelijkheden voor ‘exposure’ of gevelopeningen). Daarnaast moet worden vormgegeven aan de schaalsprong naar de omgeving, en het geheel moet landschappelijk worden ingepast. Dit moet uiteindelijk leiden tot een hoogwaardig vormgegeven bedrijfsterrein en stadsentree, dat zich laat lezen als dé poort tot Alphen.
Als antwoord op de opgave wordt uitgegaan van opdeling van het gebied in twee deelgebieden. De grotere uit te geven gronden aan de zuidzijde kenmerken zich door een zekere vormeloosheid, omsloten door infrastructuur. In tegenstelling tot een traditioneel straatweefsel is het welhaast onmogelijk om hierbinnen een voor- en achterkant te definiëren. Alle zijden zijn immers zichtlocatie. Om hier mee om te gaan, wordt als basisprincipe uitgegaan van een concept, dat zich nog het best laat omschrijven als een landschap met daarin min of meer objectmatige bouwblokken (poëtisch gesteld: ‘zwerfkeien’). De amorfe ‘zwerfkeien’ zijn alzijdig, en kiezen geen duidelijke richting. De ruimtelijke beperkingen, veroorzaakt door de omliggende infrastructuur, worden zodoende ingezet als positief ontwerpmotief. Bij gebrek aan een heldere stedenbouwkundige structuur zijn eenduidigheid en consistentie in het beeld des te belangrijker.
Aan de noordzijde wordt ingezet op een stedenbouwkundige invulling die aansluit bij de aard, maat en schaal van de Steekterweg. Met de Steekterweg als drager en ontsluiting is hier ruimte voor langwerpige (woon-)werkkavels in een heldere verkaveling. Door een relatief extensieve bebouwing is er veel ruimte voor erfbeplanting in de vorm van houtwallen en -singels. Dit private groen, in combinatie met een gemeentelijke groenbuffer, speelt een grote rol in de beleving van dit gebied. Met het groen en de kleine stedenbouwkundige korrel van het bestaande lint wordt hiermee vorm gegeven aan de schaalsprong tussen N11 en Steekterweg, en aangesloten op de bestaande ruimtelijke karakteristiek. Omdat hier wordt voorzien in een duidelijke ruimtelijke structuur, kan de architectonische uitwerking meer vrijheid geboden worden.
Voor de verschillende deelgebieden zijn in het beeldkwaliteitsplan criteria opgenomen ten aanzien van ligging, massa-opbouw, vormgeving, architectonische uitwerking, materiaal, kleur en kavelinrichting. De bouwplannen voor de gebouwen worden hieraan getoetst in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen. Het beeldkwaliteitsplan wordt hierbij als toetsingskader gehanteerd, zoals opgenomen in bijlage Bijlage 2 van de toelichting. Dit document wordt separaat door de raad vastgesteld als addendum op de welstandsnota.
Afbeelding: stedenbouwkundige opzet
Verkeer
Het bedrijventerrein en daarmee het logistieke centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven wordt ontsloten vanaf de rotonde bij de Limeslus richting de N207 (Gouda - Leimuiden) en N11 (Leiden - Utrecht). Het betreft hier de huidige aansluiting ter plaatse van het Ecopark. De kavels in het bedrijventerrein - lint worden ontsloten vanaf de Steekterweg. Behoudens enkele nieuwe inritten en kleinere aanpassingen zijn grote infrastructurele ingrepen binnen Steekterpoort daarom niet nodig.
Voor bezoekers van het oostelijk gelegen waterrijke groengebied wordt aan de zuidzijde een inrit gerealiseerd met 20 parkeerplaatsen aan de zuidkant van het plangebied. Voorts worden wandelpaden aangelegd voor recreanten om gebruik te maken van het groengebied.
Parkeren
Het parkeren bij de bedrijven in het plangebied zal volledig plaatsvinden op eigen terrein. Het parkeerbeleid van de gemeente Alphen aan den Rijn wordt toegelicht in subparagraaf 3.4.4.1. Uit deze toelichting valt op te maken dat de Nota Parkeernormen geen belemmeringen oplevert voor het planvoornemen.
Het grondgebied van de gemeente Alphen aan den Rijn ligt in het Groene Hart. Dit is een Nationaal Landschap. Het vormt een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. Voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied houdt dit in dat een groot aantal beleidskaders van kracht is. Deze kaders komen van diverse bestuursniveaus, zoals Rijk, provincie en regio. De belangrijkste regelingen komen hierna aan de orde. In dit hoofdstuk wordt toegespitst op het ruimtelijk beleid. De kaders met betrekking tot de omgevingsaspecten worden in hoofdstuk 5 behandeld.
Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:
De drie hoofddoelen zijn vertaald in totaal dertien nationale belangen.
Voor het voorliggende plan wordt het hoofddoel 'waarborgen kwaliteit leefomgeving' nader toegelicht. Dit hoofddoel is uitgewerkt in zes nationale belangen
Relevant voor het planvoornemen zijn de belangen 1, 3, 4 en 6.
Verbeteren van de milieukwaliteit
Voor het voorliggende bestemmingsplan worden meerdere omgevingsaspecten onderzocht. Het doel hiervan is vaststellen of het plan niet leidt niet tot een verslechtering van de milieukwaliteit, er geen sprake is van geluidoverlast en er geen sprake is van onevenredige risico's in het kader van externe veiligheid. Deze omgevingsaspecten worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.
Cultuurhistorie
Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem.
In paragraaf 3.2 wordt het provinciaal beleid ten aanzien van cultuurhistorie nader toegelicht en in hoofdstuk 5 wordt het aspect cultuurhistorie nader besproken.
Flora en Fauna
In lijn met het nationaal belang 'ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten' is er een onderzoek verricht naar de aanwezige flora en fauna in het plangebied. Dit onderzoek wordt nader toegelicht in hoofdstuk 5.
Afweging ruimtelijke plannen
Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
In lijn met het nationaal belang 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen' wordt de Ladder onderbouwd in subparagraaf 3.2.2.2.
Conclusie SVIR
De Rijks structuurvisie levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. In lijn met de SVIR worden verscheidene omgevingsaspecten onderzocht.
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ordening (Barro) in werking getreden. In de geconsolideerde versie van het Barro van 1 januari 2017 zijn onder meer hoofdwegen & hoofdspoorwegen, buisleidingen en erfgoederen opgenomen. In het Besluit is aangegeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het geldende bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast. Het plangebied is in de kaart behorende bij het Barro aangewezen als zijnde 'Romeinse Limes' welke onderdeel uit maakt van de invloedssfeer 'Erfgoederen'.
Afbeelding: uitsnede kaart Barro
Romeinse Limes is als zijnde erfgoed van uitzonderlijke universele waarde aangewezen (Titel 2.13). Romeinse Limes is de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. In de bijlage behorende bij het Barro zijn de volgende kernkwaliteiten van deze waarde opgenomen;
In artikel 2.13.4 is opgenomen dat de kernkwaliteiten van deze waarde nader worden uitgewerkt in de Provinciale Verordening. In deze Verordening worden ook regels gesteld in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten. Er kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de toelichting bij bestemmingsplannen en de inhoud van een omgevingsvergunning. Middels de omgevingsvergunning kan van de gestelde regels worden afgeweken. In de Verordening worden ook regels opgenomen die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan of omgevingsvergunning geen activiteiten mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van de waarde aantasten.
Conclusie Barro
Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van het Barro. In subparagraaf 3.2.2 worden de regels die opgenomen zijn in de Provinciale Omgevinghsverordening omtrent de Romeinse Limes nader toegelicht.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). De Ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt als volgt:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Conclusie Bro
In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. De Ladder wordt onderbouwd in subparagraaf 3.2.2.2 als onderdeel van de Provinciale Omgevingserordening Zuid-Holland.
Het planvoornemen is in lijn met het Rijksbeleid. Specifiek beleid is voor deze locatie niet opgenomen in het Rijksbeleid, dit is gedecentraliseerd naar de Provincie en de gemeente.
Op 20 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd. Op 1 april 2019 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie in werking getreden.
De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificeerd. De opgaven zijn vanuit provinciale optiek en op een zeker abstractieniveau geformuleerd. Het betreft de volgende ambities:
In het Programma ruimte zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie uitgevoerd gaan worden. Alphen aan den Rijn wordt in de Omgevingsvisie genoemd in het kader van de versterking van logistieke overslagpunten. In paragraaf 2.2 van het Programma ruimte is een tabel opgenomen welke de zachte plancapaciteit van bedrijventerreinen in verschillende regio's weergeeft. Het plangebied ligt in de regio Holland Rijnland. Voor het bedrijventerrein Steekterpoort II bedraagt de zachte plancapaciteit 15 ha uitgeefbaar oppervlak.
Omgevingskwaliteit
Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening. Voor deze planontwikkeling is de opgave ruimte en verstedelijking relevant.
De stad Alphen aan den Rijn maakt deel uit van de bebouwde ruimte. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van Kaart 59 'Bestaand stads- en en dorpsgebied' van de Omgevingsvisie opgenomen waarin de bebouwde ruimte is ingetekend. In zijn algemeenheid wordt aangegeven dat het beter benutten en opwaarderen van deze ruimte leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik. Een effect daarvan is dat functies en activiteiten beter met elkaar in verband worden gebracht. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de bebouwde ruimte, omdat de desbetreffende gronden nog braakliggend zijn. In het Programma ruimte is deze uitbreiding evenwel als uitbreidingslocatie genoemd. Een randvoorwaarde voor ontwikkelingen in stedelijk- en landelijk gebied is dat gemeenten de Ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro toepassen. Voor het planvoornemen wordt deze Ladder onderbouwd in subparagraaf 3.2.2.2.
Afbeelding: Uitsnede Kaart 59 Omgevingsvisie.
Verbetering omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening.
Kwaliteitskaart
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. De kwaliteitskaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming.
De ondergrond (eerste laag) van het plangebied wordt gevormd door rivierklei en veen in een rivierdeltacomplex. De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap. als richtpunt geldt dat ontwikkelingen in het rivierengebied het verschil herkenbaar houden tussen komgronden en oeverwallen.
In de laag van cultuur- en natuurlandschappen makt het plangebied onderdeel uit van veengebieden. De structuur is sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. In het oosten van de provincie is het veengebied vermengd met oeverwallen en kommen van het rivierenlandschap. Ontwikkelingen dienen rekening te houden met het behoud van kenmerkende landschapselementen.
Uit de Laag van de stedelijke occupatie valt op te maken dat het plangebied ligt in/grenst aan een gebied dat is aangewezen als stads- of dorpsrand (zie hieronder opgenomen afbeelding). De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap.
Afbeelding: Uitsnede kwaliteitskaart 'Stedelijke occupatie'.
Limes
In de Laag van de beleving is alleen het meest zuidelijke gedeelte opgenomen in de Romeise Limes. In de Omgevingsvisie is het volgende opgenomen over de Limes. De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. In Zuid-Holland wordt de Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met Utrecht tot aan de kust bij Katwijk, en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar Voorburg. De kernwaarden betreffen: verspreide, losse militaire complexen en infrastructuur (forten, wachttorens, militaire kampementen, havens, scheepswrakken en aanlegplaatsen); steden, grafvelden en (water)infrastructuur die redelijkerwijs behoren tot de militaire centra; verbindende structurerende elementen als de rivier (gereconstrueerde bedding van Beneden-, Kromme en Oude Rijn in de Romeinse tijd), de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur als het Kanaal van Corbulo en de weg tussen Nijmegen en Rijn. De Limes kan gebruikt worden als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze zone, waar mogelijk door een koppeling te leggen met (nieuwe) recreatieve routes.
In de Omgevingsvisie is als richtpunt opgenomen dat ontwikkelingen moeten bijdragen aan het behoud en de herkenbaarheid van de Limes en de elementen die daar deel van uitmaken. De bekende en vastgestelde archeologische waarden blijven beschermd. Bij verwachtingswaarden kan bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling onderzoek nodig zijn. Voor de zone van de Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, zijn archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden gericht op de zogenaamde kernwaarden van het Werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire. Het uitgangspunt van Europees, landelijk en Provinciaal beleid is het behoud van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe onverstoord behouden blijft, tenzij andere belangen prevaleren.
Naast bescherming en versterking van erfgoed stimuleert de Provincie ook de beleving en benutting ervan. Dit is gericht op zeven erfgoedlijnen (waarvan Limes er één is). Erfgoedlijnen zijn kenmerkende ensembles van erfgoed, landschap en water die beschikken over een groot recreatief-toeristisch potentieel. Een inhoudelelijke toetsing van de planontwikkeling aan de Limes vindt plaats in 3.2.2.1 en 5.10.
Conclusie Omgevingsvisie
Het planvoornemen betreft een vraaggestuurde ontwikkeling welke de actuele behoefte van grootschalige bedrijven in de transport en logistiek vervult. De planlocatie ligt deels op het bedrijventerrein Steekterpoort I en is al bestemd met de bestemming Bedrijf. De realisatie van het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven vindt plaats op het terrein van Steekterpoort II, omdat het terrein Steekterpoort I niet geschikt is voor de voorgenomen ontwikkeling. De gronden van het bedrijventerrein Steekterpoort II zullen intensief worden benut ten behoeve van de realisatie van het distributiecentra en door andere bedrijvigheid in het woon-werk lint aan de Steekterweg.
Voor het bestemmingsplan Steekterpoort II is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (Bijlage 1
Landschappelijke inpassing) met als doel een aantrekkelijk en hoogwaardig landschap, waarin het programma zich dient te voegen. De invulling van het lege terrein zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het terrein zelf en van de entree van de Steekterpoort.
Tot slot, omdat het gebied in een stads- en dorpsrand ligt, is het van belang dat het planvoornemen past binnen de omgeving. Naast de landschappelijke inpassing en aandacht voor de architectuur van de bebouwing, heeft het plan aan de noordzijde een overgangsgebied naar het lint de Steekterweg en een gestaffelde opbouw van de bouwhoogte, zie paragraaf 2.2. Het plangebied wordt niet specifiek genoemd in de Omgevingsvisie.
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 20 februari 2019 de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In deze verordening zijn alle regels voor de fysieke leefomgeving van het bestaande provinciale omgevingsbeleid samengevoegd. Voor zover relevant worden deze hieronder toegelicht.
Uit kaart 8 (Archelogische waarden) behorende bij de Omgevingsverordening is op te maken dat het plangebied gedeeltelijk binnen het gebied ligt dat is aangewezen als Romeinse Limes.
Afbeelding: uitsnede kaart 8 Archeologische waarden van Provinciale Omgevingsverordening.
In artikel 2.6 van de Omgevingsverordening zijn de regels opgenomen ten aanzien van de Romeinse Limes. Als binnen een bestemmingsplan gronden liggen die zijn aangewezen als Romeinse Limes dan moet het bestemmingsplan bestemmingen en daarbij behorende regels bevatten die de verwachte archeologische waarden beschermen. Deze regels voorzien in elk geval in de voorwaarde dat archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd als er werkzaamheden binnen het gebied plaats vinden welke een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2. Het gaat hier om werkzaamheden waarbij er activiteiten plaats vinden op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het maaiveld. Voorwaarde voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is dat er gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten van het archeologisch onderzoek. In paragraaf 5.10 wordt hierop nader ingegaan. Hieruit blijkt dat er vanuit oogpunt van archeologie geen belemmeringen zijn voor deze ontwikkeling.
De ladder zoals opgenomen in artikel 6.10 van de Omgevingsverordening is een motiveringseis voor de toelichting van het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen de BSD. De Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat het handelingskader. De provincie heeft een verwijzing naar de ladder voor duurzame verstelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie. In verband hiermede is een Ladderonderzoek uitgevoerd door Bureau Stedelijke Planning. De volledige ladderonderbouwing is opgenomen in Bijlage 3. Hieronder wordt de toetsing van de Ladder toegelicht.
Behoefte
Voor alle sectoren tezamen is in Oost-Zuid-Holland tot 2027 sprake van een kwantitatieve regionale behoefte aan bedrijventerreinen. In Oost-Zuid-Holland is tot 2027 sprake van een vraag naar additionele bedrijventerreinen van 105 tot 110 ha. Deze vraag is inclusief de bovenregionale vraag.
De vraag naar logistieke terreinen in Oost-Zuid-Holland bedraagt ca. 65 ha tot 2027, waarvan ongeveer 60% gericht is op grootschalige logistiek (ca. 40 ha).
In kwalitatief opzicht is in Oost-Zuid-Holland tot 2027 sprake van een regionale behoefte aan (grootschalige) logistieke bedrijventerreinen. Er is sprake van een tekort aan bedrijventerreinen voor de reguliere logistiek van ca. 15 ha. Voor de grootschalige logistiek is ook sprake van een tekort van ca. 15 ha. Dit tekort loopt waarschijnlijk nog verder op door een toenemende vraag vanuit de Agglomeratie Leiden en Bollenstreek.
De regio Oost-Zuid-Holland is door de ligging aan (inter)nationale transportcorridors zeer geschikt voor logistieke bedrijvigheid. Logistiek heeft Alphen aan den Rijn een ligging tussen drie Greenports, een binnenhaven en een centrale ligging tussen diverse Rijkswegen vanaf de N11. Vanuit de logistiek is er op basis van een prognose van de ontwikkeling van de werkgelegenheid tot 2027 een vraag naar ca. 65 ha bedrijventerrein in Oost-Zuid-Holland. Hiervan is naar verwachting ca. 40 ha afkomstig van grootschalige logistieke bedrijven met behoefte aan kavels groter dan 3 ha.
De harde plancapaciteit aan bedrijventerreinen die geschikt is voor de logistiek is 50 ha. Hiervan bestaat 25 ha uit kavels groter dan 3 ha. Dit is exclusief Steekterpoort II (12 ha). Een groot deel van het grootschalige aanbod bevindt zich op Logistiek Park A12. Maar op een van de kavels hier is al een optie genomen en een andere is gereserveerd. Hiermee zal het aanbod aan kavels groter dan 3 ha waarschijnlijk binnenkort nog lager komen te liggen.
Dit betekent dat er tot 2027 in Oost-Zuid-Holland sprake is van een tekort aan bedrijventerreinen voor de reguliere logistiek van ca. 15 ha. Voor de grootschalige logistiek is sprake van een tekort van ca. 15 ha. Ook dit tekort loopt waarschijnlijk verder op door een toenemende vraag vanuit de Agglomeratie Leiden en Bollenstreek. Dit betekent dat er in Oost-Zuid-Holland voor (grootschalige) logistieke bedrijventerreinen sprake
is van een actuele behoefte.
Steekterpoort II kan voor een belangrijk deel in deze behoefte voorzien. Steekterpoort II voorziet in de ontwikkeling van ca. 12 ha bedrijventerrein, waarvan een groot deel zich zal richten op de reguliere logistiek en een deel op de grootschalige logistiek. Het beoogde areaal past binnen het tekort aan bedrijventerreinen voor de (grootschalige) logistiek in Oost-Zuid-Holland.
De kenmerken van Steekterpoort II sluiten optimaal aan op de vestigingscriteria van de beoogde logistieke doelgroep. Bovendien is het terrein zeer geschikt voor de vestiging van een nieuw distributiecentrum, die een koppeling legt met de inlandterminal Alpherium. Daarmee kan deze intensiever worden benut en kan er meer transport plaatsvinden over water. Hiermee worden de wegen ontlast.
Bestaand stedelijk gebied
Steekterpoort II wordt gedeeltelijk ontwikkeld voor de reguliere logistiek en gedeeltelijk voor de grootschalige logistiek. De totale ontwikkeling omvat ca. 12 ha. Binnen Oost-Zuid-Holland is in het bestaand stedelijk gebied geanalyseerd in hoeverre er locaties beschikbaar zijn om een bedrijventerrein van deze omvang in te passen. Uit uitgevoerde analyse in de laddertoets blijkt dat de benodigde 12 ha van Steekterpoort II niet ingepast kan worden in bestaand stedelijk gebied. Volgens de richtlijnen van de Ladder betekent dit dat buiten bestaand stedelijk gebied gebouwd mag worden.
Conclusie ladder voor duurzame verstedelijking
De ontwikkeling van Steekterpoort sluit goed aan op het beleid van de regio Holland-Rijnland en dat van de Provincie. Uit behoefteramingen in opdracht van de Provincie blijkt een tekort te zijn aan aanbod voor grote logistieke bedrijven in Holland Rijnland. Het planvoornemen is getoetst aan de Ladder. Geconcludeerd kan worden dat Steekterpoort II in een actuele behoefte voorziet.
In artikel 6.9 zijn de regels ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder bepaalde voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit: de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen).
De ruimtelijke ontwikkeling van het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven past niet binnen de bestaande gebiedsindentiteit van de locatie, omdat het gebied nu nog braakliggend en onbebouwd is. Door middel van het planvoornemen wordt de bestaande identiteit verbeterd, omdat de planontwikkeling aansluit op Steekterpoort I waar al bedrijfsbebouwing mogelijk is. Deze ontwikkeling sluit dan ook aan op de bestaande gebiedsidentiteit van het bedrijventerrein Steekterpoort I, waarbij veel aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing, zoals verwoord in paragraaf 2.2.1 Landschappelijke inpassing en
beeldkwaliteit.
Als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit dan is er sprake van transformeren, en wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
Ter plaatse van het plangebied zijn de volgende richtpunten opgenomen (Kwaliteitskaart Zuid-Holland):
Zoals hiervoor gesteld is in paragraaf 2.2.1 de landschappelijke inpassing van het gebied beschreven. Drager voor Steekterpoort vormt het landschap. Bij het ontwerpen van de bebouwing op het terrein dient deze zoveel mogelijk in de omgeving te worden ingepast, waarbij elementen worden aangebracht die zorgen voor een versterking van het landschap en de ruimtelijke kwaliteit.
Het landschappelijk inpassingsplan sluit aan bij de richtpunten van de stads- en dorpsranden. Er wordt daarbij uitgegaan van contrastkwaliteit. Aan de richtpunten wat betreft de veenweidelandschappen wordt ook voldaan. Er wordt rekening gehouden met de lengterichtingen. Kenmerkende landschappelijke elementen komen terug aan de oostzijde van het plangebied. Ook past de ontwikkeling binnen de bestaande structuren. De overige richtpunten (rivierdeltacomplex, water als structuurdrager, bijzonder reliëf) zijn minder van toepassing binnen deze ontwikkeling en kunnen goed ingepast worden.
In artikel 6.12 van de Omgevingsverordening zijn de regels ten aanzien van Bedrijven opgenomen. Als een bestemmingsplan betrekking heeft op een bedrijventerrein dan is het volgende van belang.
Artikel 6.1.2 Bedrijven
In lid 1 van dit artikel is opgenomen dat een bestemmingsplan bedrijven toelaat in een hoge milieucategorie die passend zijn in de omgeving van het bedrijventerrein. Hierbij dient rekening te worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte. Bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met het naastgelegen bedrijventerrein Steekterpoort I, waarin ook het Alpherium is gelegen.
De voorgenomen ontwikkeling past qua omvang niet op het terrein van Steekterpoort I. De ontwikkeling van het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven levert geen belemmeringen of concurrentie op voor het naastgelegen bedrijventerrein. In het Programma ruimte zijn verder geen ontwikkelingen opgenomen welke belemmerd kunnen worden door de ontwikkeling van Steekterpoort II.
De hoogst toegestane milieucategorie op het terrein Steekterpoort II is categorie 3.2. Bedrijven uit deze categorie passen op het bedrijventerrein en in de omgeving. Op het naastgelegen bedrijventerrein Steekterpoort I zijn ook alleen bedrijven toegestaan welke in milieucategorie 3.2 of lagere categorieën vallen. Daarnaast is het plangebied op een geruime afstand van woningen gelegen en daarmee een geschikte locatie voor bedrijven in deze milieucategorie.
In het bedrijvenlint grenzend aan de Steekterweg zijn alleen bedrijven in maximaal milieucategorie 2 toegestaan. Deze milieucategorie past binnen de overgangszone waarbinnen het lint is gelegen.
Conclusie Omgevingsverordening Zuid-Holland
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen een gebied dat is aangewezen als Romeinse Limes. Daarom is voor het plangebied een archeologisch onderzoek uitgevoerd om nader te bepalen of er archeologische vondsten in het gebied te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 5.10 Archeologie en cultuurhistorie. De conclusie hiervan is dat er geen beperkingen zijn gezien vanuit archeologie.
In lijn met de Omgevingsverordening is het aspect ruimtelijke kwaliteit in acht genomen voor Steekterpoort. Er is een landschappelijk inpassingsplan en een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het planvoornemen is zo goed mogelijk ingepast en middels de voorgenomen ontwikkeling wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt.
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de vestiging van bedrijven met maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk gemaakt. Dit gebruik past binnen de omgeving en levert geen belemmeringen op voor andere ontwikkelingen.
Conform de Provinciale Omgevingsverordening is de Ladder onderbouwd. De conclusie is dat Steekterpoort II past binnen het beleid van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Steekterpoort voorziet in een actuele behoefte. Het voorgenomen plan kan niet in bestaand stedelijk gebied worden ontwikkeld.
De gemeenten in de Rijnstreek, waaronder gemeente Alphen aan den Rijn, zijn vanaf 2011 aangesloten bij het Samenwerkingsverband Holland Rijnland. Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. Op 28 maart 2012 is door het Algemeen Bestuur ingestemd met de eerste partiële herziening.
Op basis hiervan worden de ruimtelijke ontwikkelingen in Holland Rijnland tot 2020 getoetst. De regionale structuurvisie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:
Afbeelding: kaart regionale structuurvisie - Economie, bedrijven, glastuinbouw
Uit de kaart van de regionale structuurvisie valt op te maken dat het plangebied is aangeduid als nieuw bedrijventerrein. In de visie is opgenomen dat Holland Rijnland prioriteit geeft aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Deze herstructurering kan een bijdrage leveren aan het versterken van de economische structuur. Maar er zijn ook nieuwe terreinen nodig. Het milieudoel bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen is een duurzame inrichting en intensiever, meervoudig ruimtegebruik (stapelen van functies).
Met de nieuwbouw van het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven op het terrein Steekterpoort II wordt geen verplaatsing van een bedrijf beoogd maar de uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein. Middels deze uitbreiding wordt een nieuw gedeelte van Steekterpoort bebouwd waardoor uiteindelijk het gehele bedrijventerrein Steekterpoort zo efficiënt en intensief mogelijk wordt benut.
Conclusie Regionale structuurvisie
De ontwikkeling van Steekterpoort II is in lijn met het regionale beleid, waarbij aspecten over intensiever gebruik en duurzame inrichting worden meegenomen in het ontwerp. Door binnen het bestemmingsplan bedrijven toe te staan in verscheidene milieucategorieën wordt er ruimte geboden om het terrein zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Middels het bestemmingsplan kunnen verschillende type bedrijven zich vestigen op het terrein wat uiteindelijk moet leiden tot een zo'n intensief mogelijk gebruik van het nieuwe terrein Steekterpoort II.
In 2019 is de Hoofdlijnenstrategie bedrijventerreinen Holland Rijnland vastgesteld in het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. In deze strategie wordt de ruimtelijke strategie voor bedrijventerreinen in de regio Holland Rijnland uiteengezet. Het omvat de regionale kaders om te voorzien in de vraag naar en aanbod van bedrijventerreinen. In de strategie wordt verwezen naar de verdiepende kwalitatieve onderzoeken naar vraag en aanbod voor bedrijfsruimte die Stec in 2018 in Holland Rijnland heeft uitgevoerd. Daarbij is de ruimtevraag in drie bedrijfstypen onderverdeeld:
Uit de verdiepende onderzoeken blijkt voor Holland Rijnland:
Ten behoeve van de ontwikkeling van Steekterpoort II is vooral de visie op grootschalige logistiek van belang. Hierover is het volgende opgenomen in de regionale strategie
Visie op grootschalige logistiek Holland Rijnland
Op basis van de ramingen van STEC (2018) blijkt dat er onvoldoende ruimte is om de geraamde vraag voor grootschalige logistiek (met een ruimtevraag > 3 hectare) te faciliteren. De geraamde vraag voor de gehele regio Holland Rijnland is maximaal 33 hectare netto bedrijventerrein. Holland Rijnland heeft een redelijk sterke logistieke propositie, als regio centraal gelegen in de grote consumentenmarkt van de Randstad en tussen de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven. De Rijn- en Veenstreek heeft daarbij de beste papieren, vooral vanwege de aanwezigheid van de overslagterminal “Alpherium” in Alphen aan den Rijn, de ligging aan de N11 en de reeds aanwezige sterke logistieke vertegenwoordiging. Daarnaast is de logistiek belangrijk en aanwezig voor bestaande clusters, zoals de agrologistiek in de Greenport. Er is echter weinig ruimte beschikbaar om de vraag naar ruimte voor grootschalige logistiek (> 3 hectare) te faciliteren in de regio, terwijl de groeipotentie aanwezig is. Er zijn op dit moment vrijwel geen (geschikte) kavels beschikbaar. Enerzijds is ruimte voor grootschalige logistiek gewenst, ook met oog op groei ruimte voor ontwikkelingen gericht op food, Retail en e-commerce en de kansen voor het koppelen van logistiek aan het beter benutten van de overslagterminal Alpherium (duurzaam vervoer). Anderzijds constateren we ook dat andere omliggende regio's zich sterker profileren op de grootschalige logistiek, een goede bereikbaarheid kennen aan de A-wegen en hiervoor veel aanbod beschikbaar hebben. Er is dan ook sprake van veel concurrentie met name vanuit de regio Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en de A12-zone (Zoetermeer – Woerden – Waddinxveen), welke zich sterk profileren op (X)XL logistiek.
De Rijn- en Veenstreek wil gedeeltelijk inspringen op deze geraamde vraag, door het bedrijventerrein Steekterpoort II in Alphen aan den Rijn (circa 10 hectare) voor logistiek (bestemmingsplan in voorbereiding) te ontwikkelen. Door hier logistiek te koppelen aan het gebruik van de overslagterminal wordt een belangrijke link gelegd met duurzaamheid en duurzaam vervoer. De vraag is echter groter. Ook in de andere subregio's is gezamenlijk geconstateerd dat regio-Economie071 de door Stec benoemde ruimtebehoefte van 0-5 hectare niet kan en wenst te accommoderen, en dat de Duin –en Bollenstreek en Rijn–en Veenstreek hier compenserend ook niet in kan voorzien.
De strategie: regio Holland Rijnland maakt de keuze om gedeeltelijk in te springen op de vraag naar logistiek via de ontwikkeling van Steekterpoort II in Alphen aan den Rijn, ook in verband met de kansen voor koppeling met duurzaam vervoer/duurzame logistiek, maar verder de concurrentie in de basis ten aanzien van grootschalige logistiek niet aan te gaan met Schiphol /Haarlemmermeer en de A12-regio. Voor grootschalige logistiek niet passend binnen economisch profiel subregio's wordt daarom sterker de verbinding gezocht met Noord-Holland (Haarlemmermeer/Schiphol) en A12-Corridor. Het rapport van Stec is bijgevoegd als Bijlage 4.
Bedrijventerreinenstrategie Rijn- en Veenstreek
In de Hoofdlijnenstrategie bedrijventerreinen Holland Rijnland 2019 zijn ook per subregio (071-regio, Duin- en Bollenstreek en Rijn- en Veenstreek) strategieën opgenomen. De strategie voor de Rijn- en Veenstreek is hierin ook opgenomen. De inhoud sluit aan bij de behoefteraming van Stec Holland Rijnland (2018) en het verdiepende kwalitatieve behoefteonderzoek Rijn- en Veenstreek van STEC 2018. In de strategie voor de Rijn- en Veenstreek staat opgenomen dat de drie Rijn- en Veenstreek gemeenten in zetten op de volgende drie uitgangspunten:
Ten behoeve van het bestemmingsplan Steekterpoort II is vooral de uitgangspunten 1 en 3 van belang.
1. Rijn – en Veenstreek wil voorzien in de eigen totale geraamde behoefte van het MKB
De traditionele sectoren zoals bouw, productie en (groot)handel inclusief transport hebben een groot aandeel in het huidige ruimtegebruik in de Rijn- en Veenstreek. Stec (2018) raamt dat dit in de toekomstige vraag ook zo zal zijn, omdat de economische structuur niet fundamenteel zal wijzigen. De vraag betreft voor een belangrijk deel in omvang klein tot middelgrote (tot circa 1 ha) bedrijvigheid overwegend in milieucategorie 3 en incidenteel groter. De Rijn- en Veenstreek hecht waarde aan het MKB en wil ruimte geven voor het lokale MKB om te kunnen groeien vanwege de grote (sociaal-)economische waarde die het heeft. Daarbij erkennen we de sterke lokale gebondenheid aan de gemeente of zelfs kern.
Het overgrote deel van het nog beschikbare aanbod voor deze groep bedrijvigheid bevindt zich in Alphen aan den Rijn. Het uitgeefbaar aanbod in Nieuwkoop is gering (1,7 ha) en er is helemaal geen aanbod in Kaag- en Braassem. Al met al is er te weinig aanbod beschikbaar ten opzichte van de te verwachten vraag. De marktdynamiek in de regio is sterk gebonden aan de kern/gemeente. Op dit moment is de beschikbare ruimte voor uitbreiding en nieuwvestiging van (lokale) bedrijven op zeer korte termijn beperkt. Reguliere bedrijvigheid kan in de knel komen of wordt beperkt in functioneren, omdat voldoende uitbreidingsruimte ontbreekt. Dit remt de (sociaal)economische ontwikkeling van de regio. Dit is termijn daarmee een ongewenste ontwikkeling. Vanuit dit perspectief kiest de Rijn- en Veenstreek voor het uitgangspunt te willen voorzien in de eigen geraamde behoefte van het MKB. Randvoorwaarde en vereiste voor deze ambitie is de medewerking van de provincie om nieuwe planologische- en buiten-stedelijke ontwikkelingen in de Rijn- en Veenstreek mogelijk te maken.
De uitwerking van deze strategie voor Alphen aan den Rijn is als volgt opgenomen:
*Nader onderzoek naar zoekgebieden is vooral relevant in het kader van:
2. De Rijn – en Veenstreek wil gedeeltelijk voorzien in de geraamde behoefte aan regionale grootschalige
logistiek
In totaal is 16-23 hectare vraag geraamd in de Rijnstreek voor grootschalige logistiek. De Rijnstreek heeft van oudsher relatief veel logistieke activiteiten, geclusterd in Alphen aan den Rijn. Dit is te danken aan de centrale ligging, de ligging nabij de vierbaans N11 en de aanwezigheid van het Alpherium (containerterminal).
Op dit moment is echter weinig ruimte beschikbaar om de vraag naar ruimte voor grootschalige logistieke bedrijvigheid (kavels > 3ha) te faciliteren. De inzet vanuit de Rijnstreek is om in te zetten op het faciliteren van logistieke bedrijvigheid die én voor distributie richting de Rijnstreek van belang is én die bijdragen aan een optimaler gebruik van overslagterminal Alpherium. Om tegemoet te komen aan deze ambitie, ontwikkelt Alphen aan den Rijn het bedrijventerrein Steekterpoort II. Daarnaast vormen bestaande leegstaande logistieke panden een alternatief (bijvoorbeeld via herontwikkeling). Nieuwkoop en Kaag- en Braassem hebben voor dit type grootschalige logistieke bedrijvigheid geen aanbod. De Rijnstreek heeft geen verdere ambities om zich te ontwikkelen tot een logistiek grootschalig cluster, voor XL-logistiek. Dit met het oog op de schaarse ruimte, de beperkte effecten voor de werkgelegenheid en de concurrentie met andere regio's zoals de A12 regio en de Schiphol regio. Bij concrete vragen zal daarom doorverwezen worden naar de A12-regio en de regio rondom de A4/Schiphol en hierop zal meer samenwerking worden gezocht.
De uitwerking van deze strategie is als volgt:
Het planvoornemen is in overeenstemming met het regionaal beleid.
Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'De stad van morgen' vastgesteld. Deze beschrijft de ontwikkeling van Alphen aan den Rijn tot 2031. Het sterke contrast tussen de intense stedelijkheid in Alphen aan den Rijn, de kleinschalige, hechte gemeenschappen in de dorpse kernen en het exclusieve landelijke wonen in het buitengebied bevestigen en versterken het beeld van Alphen aan den Rijn als aantrekkelijke woongemeente.
Als uitvoeringsstrategie is geformuleerd Alphen aan den Rijn als een intense stad, met zorgvuldig ingepaste ruimtelijke ontwikkelingen en een diversiteit aan leefstijlen, functies en voorzieningen. De keuze voor de intense stad betekent een intensiever gebruik van de ruimte in Alphen aan den Rijn. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar mogelijkheden om binnenstedelijke verdichting vorm te geven. Prioriteit van ontwikkelingslocaties gaat uit naar locaties waar ruimtelijk, sociaal en economisch het grootste rendement te verwachten valt.
Intensivering van het stedelijk gebied wordt niet gerealiseerd door het volbouwen van de groene ruimten in de stad, maar door naast nieuwbouw samen met betrokken eigenaren en gebruikers creatief om te gaan met leegstand, renovatie, herstructurering, transformatie en herprogrammering waar mogelijk en wenselijk.
De opgaven voor de intense stad worden vertaald in:
In de gemeentelijke structuurvisie is het bedrijventerrein Steekterpoort nader uitgewerkt. Door de verdere ontwikkeling van het geplande bedrijventerrein Steekterpoort kan Alphen aan den Rijn zich presenteren als belangrijk economisch centrum van de regio en voorloper in de ontwikkeling van een duurzame logistieke sector. Daarom is het van belang om voor Steekterpoort een helder profiel te omschrijven voor het type bedrijven die zich hier bij voorkeur mogen vestigen om een bijdrage te leveren aan deze doelstelling. Ook een kwalitatief hoogwaardige architectonische uitstraling is vooral op de zichtlocaties langs de N11 wenselijk.
De entrees van de stad, de stadsranden en de stedelijke kwaliteit van de vervoersassen benadrukken het belang van de zorgvuldige inpassing in het stedelijk weefsel en het contrast met de dorpen en het landschap. Het plangebied is gelegen nabij een stadsrand.
Conclusie gemeentelijke structuurvisie
Het planvoornemen levert een bijdrage aan het ontwikkelen van een duurzame logistieke sector. Een logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven wordt duurzaam ontworpen. De uitstraling van de bebouwing is van belang doordat het terrein een zichtlocatie langs de N11 betreft.
De gemeente Alphen aan de Rijn heeft de beleidsnotitie 'bedrijventerrein' voor de periode 2010-2020 opgesteld. In deze notitie wordt een koers beschreven die de visie en ambitie voor de toekomstige ontwikkeling van de Alphense bedrijventerreinen weerspiegelt. Zowel bij herstructurering als bij nieuw uit te geven gebieden gelden eisen van duurzaamheid, innovatie en intensief ruimtegebruik. Naast de afspraken die in regionaal verband voor de Oude Rijnzone zijn gemaakt, zijn op lokaal diverse ambities geformuleerd.
Ontwikkeling Steekterpoort
In de beleidsnotitie is opgenomen dat Steekterpoort een bedrijventerrein is met een netto oppervlakte van 25 ha. Voor een gedeelte hiervan is in de invulling van het terrein al mogelijk gemaakt door vaststelling van het bestemmingsplan Steekterpoort I.
Door een (eigen) afslag aan de N11 is het gebied Steekterpoort goed ontsloten, is het een zichtlocatie (auto en trein) en tevens vormt het een entree tot de stad. Deze factoren maken het gebied zeer geschikt voor hoogwaardige bedrijvenclusters. Het inmiddels gerealiseerde Alpherium (OTA) maakt het terrein ook interessant logistieke bedrijvigheid.
Met een deels hoogwaardige invulling van Steekterpoort voorziet Alphen in een ruimtevraag vanuit de markt en kan hiermee bovendien ruimte bieden voor die enkele nieuwe vestigingen met veel werkgelegenheid voor hoger opgeleiden. Het geeft Alphen de kans om hier een mooie entree van de stad te ontwikkelen, temeer omdat nieuwe zichtlocaties op termijn niet in het verschiet liggen.
Omdat de voornaamste ruimtevraag vanuit de markt betrekking heeft op locaties met een gemiddelde of functionele verschijningsvorm is het echter noodzakelijk om ook hierop in te spelen. Circa 20 hectare van Steekterpoort zou gemiddeld of functioneel ingevuld moeten worden om te voorzien in de ruimtebehoefte van bestaande lokale/regionale (logistieke) bedrijven.
Op bedrijventerrein Steekterpoort II zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven en risicovolle inrichtingen niet toegestaan. Dit is geborgd in de planregels (artikel 3.4.1 onder b). Daarnaast zijn 'zeer kwetsbare objecten' en sociale werkvoorzieningen uitgesloten (artikel 13 onder c. en d.). Deze koers met bedrijventerrein Steekterpoort draagt op alle fronten bij aan de ambities die Alphen heeft voor haar bedrijventerreinen.
Inzetten op duurzaamheid bij de ontwikkeling van Steekterpoort
Steekterpoort wordt uitgegeven conform de gemaakte afspraken op het gebied van duurzaamheid en intensief en zorgvuldig ruimtegebruik. Dit kan goed gecombineerd worden met het creëren van een hoogwaardige nieuwe stadsentree.
Conclusie beleidsnotitie bedrijventerrein
Bij de ontwikkeling van Steekterpoort staat innovatie en duurzaamheid centraal. Het planvoornemen betreft een vraaggerichte ontwikkeling, alleen de ruimte die benodigd is voor de ontwikkeling wordt aangewend.
Op het bedrijventerrein Steekterpoort zijn risicovolle inrichtingen niet toegestaan. Daarnaast zijn 'zeer kwetsbare objecten' en sociale werkvoorzieningen uitgesloten.
De gemeenteraad heeft in oktober 2015 het Economisch Actieprogramma 2016-2019 vastgesteld. In het Economisch Actieprogramma werkt de gemeente met haar economische partners aan vier hoofddoelstellingen (programmalijnen): het versterken van het ondernemers- en vestigingsklimaat, passende aansluiting van onderwijs- bedrijfsleven, de ontwikkeling naar een groene en circulaire economie en het uitbouwen van de vrijetijdssector. Dit alles met als doel dat de gemeente de aantrekkelijkste keuze blijft voor bestaande en nieuwe bedrijven, er meer banen ontstaan en dat onze economische structuur verduurzaamt. Binnen de programmalijn ‘versterken van het ondernemers- en vestigingsklimaat’ staat het versterken van ondernemerschap, samenwerking en innovatie centraal. Ook het behouden en aantrekken van bedrijven is een belangrijk speerpunt, waarbij bedrijven uit de maakindustrie, ICT, techniek, biobased en logistiek de belangrijkste doelgroep is. In het Economisch Actieprogramma zet de gemeente binnen de programmalijn ‘ontwikkeling naar een groene en circulaire economie’ ook in op meer vervoer over water, met name binnen de (agro)logistieke sector. Met het Alpherium heeft de gemeente hiervoor een belangrijke troef in handen. Het Economisch Actieprogramma wordt in 2019 geëvalueerd en geactualiseerd, waarbij besluitvorming in 2020 is gepland.
Conclusie economisch actieprogramma
Op basis van het bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat de planontwikkeling van Steekterpoort II, waarbij invulling met een logistiek centrum tevens bijdraagt aan efficiënter gebruik van het Alpherium, in overeenstemming is met de ambities uit het Economisch Actieprogramma 2016-2019.
Op 6 mei 2013 is de structuurvisie Verkeer en Vervoer vastgesteld door de gemeente Alphen aan den Rijn. Het Alphense verkeers- en vervoersbeleid wordt vastgelegd in een nieuw Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) die uit twee delen bestaat: deze Structuurvisie (beleidsdeel) en de hierna op te stellen Realisatiestrategie (uitwerkingsdeel). In deze Structuurvisie wordt een integrale visie op de interne en de externe bereikbaarheid van Alphen aan den Rijn gegeven en de wijze waarop het wegennet Duurzaam Veilig wordt ingericht. Het doel van deze structuurvisie is; “Het op basis van het scenario Stadsring richting geven aan duurzame mobiliteit in 2025 met een optimale mix tussen bereikbaarheid, ruimtelijke en milieukwaliteit en leefbaarheid''. Het plangebied wordt niet specifiek genoemd in deze visie.
Conclusie structuurvisie Verkeer en Vervoer
Deze structuurvisie levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Op 28 mei 2015 heeft de raad van de gemeente Alpen aan den Rijn de Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2014 vastgesteld. Een belangrijk onderdeel van deze nota zijn de parkeernormen voor auto en fiets. De parkeernorm geeft het aantal vereiste parkeerplaatsen voor een gebouw of voorziening per bijbehorende eenheid De parkeereis is het totaal aantal (minimaal) vereiste parkeerplaatsen voor auto's en fietsen. Met de parkeernorm(en) wordt de parkeereis bepaald voor nieuwe gebouwen en voorzieningen waar een parkeervraag kan ontstaan. De parkeernormen voor de auto zijn bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW uit 2012, de bereikbaarheidskenmerken van een gebied waarin gebouwen en voorzieningen liggen en het beleid van de gemeente.
Het plangebied is gelegen in een gebied buiten de stad welke valt binnen de categorie 'overige plaatsen en buitengebied'. Voor het plangebied zijn de parkeernormen van toepassing die gelden buiten de bebouwde kom.
Omschrijving | Overige plaatsen en bezoek buitengebied | Aandeel bezoek |
Kantoor zonder balie | 2,8 per 100 m² | 5% |
Commerciële dienstverlening | 3,8 per 100 m² | 20% |
Arbeidsintensief/bezoekers extensief | 2,6 per 100 m² | 5% |
Arbeidsextensief/bezoekers extensief | 1,0 per 100 m² | 5% |
Bedrijfsverzamelgebouw | 2,2 per 100 m² | 10% |
Tabel: parkeernormen plangebied
Openbaar toegankelijke parkeerplaatsen zijn vanwege de uitwisselbaarheid tussen parkerende gebruikers van dezelfde of van andere voorzieningen (dubbelgebruik) efficiënter te gebruiken dan privé parkeerplaatsen. In principe moeten parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd, maar daarbij wel (deels) openbaar toegankelijk te zijn voor gebruikers (werknemers e.d. en bezoekers) waarvoor de parkeerplaatsen zijn aangelegd. Het parkeren wordt bij het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven mogelijk gemaakt op eigen terrein.
Conclusie Parkeernota
Het parkeren wordt geregeld op eigen terrein. De nota Parkeernormen levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. Dit wordt geborgd in artikel 16.1 van de Overige regels van dit bestemmingsplan.
De Welstandsnota geeft informatie over de architectonische uitgangspunten voor de ontwikkeling van gebouwen. De nota vormt het beoordelingskader voor de welstandscommissie over de architectuur van de aanvragen omgevingsvergunning. Het welstandstoezicht is ook een instrument voor ruimtelijke kwaliteit.
Op 26 november 2015 is de nieuwe Welstandsnota van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld. Hierin worden 3 welstandsniveaus gedefinieerd; 'Bijzonder', 'Regulier' en 'Soepel'. Historische linten en kernen, waaronder de zone van de Oude Rijn, vallen primair in het niveau 'Bijzonder'. Bouwplannen in die gebieden worden strenger beoordeeld dan in gebieden met een regulier of soepel welstandsniveau.
Voor de logistieke bedrijven in het plangebied geldt een regulier welstandsniveau. Bouwplannen in gebieden met een regulier niveau zullen ten opzichte van het soepele gebied met meer aandacht bekeken worden. Uitgangspunt in gebieden met een regulier niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit.
Voor de rand van het plangebied, aan de zijde van de Steekterweg, geldt een bijzonder welstandsniveau. De welstandsnota bevat voor gebieden met een bijzonder welstandsniveau veelal een uitgebreide set criteria, die in woordkeuze en bandbreedte aanstuurt op een zorgvuldige inpassing van bouwplannen in het gebied. Een plan moet een bijdrage zijn aan de kwaliteit van het straatbeeld.
Afbeelding: uitsnede Welstandsnota
Voor het terrein Steekterpoort is een specifieke beschrijving opgenomen. Het bedrijventerrein Steekterpoort is en wordt een belangrijke toegangspoort van Alphen aan den Rijn. Een hoogwaardige entree waar de gemeente trots op kan zijn is hier op zijn plaats. Veel bouwvelden zijn omringd door infrastructuur van een doorgaand karakter. Hier ligt de bijzondere opgave voor een representatieve uitstraling van de bebouwing. Ook bezien vanaf de N11/spoorlijn en het buitengebied is een zorgvuldige vormgeving en landschappelijke inbedding van belang.
Conclusie Welstandsnota
Voor het plangebied geldt momenteel gedeeltelijk een regulier en een bijzonder welstandsniveau. Van belang is dat de bebouwing een representatieve uitstraling krijgt. Met het vaststellen van het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan als addendum op de welstandsnota zal voor een groot deel van Steekterpoort I en Steekterpoort II een bijzonder welstandsniveau gaan gelden. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage
2 van de toelichting.
Duurzaamheid is een belangrijk speerpunt van de gemeente Alphen aan den Rijn. Het duurzaamheidsprogramma 2014-2020 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en is leidend voor de uitvoering van duurzaamheid binnen de gemeente. Centraal in het beleid staat wat de duurzaamheidsambitie van de gemeente is en wat de gemeente wil bereiken voor de periode 2014 t/m 2020. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in enerzijds ambities van de gemeentelijke organisatie en anderzijds ambities voor de Alphense samenleving. Voor het behalen van deze ambities is de gemeente afhankelijk van de samenleving als geheel. De gemeente stimuleert en faciliteert; "Een duurzaam Alphen aan den Rijn wordt samen bereikt". De stip op de horizon is: ''in 2050 is de samenleving van Alphen aan den Rijn fossiele brandstofvrij en energie - en CO2 - neutraal''. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma "Spoorboekje van A naar D: werken aan het (duurzaamheids)spoor" zijn per ambitie projecten benoemd die de komende jaren uitgevoerd worden om bij te dragen aan het behalen van de ambities. Het Actieprogramma Duurzaamheid 2017-2020 beschrijft tevens concreet de ambities en acties tot het jaar 2020 op zeven inhoudelijke thema's: energie, duurzaam wonen, duurzame mobiliteit, duurzaam ondernemen, klimaatadaptatie & green city, duurzame scholen & verenigingen en een duurzame gemeentelijke organisatie.
De gemeente Alphen ziet in de structuurvisie 2031 voor de ontwikkeling het bedrijventerrein Steekterpoort kansen om zich te presenteren als belangrijk economisch centrum van de regio en voorloper in de ontwikkeling van de duurzame logistieke sector. Uit het duurzaamheidsbeleid kunnen onder meer de volgende relevante ambities worden afgeleid:
Er wordt gestreefd naar:
Gebiedstypen
Een gebied met een typerende set van ruimtelijk-functionele kenmerken wordt in het algemeen een gebiedstype genoemd. Aan gebiedstypen kunnen passende (milieu)kwaliteitscriteria worden verbonden. Bij het onderscheid tussen gebiedstypen is met name de functie van gebieden van belang. Een industriegebied heeft een andere functie dan een woongebied of een natuurgebied. De gemeente Alphen aan den Rijn kent in totaal 11 gebiedstypen Steekterpoort II valt onder het gebiedstype 'Bedrijven'.
Afbeelding: gebiedsindeling gemeente Alphen aan den Rijn. Het gebiedstype 'Bedrijven' is met blauw
aangegeven, het plangebied oranje omcirkeld.
In de onderstaande tabel zijn de gebiedskernmerken van het gebiedstype Bedrijven opgenomen.
Bedrijven | |
Ligging | De bedrijventerreinen De Schans I en II, De Vork, Steekterpoort I en II (= toekomst) en Rijnoord in/grenzend aan de kern Alphen aan den Rijn, ITC/PCT-terrein bij Boskoop, Benthuizerweg in Benthuizen. |
Typering / beschrijving | Hierbij gaat het om terreinen met vooral goederengerichte (handels)activiteiten en logistiek in milieucategorie 1 t/m 4. Er zijn weinig andere functies. Het gaat veelal om terreinen met een thema zoals - grootschalige op- en overslag op Steekterpoort I en II |
Functie |
Hoofdfunctie: bedrijven in de lichtere milieucategorieën 2 en 3 en in specifieke gevallen categorie 4. Nevenfuncties: kantoren, grootschalige detailhandel en bedrijfswoningen |
Functiemenging | Zwak |
Dichtheid | Matig |
Gebruiksintensiteit | Intensief, met name overdag in bedrijf |
Openbare ruimte | Aandeel openbare ruimte relatief hoog, met veel verharding en een hoge gebruiksintensiteit door continue aan- en afvoer van met name goederen. |
Tabel: gebiedskernmerken gebiedstype bedrijven
Gemeentelijke duurzaamheidsambities voor Steekterpoort
Per gebiedstype en per milieuaspect zijn drie ambitieniveaus beschreven, die gaan van het minimum niveau tot de optimale kwaliteit:
Alphen streeft naar een minimale DPL-score van 7 op bedrijventerreinen. De ambities voor Steekterpoort II zijn opgenomen in Bijlage 5.
Duurzaamheidsprofiel van een locatie
Voor Steekterpoort II wordt een gemiddelde DPL-score van minimaal 7 nagestreefd met een streven naar een score van 8. Wanneer (definitief) bekend is welke invulling Steekterpoort II krijgt, kan via de gemeente door de omgevingsdienst een DPL-berekening voor het bedrijventerrein worden gemaakt.
Het instrument DPL
DPL (DuurzaamheidsProfiel van een Locatie) is een computertoepassing die de duurzaamheid van een wijk of een bedrijventerrein meet. Duurzaamheid is daarbij aan de hand van de internationaal gebruikte 3 P's: Planet (Milieu), People (leefbaarheid) en Profit (economie) uitgewerkt. DPL herrekent de invoer automatisch naar makkelijk te interpreteren "rapportcijfers", waarbij 0 het minst duurzaam is en 10 het meest duurzaam. Vervolgens vergelijkt het programma de prestatie van een terrein met een referentiebedrijventerrein uit het computerprogramma. Het referentiebedrijventerrein representeert een gemiddelde (niet bestaand) bedrijventerrein waarin geen duurzame maatregelen zijn getroffen en waarin net wordt voldaan aan de eisen uit wet- en regelgeving. Deze terreinen scoren net een 6, ofwel een voldoende. Verschillende typen bedrijventerreinen bieden verschillende mogelijkheden om de duurzaamheid van het terrein te verbeteren.
Toepassing DPL in Alphen aan den Rijn
In het milieu- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente is een prominente rol voor DPL opgenomen. Mede daarom is het Alphense duurzaamheidsprofiel (ADP) geïntroduceerd. Het ADP geeft de gemiddelde duurzaamheidsscore van de Alphense wijken aan. De gemeente beschikt voor haar bebouwde gebied over actuele duurzaamheidsinformatie. DPL wordt binnen gemeente Alphen aan den Rijn als plannings-, borgings- en monitoringsinstrument gebruik.
Binnen Alphen aan den Rijn zal de komende jaren nog maar weinig nieuwbouw plaatsvinden, maar des te meer herstructurering en renovatie. Het DPL profiel van de betreffende wijk geeft de sterke en zwakke punten in de huidige situatie weer. Het is de bedoeling om onder meer op basis hiervan duurzaamheidsdoelen te formuleren. Uitgangspunt is dat indicatoren die onvoldoende scoren tenminste verbeteren en, als het even kan, een voldoende behalen. Ook kan DPL worden ingezet bij het zoeken naar kansen voor duurzame verbetering of het vergelijken van planvarianten. De adviezen/wensbeelden worden in contracten/ convenanten/enz. opgenomen (DPL als borgingsinstrument).
Conclusie duurzaamheidsbeleid
Het aspect duurzaamheid wordt meegenomen in het ontwerp van Steekterpoort II en de te realiseren bedrijfsbebouwing. Bij het ontwikkelen van planvoornemen in Steekterpoort II wordt een zo duurzaam mogelijke ontwikkeling nagestreefd. Vertaald naar de ontwikkeling van het bedrijventerrein kunnen de volgende ambities worden geformuleerd:
Het gemeentelijk beleid levert geen belemmeringen op het gebied van duurzaamheid voor het planvoornemen.
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid en is, voor wat betreft de ruimtelijke aspecten, een structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Waterwet is vastgelegd dat het Rijk dit plan eens in de zes jaar actualiseert. Het NWP2 geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot duurzaam waterbeheer. Het NWP2 richt zich op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
In het Nationaal Waterplan zijn de maatregelen benoemd die worden genomen om de verschillende doelen te bereiken. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
Het waterbeleid zoals geformuleerd in het NWP2 werkt door op provinciaal en regionaal niveau, om zo te komen tot gebiedsgericht beleid. Via het provinciaal en gemeentelijk waterbeleid en het beleid van de waterschappen dient het rijksbeleid zoals geformuleerd in het NWP door te werken tot op bestemmingsplanniveau. De watertoets, die is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening, blijft een belangrijk instrument om de waterbeheerder vroegtijdig bij ruimtelijke planprocessen te betrekken. Daarnaast is in het NWP2 aangegeven dat aandacht moet worden geschonken aan de planologische borging van beschermingszones van primaire waterkeringen, door deze vast te leggen in bestemmingsplannen. Eén en ander is op rijksniveau in het Barro vastgelegd.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.
Op provinciaal niveau heeft de provincie Zuid-Holland het beleid vertaald in het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016-2021. Dit plan bepaalt het waterbeleid. Het gaat om waterveiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en een robuust en veerkrachtig watersysteem. Het waterbeleid voor de periode 2016 – 2021 bestaat uit de volgende onderdelen:
Voortgangsnota KRW
In de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2016-2021, vastgesteld door PS op 14 oktober 2015, zijn de doelen en maatregelen voor waterkwaliteit van grond- en oppervlaktewater vastgelegd. Deze nota fungeert als een regionaal waterplan conform de Waterwet, voor het thema waterkwaliteit.
Provinciaal Waterplan 2010 - 2015
Een aantal onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 – 2015 blijft ongewijzigd van kracht. Dit heeft betrekking op een onderdeel van waterveiligheid, water en natuur en vismigratie. In dit Plan staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad.
Waterbeleid Gemeente Alphen aan den Rijn
Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020
In december 2015 heeft de raad het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP 2016-2020) vastgesteld. Het GRP bevat het beleid voor de invulling van de wettelijke gemeentelijke watertaken. Deze watertaken bestaan uit zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater:
Het beleid in het GRP bevat een aantal speerpunten voor de planperiode. Belangrijkste daarvan voor dit plan zijn samenwerking in de waterketen, volksgezondheid, aanpassing aan klimaatverandering en duurzaamheid.
Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Rijnland. Op 9 maart 2016 heeft het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap Rijnland een nieuw waterbeheerplan, "Waterbeheerplan 5" vastgesteld. In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op;
Op 1 juli 2015 is de Keur van het hoogheemraadschap Rijnland vastgesteld. De Keur is een juridisch document (verordening). Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
Het hoogheemraadschap van Rijnland zorgt voor een veilig en gezond watersysteem. Om het watersysteem zo optimaal mogelijk te laten functioneren, heeft een waterschap de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen die het nodig acht voor de behartiging van de opgedragen taken. De taken die aan een waterschap worden opgedragen betreffen;
Watertoets
De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is compensatie in de vorm van open water vereist: Als de toename van het verhard oppervlak meer dan 500 m2 maar minder 10.000 m2 bedraagt dan moet er 15% aan water worden gecompenseerd. Als er meer dan 10.000 m2 aan verhard oppervlak wordt gerealiseerd dan moet er 15% aan water gecompenseerd worden. Tenzij er sprake is van verharding in de polder, in dat geval is er maatwerk benodigd.
Voor het voorliggende plan is in samenspraak met het hoogheemraadschap maatwerk toegepast. In het plangebied dient ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak 10% te worden gecompenseerd. Dempingen in primaire oppervlaktewateren (hoofdwatergangen) zijn niet toegestaan. Het dempen van overige wateren is slechts toegestaan als in hetzelfde peilgebied (bij voorkeur in directe nabijheid) 100% wordt gecompenseerd. De compensatie moet gerealiseerd zijn voordat gedempt wordt.
Het bestemmingsplan is gelegen in de Polder Steekt. Binnen het peilgebied is sprake van een zomerpeil van -2,12 meter en van een winterpeil van -2,22 meter. De polder loost het overtollige oppervlaktewater op het boezemwater van de Oude Rijn. Onderzoek en berekeningen hebben uitgewezen dat voor het plangebied zelf geen wateropgave in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) bestaat. Het Hoogheemraadschap heeft in het kader van het NBW de wateropgave bepaald. Dit conform de landelijke norm wateroverlast. Als gevolg van een te kleine capaciteit van het boezemsysteem van de Oude Rijn hebben enkele afwaterende polders (buiten dit plangebied) soms te maken met maalstops. Hierdoor treedt dan wateroverlast op, waardoor die polders wel te maken hebben met een wateropgave. Oplossingen daarvoor worden gezocht in vergroting van de boezemcapaciteit.
In de leggers van het Hoogheemraadschap wordt voor alle wateren in het beheersgebied aangegeven hoe breed en diep deze moeten zijn en voor alle waterkeringen wordt aangegeven hoe hoog en hoe breed deze moeten zijn. Ook staat erin wie waar voor welk onderhoud verantwoordelijk is.
Grondwater
Het plangebied ligt in een infiltratiegebied. Water afkomstig van de bovenlanden (niet afgegraven veengebieden), de Gouwe en de Oude Rijn infiltreert naar het eerste watervoerende pakket. De droogmakerijen (afgegraven en drooggelegde veengebieden) behoren tot de kwelgebieden. De grondwaterstroming is vanaf de Oude Rijn zuidwaarts gericht naar de droogmakerijen.
Op basis van de huidige en te verwachten toekomstige grondwaterpeilen in relatie tot eventueel risico op grondwateroverlast /-onderlast zijn er naar verwachting geen maatregelen nodig, waarbij wordt uitgegaan van een minimale hoogte van de toekomstige drooglegging van 1 m.
Oppervlaktewater
Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 21 november 2018 de herziening legger oppervlaktewateren 2018 vastgesteld. Uit de onderstaande afbeelding is op te maken dat de Oude Rijn als primaire watergang is aangemerkt. In het plangebied zelf zijn geen primaire watergangen gelegen, alleen overige watergangen. Naast deze watergangen zijn er ter hoogte van de Steekterweg en de voormalige vuilstort ook duikers gelegen. Het onderhoud van primaire watergangen is een taak van het Hoogheemraadschap Rijnland. Voor de overige watergangen is een kernzone en een beschermingszone opgenomen. Voor overige watergangen geldt een beschermingszone van 2 meter vanaf de teen. Het onderhoud van overige oppervlaktewateren in stedelijke gebieden berust bij de kadastrale eigenaren. Het onderhoud van overige oppervlaktewateren buiten stedelijk gebied berust:
Bij het onderhoud van overige oppervlaktewateren wordt onderscheid gemaakt tussen het gewoon onderhoud zoals het verwijderen van voorwerpen die aan- en afvoer van het water hinderen en buitengewoon onderhoud (baggeren). Het onderhoud van de taluds van overige oppervlaktewateren berust bij de eigenaren van de aan de overige oppervlaktewateren grenzende percelen (aangelanden), ieder naar de lengte van zijn recht. Bij het onderhoud van taluds moet er zorg worden dragen voor een goede staat van de taluds door het behoorlijk in stand houden van de taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de af- en/of aanvoer van water wordt gehinderd dan wel aangelegde onderhoudsstroken en/of afrasteringen door inzakking worden bedreigd. Deze zorg omvat ook het maaien, afsteken en ophalen van de taluds.
In het noordelijk deel van het plangebied (ten zuiden van de Steekterweg) is een aantal hoogwatervoorzieningen aanwezig. Het waterpeil van die voorzieningen liggen iets hoger dan het regulier polderpeil. Bij de uitwerking van het plan zal hiervoor aandacht zijn.
Afbeelding: uitsnede legger oppervlaktewater
Waterkeringen
Op 1 februari 2017 heeft de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland de Legger regionale keringen 2016 vastgesteld. De Gouwe en de Oude Rijn fungeren als regionale waterkeringen. Ter plaatse van deze waterkeringen zijn beschermingszones opgenomen. Een klein gedeelte van aan de Steekterweg gelegen percelen in het plangebied liggen binnen de beschermingszone van de Oude Rijn. Een gedeelte van het plangebied wat zich achter deze percelen bevindt zijn gelegen in de buitenbeschermingszone. Zonder watervergunning mogen geen objecten worden geplaatst in een beschermingszone. Voor de gronden van het plangebied welke zijn gelegen binnen de beschermingszone wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen in het bestemmingsplan. Het grootste gedeelte van het plangebied is gelegen buiten de beschermingszones van de Oude Rijn.
Afbeelding: uitsnede legger regionale waterkeringen
Door de verandering van het gebied naar een bedrijventerrein zal de verharding en bebouwing in het gebied toenemen. De toename aan verharding en bebouwing moet gecompenseerd worden door meer oppervlaktewater te realiseren. Belangrijk is dat deze waterberging in hetzelfde peilgebied wordt gerealiseerd. Om te bepalen hoeveel watercompensatie er benodigd is, is voor het planvoornemen de toename van het verhard oppervlak berekend. In de onderstaande afbeelding is de huidige water situatie weergegeven in het plangebied. De totale bestaande verharding in het gebied beslaat een oppervlak van 13.997 m2. De watergangen in het plangebied hebben een totale oppervlakte van 11.460 m2.
Afbeelding: huidige situatie watergangen en verhard oppervlak
Afbeelding: oppervlak water bestaande en nieuwe situatie
Bij de berekening van de toename van het verhard oppervlak is ervan uitgegaan dat de gronden die de bestemmingen 'Bedrijventerrein' of 'Bedrijventerrein - Lint' krijgen voor 100% verhard worden, met dien verstande dat in deze berekening de verplichte groenstroken aan de randen van enkele kavels niet zijn meegenomen, omdat deze niet verhard mogen worden.
Door de realisatie van het bedrijventerrein Steekterpoort II neemt de verharding toe met in totaal 139.305 m2. Een deel van de bestaande watergangen zal ten behoeve van deze realisatie worden gedempt, in totaal 3.378 m2. Conform de regels van het Hoogheemraadschap van Rijnland moeten gedempte watergangen voor 100% worden gecompenseerd. Dit betekent dat dus 3.378 m2 aan wateroppervlak moet worden gerealiseerd.
Conform het maatwerk dat is afgesproken met het Hoogheemraadschap van Rijnland moet 10% van de toename van het verhard oppervlak worden gecompenseerd. De benodigde compensatie voor het verhard oppervlak bedraagt 139.305 m2 * 10%= 13.930 m2 aan wateroppervlak wat gerealiseerd dient te worden. Ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak en de demping van watergangen moet er in totaal 17.308 m2 aan wateroppervlak worden gerealiseerd.
In het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen dat het mogelijk is om de gemeentelijke gronden ten oosten van de voormalige vuilstort te gebruiken voor het realiseren van de waterbergingsopgave voor het bedrijventerrein met het distributiecentrum. Daartoe wordt extra water gegraven ten behoeve van de ontwikkeling van Steekterpoort II. Gelijktijdig wordt hier watercompensatie gerealiseerd voor Steekterpoort I.
Het voornemen is om aan de oostrand een groen-blauw landschap te realiseren, waar het water – al naar gelang de waterbergingsbehoefte- flexibel ingepast kan worden. Een groot deel van de benodigde watercompensatie kan in dit gebied worden opgevangen. Het gebied ten oosten van het bedrijventerrein krijgt de bestemming 'Groen' met de gebiedsaanduiding 'overige zone - waterberging', zodat de verplichte wateropgave van 17.308 m² in het plangebied publiekrechtelijk is geborgd. De rest van de benodigde compensatie wordt opgevangen in de gebieden die ook als zijnde 'Groen' zullen worden bestemd. De oppervlakte aan water in de nieuwe situatie bedraagt 28.340m2.
Nieuwe rioleringssystemen zullen worden uitgevoerd als gescheiden rioolstelsel. Daar waar mogelijk en doelmatig zal binnen het gebied met een gemengd rioolstelsel verhard afvoerend oppervlak worden afgekoppeld. Voor de nieuwe bedrijfsbebouwing en woningen wordt gebruik gemaakt van niet-uitloogbare bouwmaterialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Indien desondanks gebruik wordt gemaakt van uitloogbare materialen, dienen deze te worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.
Afvalwaterketen en riolering
Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering overeenkomstig de door de gemeente gestelde eisen. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
In de voorliggende situatie ligt het voor de hand om hemelwater zoveel mogelijk af te voeren naar aangrenzend oppervlaktewater.
Een deel van de gronden van het plangebied, die grenzen aan de Steekterweg, zijn gelegen binnen de beschermingszone van de regionale waterkering van de Oude Rijn. Ter plaatse van deze gronden wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.
Door het realiseren van het bedrijventerrein Steekterpoort II neemt de verharding toe. Door deze toename en de demping van watergangen dient er totaal 17.308 m2 aan wateroppervlak gecompenseerd te worden. Een groot deel hiervan kan worden opgevangen op de gronden aan de oostkant van het plangebied met een gebiedsaanduiding voor waterberging. Het overige deel wordt opgevangen op de gronden in het plangebied die ook bestemd worden met Groen.
In totaal wordt circa 2,8 ha nieuw water gegraven, waarvan 1,7 ha voor Steekterpoort II. Het overige water wordt gecompenseerd voor bouwplannen in Steekterpoort 1. In de regels is geborgd dat er voldoende waterberging gerealiseerd moet worden. De uitwerking zal in overleg met het hoogheemraadschap plaatsvinden, waarna een vergunning op grond van de Waterwet zal worden aangevraagd.
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn verschillende milieuaspecten (zoals: ecologie, bodem, water, luchtkwaliteit, geluid en de milieucategorisering van bedrijven) onderzocht. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan bod.
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is.
Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..
Op basis van de vergunning Wet natuurbescherming van de Provincie Zuid-Holland kan worden geoordeeld dat de ontwikkeling past binnen de ontwikkelruimte. In paragraaf 5.9.2.1 wordt hierop ingegaan. Hiermee geldt er voor het bestemmingsplan geen Plan m.e.r.-plicht.
Ook is onderzocht of het bestemmingsplan het ruimtelijk kader biedt voor activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. Daarbij is zowel naar (de mogelijkheid tot) nieuwe ontwikkelingen als naar onbenutte bouwmogelijkheden gekeken. Het bestemmingsplan maakt de oprichting van nieuwe functies mogelijk. Het oprichten van die functies is opgenomen onder categorieën D11.2 en D11.3 van het Beluit m.e.r.. De ontwikkelingen blijven onder de getalsmatige drempel waarde. Hiermee is dit bestemmingsplan vormvrij m.e.r. -beoordelingsplichtig.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Aard omvang activiteit | Oprichting 10.5 ha logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven en circa 2 ha categorie 2 bedrijven met bedrijfswoningen (vrijstaand in een lint). Gezien m.e.r. regelgeving beperkt. | |
Cumulatie | Voor wat betreft de aspecten lucht en geluid heeft de beoordeling plaatsgevonden met de gecumuleerde omgevingswaarden. | |
Natuurlijke hulpbronnen | Effecten op beschermende soorten zijn niet uit te sluiten. | |
Verontreiniging/hinder | Voor geluid is de hoogste toename geluidsbelasting op bestaande woningen 0,6 dB. | |
Lichte toename van de luchtverontreiniging. | ||
De uitbreiding van Steekterpoort II genereert 1.550 mvt/etm. | ||
Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging op de voormalige stortplaats achter de Steekterweg 67. | ||
Ongevallen | Toename groepsrisico. | |
Gezondheidseffecten | De milieukwaliteitsmaat ter plaatse van de maatgevende woningen is in de referentie situatie matig en blijft met de realisatie van Steekterpoort II matig. |
Bestaand grondgebruik | : | Het gebruik van de gronden is overwegend agrarisch. |
Opnamevermogen Natuurlijk milieu | : | Verhoging depositie stikstof op Natura 2000-gebied ‘Nieuwkoopse Plassen & De Haeck’ berekend op 0,09 mol/ha/jaar. |
Natuur | Verhoging depositie stikstof op Natura 2000-gebied ‘Nieuwkoopse Plassen & De Haeck’ is vergund. | |
Effecten op beschermde soorten kunnen voldoende gemitigeerd worden met maatregelen. | ||
Cultuur/archeologie | Geringe kans op verstoring eventuele archeologische waarden door heien. | |
Het gebouw past binnen verstedelijkt karakter omgeving. | ||
Verkeer | De effecten op het omliggende hoofdwegennet zijn niet of nauwelijks merkbaar: de intensiteit neemt maximaal toe met 1,3%. | |
Geluid | Minimale toename en niet waarneembaar voor het menselijk oor. | |
Lucht | Voor lucht geldt dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van de luchtkwaliteitsnormen. | |
Bodem | Op de voormalige stortplaats achter de Steekterweg 67 worden saneringsmaatregelen genomen bij ontwikkelingen. | |
Ongevallen | Door maatregelen wordt de toename groepsrisico beperkt tot het niveau aanvaardbaar. | |
Gezondheidseffecten | Er treedt geen significant verslechtering van de milieukwaliteitsmaat op. |
Op grond van het bovenstaande is het niet te verwachten dat het vaststellen van het bestemmingsplan leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het opstellen van een milieueffectrapport is dan ook niet aan de orde.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van bedrijven als ook een goed klimaat voor gevoelige functies.
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten. De te beoordelen situaties zijn in te delen in drie groepen met bijbehorende aanpak, te weten:
In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van Bedrijven en Milieuzonering.
In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd. In het geval de bestemmingswijziging wordt gerealiseerd ten bate van de vestiging van een specifiek bedrijf, kunnen de omstandigheden van dit bedrijf worden meegewogen. In elk geval dient te worden beoordeeld of aan de Wet milieubeheer zal kunnen worden voldaan.
In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal tenminste een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd.
De richtafstanden in de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.
Er wordt uitgegaan van het omgevingstype gemengd gebied, in het plangebied worden diverse milieubelastende functies mogelijk gemaakt. Voorts grenst het plangebied aan doorgaande wegen (N207 en Limeslus), alsmede de zuidelijk gelegen spoorlijn en N11. Het planvoornemen betreft de ontwikkeling van een bedrijventerrein ten behoeve van grootschalige transport- en distributie bedrijven met een totale oppervlakte van ca. 10,5 ha. Volgens de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) vallen deze activiteiten onder categorie 3.2 met een richtafstand van 50 meter naar een gemengd gebied.
De bestaande en planologisch mogelijk gemaakte woningen liggen op ten minste 50 meter van het geprojecteerde bedrijventerrein. Daarnaast wordt een woon-werk lint gerealiseerd langs de Steekterweg aan de noordzijde van het bedrijventerrein. Dit lint betreft een gemengd gebied waar beoogd wordt om wonen en werken samen laten gaan. De nieuwe woningen worden als bedrijfswoningen bestemd. Voor bedrijfswoningen geldt dat een lager woon- en leefklimaat aanvaardbaar is, ten opzichte van burgerwoningen. Er worden geen richtafstanden toegepast tussen de bedrijfswoningen en de bedrijfsbestemmingen langs het lint. Bedrijfsactiviteiten tot maximaal categorie 2 worden toegestaan met een afwijking naar categorie 3.1. Tussen de percelen komen groenstroken en watergangen. Hierdoor kunnen er geen bedrijfspercelen worden samengevoegd (tot grotere) en blijven de zuidelijk gelegen bedrijfsactiviteiten relatief kleinschalig. De bedrijfswoningen liggen op voldoende afstand van het bedrijventerrein.
Hondenuitlaatveld
De Omgevingsdienst Midden-Holland heeft onderzocht welke geluidniveaus te verwachten zijn als gevolg van het hondenuitlaatveld. Hieruit kan het volgende worden afgeleid.
Het hondenuitlaatveld is geen bedrijfsmatige activiteit. Als gevolg hiervan is er geen standaard geluidsnormering beschikbaar om aan te toetsen. Op basis van de geluidsniveaus als gevolg van wegen in de directe omgeving van de Steekterweg is aansluiting gezocht bij de standaard normstelling uit het Activiteitenbesluit. Als worst-case situatie is aangenomen dat alleen in de dag- en avondperiode 5 honden aan de uiterste noordelijke rand van het hondenuitlaatveld aanwezig zijn. Dit, omdat de parkeerplaatsen zich aan de uiterste zuidzijde van het terrein bevinden en de kans dus klein is dat mensen met hun hond helemaal naar het noorden lopen en daar andere eventueel blaffende honden tegenkomen.
Wanneer de te verwachten geluidsniveaus ten gevolge van blaffende honden worden getoetst aan de normstelling uit afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit blijkt dat in de worst-case situatie voldaan wordt aan de normstelling. Dit samen met de verplichting uit de APV van de gemeente Alphen aan den Rijn maakt dat de komst van het hondenuitlaatveld acceptabel geacht wordt. De memo van de Omgevingsdienst van 18 januari 2021 is als Bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering om het bedrijventerrein en het woon-werk lint in het plan vast te stellen.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is het belangrijk dat bereikbaarheid van het gebied en verkeerseffecten worden onderzocht. Adviesbureau Goudappel Coffeng heeft een verkeersonderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Het rapport van 4 juli 2018 is opgenomen in Bijlage 7. Het verkeersonderzoek betreft een verkennend onderzoek naar de verkeerseffecten van de geplande ontwikkeling op het bedrijventerrein Steekterpoort II. Deze ontwikkeling betekent een toename van het verkeer. Het onderzoek verkent de huidige situatie en de verkeerseffecten voor de toekomstige situatie, met specifiek aandacht voor:
Afbeelding: ligging van Steekterpoort II en de route tussen het Alpherium en het logistiek centrum voor
grootschalige transport en logistieke bedrijven
Steekterpoort II bestaat uit de aanleg van een logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven op een terrein van 10,5 hectare en circa tien woon-werk kavels langs de Steekterweg.
Distributiecentrum
Het distributiecentrum (DC) wordt gerealiseerd om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar grootschalige logistieke centra met een oppervlakte van meer dan 3 ha. per bedrijf. Daarnaast kan met de komst van het DC het gebruik van de containerterminal Alpherium worden geoptimaliseerd. De verwachte omvang van 80 tot 120 gevulde containers per week van Rotterdam/Antwerpen naar het Alpherium komt in de plaats van containers die nu leeg worden vervoerd. Dit betekent dat het aantal scheepvaartbewegingen en brugopeningen op de Gouwe ten gevolge van de ontwikkeling van Steekterpoort II/het DC niet toeneemt. Wel neemt het aantal vrachtwagenbewegingen tussen Rotterdam/Antwerpen en Alphen aan den Rijn en omgeving af.
Het DC genereert 1.230 verkeersbewegingen per etmaal van en naar het gebied: 800 per vrachtauto en 430 per personenauto of busje. Op basis van ervaringen elders mag verwacht worden dat vrachtauto's zo veel mogelijk buiten de spitsen zullen rijden.
De woon-werk kavels
De gemeente wil in het bestemmingsplan ruimte reserveren voor tien woon-werkkavels aan de Steekterweg. Deze kavels zijn bedoeld om naast een woning een klein bedrijf te kunnen vestigen. Deze kavels genereren 230 extra verkeersbewegingen per etmaal: 30 per vrachtauto en 200 per personenauto of busje.
Het totale verkeerseffect
Het totale verkeerseffect komt daarmee op 1.460 extra verkeersbewegingen per etmaal: 830 per vrachtauto en 630 per personenauto of busje. De uitbreiding van Steekterpoort II zorgt op de meeste omringende wegen niet voor een merkbaar effect, want het verkeer verspreid zich over de dag. Een uitzondering hierop is de 'Limeslus-west' met een verkeerstoename van ruim 10%, maar deze weg kan dat prima verwerken. Op de Steekterweg, waaraan wordt gewoond, wordt een kleine verkeerstoename verwacht: minder dan 4%. Aanbevolen wordt de verkeerssituatie hier te monitoren, zodat, indien zich ongewenste ontwikkelingen voordoen, tijdig aanvullende maatregelen kunnen worden genomen.
De analyse van de verkeersafwikkeling op de omliggende kruispunten leert dat deze het toekomstige verkeersaanbod inclusief de realisatie van Steekterpoort II, goed kunnen verwerken. De kans op terugslag in de normale situatie is nihil. Er is hier voldoende restcapaciteit, zodat ook fluctuaties in het verkeersaanbod verwerkt kunnen worden. Te overwegen valt om de verkeerslichten van de beide aansluitingen te koppelen.
Langere Zwaardere Vrachtautocombinatie's (LZV's)
De gemeente is voornemens de bedrijven op Steekterpoort toe te staan met LZV's te rijden, vooral tussen het DC enerzijds en de N207-noord en de N11 anderzijds. Voor een deel van het wegennet (N207-noord en N11) is er reeds een ontheffing om hier met LZV's te mogen rijden. Voor een deel van het wegennet is dit niet het geval: namelijk Limeslus tussen het DC en de N207. Hierdoor dienen de betreffende wegbeheerders, provincie en gemeente, ontheffing te verlenen. Simulatie van de manoeuvres van LZV's op de infrastructuur laat zien dat dit goed kan worden verwerkt met inachtneming van de volgende kanttekeningen:
Wegverkeerslawaai
Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van gevoelige functies. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk.
Spoorweglawaai
Gezien de afstand van ruim 550 meter tussen de woningen en het spoor is geen onderzoek naar spoorweglawaai uitgevoerd.
Industrielawaai
Het bedrijventerrein Steekterpoort II is geen gezoneerde industrieterrein. Daarmee is voor industrielawaai de Wet geluidhinder ook niet van toepassing.
Woon- en leefklimaat
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht vereist in de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen die gelegen zijn nabij Steekterpoort II. De cumulatieve geluidsbelasting geeft een indicatie voor de te verwachten geluidshinder. De cumulatieve geluidsbelasting is bepaald volgens de methode “Miedema”.
Wegverkeerslawaai
In dit akoestisch onderzoek van de Omgevingsdienst Midden-Holland van 15 juni 2017, Bijlage 8 zijn de akoestische neveneffecten ter plaatse van de omliggende woningen als gevolg van de realisatie van Steekterpoort II (vanwege de toename van de intensiteit) op de volgende wegen onderzocht: Goudse Schouw, Goudsestraat, Kortsteekterweg, Limus-Lus, N207, Oranje Nassausingel, N11 en Steekterweg. De uitbreiding van het bedrijventerrein valt niet onder de noemer geluidsgevoelige objecten, zodat de Wet geluidhinder hierop niet van toepassing is voor wat betreft wegverkeerslawaai.
Railverkeerslawaai
Ten zuiden van het plangebied loopt de spoorlijn Leiden – Alphen aan den Rijn. De geluidszone van onderhavige spoorlijn kent een breedte van 300 meter. De breedte van de geluidszones van de spoorlijn wordt gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. De afstand tussen het plangebied en de spoorlijn bedraagt evenwel ruim 550 meter. Hierdoor kan het aspect railverkeer verder buiten beschouwing blijven.
Industrielawaai
Ten behoeve van het bestemmingsplan Steekterpoort II is een akoestisch onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd, zie voor het bijbehorende rapport (d.d. 15 juni 2017). Dit onderzoek is nog steeds actueel. Bijlage 8. Er is onderzoek gedaan naar de volgende varianten:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de neveneffecten van geluid (toename van de intensiteit) als gevolg van de realisatie van Steekterpoort II onderzocht op de volgende wegen:
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er een lichte toename optreedt ter plaatse van de omliggende woningen. De hoogste toename wordt berekend ter plaatse van de woning Steekterweg 77. De toename bedraagt op deze woning 0,7 dB. De milieukwaliteitsmaat ter plaatse van deze woning is in de referentie situatie matig en blijft met de realisatie van Steekterpoort II matig. Er treedt daarmee geen significante verslechtering van de milieukwaliteitsmaat op. Een verhoging van een geluidsbelasting tot ca. 2 dB is nauwelijks hoorbaar. De maximale toename van (afgerond) 1 dB ter plaatse van de woningen wordt daarmee acceptabel geacht.
Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen. De grenswaarden industrielawaai uit de Wet geluidhinder zijn niet in het geding voor het planologisch mogelijk maken van Steekterpoort II.
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen, kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).
De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in de tabel.
stof | jaargemiddelde | uurgemiddelde | 24-uursgemiddelde | Opmerkingen |
NO2 | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden |
PM10 | 40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden |
PM2,5 | 25 µg/m3 | n.v.t. | n.v.t. | -- |
Tabel: grenswaarden Wet luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Steekterpoort II is in 2017 een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 9. Dit onderzoek is nog steeds actueel. Er is onderzoek gedaan naar de volgende varianten:
Doel van het luchtkwaliteitsonderzoek is de effecten op de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken. De berekende luchtverontreinigende concentraties worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. In het luchtkwaliteitsonderzoek zijn de effecten ter plaatse van de omliggende woningen onderzocht als gevolg van de realisatie van Steekterpoort II (vanwege de toename van de intensiteit) op de volgende wegen:
Resultaten
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 niet worden overschreden in het jaar 2017 en 2027. Het aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de uurgemiddelde NO2 concentratie van 2000 ug/m3 is in het hele gebied 0 en blijft daarmee onder het wettelijke maximum van 18. Het aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de 24-uurgemiddelde PM10 concentratie van 500 ug/m3 blijft ruim onder het wettelijke maximum van 35.
Op basis van het onderzoek naar de luchtkwaliteit kan worden gesteld dat met de realisatie van het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven met overige bedrijvigheid geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvinden. Op het gebied van luchtkwaliteit is er geen belemmering om het plan te realiseren.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):
Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).
Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.
In 2016 heeft het adviesbureau Geofoxx een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN5740 in het plangebied (Bijlage 10).Het onderzoek heeft als doel om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) te bepalen en daarmee vast te stellen of de bodemkwaliteit consequenties heeft voor de eigendomsoverdracht en het toekomstig gebruik. Om vast te stellen of er aanleiding is om op (delen van) de onderzoekslocatie verontreinigingen te verwachten, en zo ja, om welke stoffen het daarbij gaat, is voorafgaand aan het bodemonderzoek een vooronderzoek uitgevoerd.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij de bouw van nieuwe bebouwing planologisch mogelijk worden gemaakt, dient inzicht te worden gegeven of de bodem uit milieuhygiënisch oogpunt geschikt is voor het realiseren van het planvoornemen.
Het vooronderzoek is uitgevoerd op basis van de NEN5725. Op grond van de verzamelde basisinformatie, de aanleiding van het onderzoek en de mate van verdachtheid is, conform de NEN5725, een standaard vooronderzoek uitgevoerd. Hiertoe is informatie verzameld over het voormalige, huidige en toekomstige gebruik van het terrein en de directe omgeving, alsmede gegevens over de bodemopbouw en geohydrologie. In de volgende paragrafen is de verkregen informatie vastgelegd.
De omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) heeft eind 2016 een advies uitgebracht ten aanzien van het aspect bodem. De ODMH oordeelt dat het plangebied voldoende is onderzocht en geschikt is voor het toekomstige gebruik (wonen en bedrijfsterrein). Omdat de onderzoeksgegevens ter plaatse van een aantal locaties verouderd zijn (ouder dan 5 jaar), dient voorafgaand aan de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen een actualiserend historisch onderzoek uitgevoerd te worden. Dit geldt voor de volgende vier locaties:
In het figuur zijn de bovenstaande vier genoemde gebieden weergegeven met een rode arcering.
Voormalige stortplaats
Achter de Steekterweg 67 is een voormalige stortplaats aanwezig. In het verleden zijn hier meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. In 1997 is door de provincie Zuid-Holland een beschikking afgegeven waarin is aangegeven dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreiniging was destijds niet urgent. De bodemkwaliteit ter plaatse van de voormalige stortplaats achter de Steekterweg 67 is hiermee in voldoende mate vastgesteld. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij ontwikkelingen ter plaatse zijn saneringsmaatregelen noodzakelijk. Hierover dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag.
Afbeelding: status deelgebieden
Grondverzet
Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Alphen aan den Rijn beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).
De bodemgesteldheid is voor dit bestemmingsplan voldoende onderzocht. In het kader van de aanvragen omgevingsvergunning zal voor enkele percelen een actualiserend verkennend bodemonderzoek moeten worden overlegd. Dit is geborgd in de Woningwet. Met inachtneming hiervan zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig met betrekking tot de voorgenomen functiewijzigingen in onderhavig plangebied.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)en het gemeentelijk beleid 'Beleidsvisie externe veiligheid' vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met de risico's van gevaarlijke stoffen. In het kader van externe veiligheid moet elke nieuwe ontwikkeling nabij een activiteit met gevaarlijke stoffen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hieronder worden deze twee begrippen nader toegelicht.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als "harde" afstandseis voor externe veiligheid geldt een afstand voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). De kans om dodelijk getroffen te worden door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag maximaal 1 op de miljoen (10-6) per jaar bedragen. Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel te komen tot een uniform beschermingsniveau voor de individuele burger. Binnen de PR 10-6 afstand mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van het soort risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet het groepsrisico (GR) worden onderzocht. Dit is de kans per jaar dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als indicatieve norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.
Op 21 april 2016 is de "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020" vastgesteld. In deze beleidsvisie zijn concrete kaders opgenomen hoe om te gaan met externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. De term “externe” veiligheid heeft betrekking op de omgeving. Het gaat dus om risico’s waar personen aan blootgesteld worden zonder dat zij deel hebben aan de activiteiten die deze risico’s veroorzaken. In deze subparagraaf wordt een aantal aspecten uit deze visie in relatie tot het voorliggende plan toegelicht.
Ambities beleid
Vestiging nieuwe risicovolle bedrijven alleen op daartoe aangewezen locaties
Het is de ambitie om nieuwe risicovolle bedrijven (agro-gerelateerd) alleen toe te staan op het ITC/PCT terrein (Hazerswoude-Dorp). Daarnaast wordt de mogelijkheid opengehouden voor de vestiging van risicovolle bedrijven op de eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein Prinsenschouw. De vestiging van risicovolle bedrijven op andere locaties is niet gewenst. Een uitzondering wordt gemaakt voor de vestiging van LPG/LNG tankstations. Onder bepaalde voorwaarden (niet binnen woongebieden) zijn LPG tankstations alleen toegestaan langs doorgaande transportroutes (N11, provinciale wegen).
Routering gevaarlijke stoffen actualiseren
De voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude hadden elk hun eigen routeringsbesluit gevaarlijke stoffen. Dat betekent dat er wegen zijn aangewezen waarover transport (van bepaalde stoffen) mag plaatsvinden. Bij het afwijken van deze wegen moet er een ontheffing worden aangevraagd bij de gemeente.
Ambities per bedrijventerrein
In de ‘Beleidsnotitie Bedrijventerreinen Alphen aan den Rijn 2010-2020’ is de koers per bedrijventerrein (voor de terreinen van de voormalige gemeente Alphen aan den Rijn) beschreven. Door ambities per bedrijventerrein op te stellen wordt meer duidelijkheid gegeven over de mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven en kwetsbare objecten/verminderd zelfredzame groepen. Per bedrijventerrein zal daarom een planologisch kader worden opgesteld.
Zeer kwetsbare groepen worden extra beschermd
Onder ‘zeer kwetsbare groepen’ wordt verstaan: personen die door geestelijke of lichamelijke beperkingen, door leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf binnen korte tijd in veiligheid te brengen. Het gaat hier bijvoorbeeld om: basisscholen, kinderdagverblijven, detentiecentra, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten. Het verblijf van deze groepen nabij risicobronnen is niet wenselijk. Dit wordt geborgd in bestemmingsplannen.
Aandacht hulpverlening
Bij een calamiteit is het zaak om de effecten zoveel mogelijk te beheersen (bestrijdbaarheid). Hiervoor is het noodzakelijk dat de hulpdiensten de plaats van de calamiteit goed en tijdig kunnen bereiken en dat er voldoende goed gesitueerde opstelplaatsen zijn. De brandweer moet bovendien kunnen beschikken over voldoende en snel in te zetten bluswater. Uitgangspunt is dat de adviezen van de Veiligheidsregio in het kader van externe veiligheid bij ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden overgenomen. Belangrijk onderdeel hierbij is het delen van data die relevant zijn voor de bestrijdbaarheid tussen gemeente, Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio om in een zo vroeg mogelijk stadium eventuele problemen in de hulpverlening te kunnen tackelen.
Gebiedsgerichte uitwerking
De beleidsvisie kent een gebiedsgerichte aanpak. In de beleidsvisie is beschreven dat het wenselijk is om nadere kaders te stellen voor de mogelijkheden van allerlei ontwikkelingen op de verschillende bedrijventerreinen. Voor de verschillende bedrijventerrein binnen de gemeente zijn deze kaders opgesteld. De planologische kaders voor OTA/ Steekterpoort I en II zijn opgenomen in onderstaande tabel.
OTA/Steekterpoort I en II | |
Profiel | - Containerterminal (overslag gevaarlijke stoffen niet toegestaan) - Logistieke bedrijven - Bulkgoederen, profilering ‘Biobased Economy’ - In ontwikkeling |
Nieuwe risicovolle bedrijven toegestaan | - Nee, uitgesloten middels bestemmingsplan - Geen risicovolle bedrijven aanwezig |
Ruimtelijke ontwikkelingen | - Geen kwetsbare objecten (uitzondering kantoren > 1.500 m²) - Geen functies voor niet of verminderd zelfredzame personen |
Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen planologische kaders in acht te worden genomen, zoals opgenomen in tabel I t/m IV van de nota (N11, wegen, aardgasleidingen, en inrichtingen en paragraaf 4.3). De wetgever heeft bepaald dat bij ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied van een risicobron het groepsrisico moet worden verantwoord. In deze paragraaf worden richtlijnen gegeven om de verantwoording van het groepsrisico op de juiste wijze te laten plaatsvinden, waarbij rekening is gehouden met het bepaalde in de Beleidsvisie externe veiligheid.
In en nabij het plangebied zijn enkele risicobronnen gelegen die in het kader van externe veiligheid nader zijn onderzocht vanwege hun mogelijke invloed op de planlocatie. Bij dit onderzoek is de "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn" betrokken.
Transport over de weg
Ten zuiden van het plangebied ligt de N11 op circa 80 meter afstand. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ten westen van het plangebied ligt op circa 235 meter afstand de N207. Over de weg worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd.
Plaatsgebonden risico
In de 'Regeling basisnet' is in Bijlage I de 'Tabel Basisnet weg' opgenomen. Het plangebied is ter hoogte van het wegvak Z21 gelegen. De PR 10-6 contour bedraagt volgens de tabel voor deze wegvakken 0 meter vanaf het midden van de weg. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen beperking voor het plangebied.
Groepsrisico
Door Caubergh-Huygen is in 2009 voor het bestemmingsplan Steekterpoort I een risicoberekening uitgevoerd (kenmerk: 20090925-03). Uit deze risicoberekening blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied voor de N11 veel kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt rekenkundig gezien niet toe omdat in de risicoberekeningen vanwege de weg is uitgegaan van hoge (worst-case) bevolkingsdichtheden. Het gebied van bestemmingsplan Steekterpoort II was al een onderdeel van deze berekeningen. Rekenkundig is er geen toename berekend maar ten opzichte van de bestaande situatie (lege kavel) vindt er wel een verdichting plaats. Daarom is in het kader van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid advies aangevraagd bij de Veiligheidsregio Hollands-Midden.
Transport per buisleiding
In het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsleiding gelegen aan de zuidzijde van het plangebied. Deze leiding heeft een beschermingszone van 5 meter aan beide zijden van de leiding. Aan de zuidzijde van het plangebied, tussen het plangebied en de N11 is een hogedruk aardgasleiding (A 515) gelegen. Het plangebied ligt binnen de 100% letaalzone.
Voor het gehele traject van deze gasleiding (Leiderdorp-Woerden) is een risicoanalyse opgesteld in verband met de bijzondere ligging van deze gasleiding. Uit het definitieve rapport ('Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding A-515", DNV·GL, rapportnr. GCS.74106766, 17 juni 2015) blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied. Uit de rekenresultaten blijkt verder dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied 0,97 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Het groepsrisico neemt rekenkundig gezien niet toe omdat in de risicoberekening van de buisleiding is uitgegaan van hoge (worst-case) bevolkingsdichtheden. De voorziene ontwikkeling past ruim binnen die gehanteerde dichtheden. Maar feitelijk vindt er nu wel een verdichting plaats omdat de agrarische gronden bebouwd gaan worden. Daarom is in het kader van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid advies aangevraagd bij de Veiligheidsregio Hollands-Midden. Het advies is opgenomen in Bijlage 11.
Inrichtingen
Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Dit aspect is niet verder beschouwd.
Transport over het water
Ten westen van het plangebied (op meer dan 500 meter afstand) ligt de Gouwe. Ten noorden van het plangebied is de Oude Rijn gelegen op 50 meter afstand. Over de Gouwe en de Oude Rijn worden geen relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. In het kader van externe veiligheid is transport van gevaarlijke stoffen over het water niet relevant.
Transport over het spoor
In het Basisnet Spoor zijn spoorwegtrajecten (hoofdspoorwegen) behorende bij de Regeling Basisnet opgenomen en die zijn aangewezen zijn op grond van artikel 13 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De spoorlijn Leiden - Utrecht is hierin niet opgenomen. Over deze spoorlijn mogen geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de nabijheid van het plangebied is geen andere spoorlijn gelegen waarover wel gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad hun verantwoording kunnen baseren.
Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
Ter beperking van het groepsrisico worden door de gemeente Alphen aan den Rijn de volgende maatregelen getroffen:
Ter beperking van het groepsrisico worden de volgende maatregelen getroffen door middel van voorschriften (planregels) in het bestemmingsplan op te nemen:
Verantwoording
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.
Om het bestemmingsplan 'Steekterpoort II' vast te stellen is de situatie wat betreft externe veiligheid beschouwd. Zoals hierboven beschreven zijn er verschillende risicobronnen in en nabij het plangebied aanwezig. Nabij het plangebied zijn de volgende EV relevante risicobronnen aanwezig:
De verantwoording van het groepsrisico richt zich op deze risicobronnen. Voor de hoogspanningsleiding in het plangebied wordt een dubbelbestemming opgenomen. Ter plaatse van deze leiding wordt aan de zijde van het plangebied een beschermingszone van 5 meter aangehouden.
Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Wet natuurbescherming (Wnb)
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) van kracht die de Boswet, Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 vervangt. De wet maakt onderscheid tussen gebieden-, soorten- en houtopstandenbescherming. In de Wnb is de Europese regelgeving (Vogel- en Habitatrichtlijn) als uitgangspunt genomen. Voor de bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke "Europese" bescherming is voorzien, zijn in de Wnb aanvullende, 'nationale' beschermingsvoorwaarden opgenomen.
Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde bepalingen in de Wnb verboden zijn, tenzij het bevoegd gezag een afwijking van het verbod toestaat. Die toestemming wordt verleend middels een vergunning, ontheffing of vrijstelling. Onder de Wnb zijn gedeputeerde staten van provincies bevoegd gezag voor ontheffing- of vergunningverlening.
Gebiedsbescherming
Het onderdeel gebiedsbescherming (voorheen Nbw 1998) bevat instrumenten om op basis van effectstudies activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden af te wijzen, dan wel toe te staan op basis van een melding of een vergunning. Natura 2000-gebieden zijn speciale beschermingszones, aangewezen op basis van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Dit is opgenomen in artikel 2.1 van de Wnb. De bevoegdheid tot aanwijzing en begrenzing van Natura 2000-gebieden ligt bij het ministerie van Economische Zaken. In artikel 2.7 is opgenomen dat het verboden is om zonder een vergunning van gedeputeerde staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. De wet schrijft verder voor dat onder voorwaarden een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelen van dat gebied, van het voornemen noodzakelijk is (artikel 2.8). In een eventueel verkregen vergunning zijn voor de handelingen, die een negatief effect hebben op een Natura 2000-gebied, voorwaarden opgenomen om de schade aan natuurwaarden te voorkomen en te compenseren.
Soortenbescherming
Het onderdeel soortenbescherming (voorheen Flora- en faunawet) maakt onderscheid tussen soorten uit de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en overige (oftewel Nationaal beschermde) soorten. In de wet zijn verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van beschermde flora en fauna. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen of het werken met een goedgekeurde gedragscode. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het bevoegd gezag, de gedeputeerde staten van de provincies. Een mitigatieplan of ontheffing dient beschikbaar te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.
Voor enkele soorten is een vrijstelling verleend bij de uitvoering van handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en beheer en onderhoud. Deze soorten zijn opgenomen in de provinciale Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland (vastgesteld op 9 november 2016).
Zorgplicht
In aanvulling op bovenstaande bevat de Wnb de "zorgplicht", die stelt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor beschermde gebieden of flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd), die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb). Het dichtstbijzijnde gebied dat is beschermd in het kader van de Wnb is het op circa 3.5 kilometer afstand gelegen Natura2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & de Haeck'. Het plangebied maakt geen deel uit van het foerageergebied of rustplaatsen voor de broedvogels die in de instandhoudingsdoelstelling van dit gebied zijn opgenomen. Externe werking van het plan op Vogelrichtlijngebieden is daarom uitgesloten. Andere Natura 2000-gebieden zijn op meer dan 7 kilometer afstand van het plangebied gelegen. Gezien tussenliggende wegen, bebouwing (verstoring) en afstand zijn indirecte negatieve effecten van de plannen op het beschermde gebied niet te verwachten. Ten zuiden van het gebied liggen belangrijke weidevogelgebieden op ongeveer 130 meter afstand. Ook voor weidevogelgebieden is geen sprake van externe werking, waardoor een nadere toetsing naar effecten niet noodzakelijk is. Het onderdeel stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden is nader uitgewerkt in 5.9.2.1.
Afbeelding: ligging van plangebied ten opzichte van Natura 2000 en Beschermde natuurmonumenten.
Natuurnetwerk Nederland
Het meest nabijgelegen belangrijke weidevogelgebied en Natuurnetwerk Nederland (NNN) is gelegen aan de overzijde van de spoorlijn, op circa 25 meter afstand. Omdat er geen externe werking voor dit gebied gehanteerd wordt in de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland, is nadere toetsing naar effecten niet noodzakelijk.
Afbeelding: ligging plangebied en NNN (voormalige EHS)
Natura2000-gebieden kunnen gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Het Natura2000-gebied 'Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein' ligt op circa 7 km ten zuidoosten van het plangebied. Dit gebied is momenteel nog niet stikstofgevoelig, maar wordt mogelijk binnenkort wel aangewezen als stikstofgevoelig gebied. Het op 3,5 km gelegen Natura2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck' is wel een stikstofrelevant habitatgebied. In onderhavige situatie is er sprake van en uitbreiding van een bedrijventerrein. Belangrijke nadelige milieugevolgen voor de natuur vallen niet op voorhand uit te sluiten.
In verband hiermede is eerder op 8 januari 2018 is voor de toekomstige stikstofdepositie (0,09 mol stikstof/ha/jaar) een Wet natuurbescherming vergunning verkregen (beschikking van Omgevingsdienst Haaglanden met kenmerk ODH-2017-00135496). De passende beoordeling bij deze vergunning onderbouwt dat er geen sprake is van een significant negatief effect op Natura 2000- gebieden. De vergunning is opgenomen in Bijlage 12. De verkregen vergunning is onherroepelijk en daarmee nog van kracht. De AERIUS is evenwel aangepast naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 29 mei 2019, omdat de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het PAS niet als basis mag worden gebruikt voor toestemming voor activiteiten die extra stikstofuitstoot veroorzaken. Als gevolg hiervan waren nieuwe AERIUS-berekeningen noodzakelijk. Deze zijn uitgevoerd door door Peutz B.V. te Zoetermeer. Dit onderzoek van 17 maart 2021 is opgenomen in Bijlage 13.
Uit de berekening van Peutz blijkt dat in de aanlegfase een toename aan stikstofdepositie is van 0,02 mol stikstof/ha/jaar. In de gebruiksfase is sprake van een toename aan stikstofdepositie van 0,06 mol stikstof/ha/jaar. De gebruiksfase, die van lange duur is, levert meer stikstofdepositie dan de aanlegfase. De verkregen Wnb-vergunning uit 2018 staat een stikstofdepositie van 0,09 mol stikstof/ha/jaar toe. De ruimte die deze vergunning biedt kan worden gebruikt voor de stikstofdepositie van het gehele plan, die uit de nieuwe berekening uitkomt op 0,06 mol stikstof/ha/jaar in de gebruiksfase en 0,02 mol stikstof/ha/jaar in de aanlegfase. In de praktijk geeft dit in de gebruiksfase een verdeling van 0,05 mol stikstof/ha/jaar voor het distributiecentrum en 0,01 mol stikstof/ha/jaar voor de overige nog niet uitgegeven kavels. Door de ruimte uit de bestaande vergunning te gebruiken, kan de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan deze vergunning worden gebruikt voor de bestemmingsplanprocedure. Door het toepassen van de verleende Wnb-vergunning voor stikstofdepositie mag de hoeveelheid stikstofdepositie voor de te vestigen distributiebedrijven, zoals op de verbeelding en in de regels is opgenomen met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - transport en logistiek’ in de gebruiksfase niet meer zijn dan 0,05 mol in plaats van 0,06 mol stikstof\ha\jaar, tenzij deze bedrijven zelf een Wnb-vergunning verkrijgt voor een hogere depositie. In de specifieke gebruiksregels in artikel 3.4.1, lid a onder d wordt dit geborgd. Met inachtneming hiervan vormt het aspect stikstofdepositie geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
In 2017 is een natuurtoets en naderonderzoek ecologie voor Steekterpoort II uitgevoerd (Bijlage 14). Middels deze onderzoeken is de planologische haalbaarheid van het bestemmingsplan Steekterpoort II in het kader van de natuurwetgeving onderzocht. Hierbij is beoordeeld of er effecten kunnen optreden op beschermde gebieden en/of beschermde soorten. Het bestemmingsplan kan alleen worden vastgesteld als het vanuit de natuurwetgeving redelijkerwijs uitvoerbaar is. Dit houdt in dat het aannemelijk is dat eventueel noodzakelijke ontheffingen of vergunningen te verkrijgen zijn.
Soortenbescherming
Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied geschikt leefgebied biedt aan beschermde diersoorten. Zo bleek in eerste instantie dat de volgende beschermde diersoorten aanwezig konden zijn: jaarrond beschermde broedvogels, vleermuizen, rugstreeppadden, ringslangen, groene glazenmakers en platte schijfhorens. Uit aanvullend onderzoek blijkt dat deze beschermde soorten niet aanwezig zijn binnen het plangebied, of dat schade aan deze soorten door de voorgenomen veranderingen kan worden uitgesloten. Wel zijn enkele maatregelen noodzakelijk om verstoring van beschermde soorten te voorkomen tijdens en na realisatie van de voorgenomen plannen.
Vogels
Jaarrond beschermde broedvogels
Er blijkt dat aanwezige nesten van buizerd, zwarte kraai en andere soorten die nesten van zwarte kraaien overnemen ontzien worden door de voorgenomen plannen. Wel dienen deze nesten niet te worden verstoord tijdens het broedseizoen.
Algemene broedvogels
Diverse soorten algemene broedvogels kunnen in het plangebied verwacht worden. Schade aan algemene broedvogels dient te worden voorkomen. Het kappen van bomen, slopen van gebouwen en werkzaamheden aan watergangen dienen buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt globaal gezien van 15 maart tot en met 15 juli. Ook buiten deze arbitraire periode zijn broedende vogels beschermd. Ter voorkoming van het vestigen van de oeverzwaluw binnen het plangebied wordt geadviseerd zandhopen altijd af te dekken in het broedseizoen. Nesten van deze soorten hebben geen bescherming wanneer ze geen functie meer hebben als broedlocatie.
Vleermuizen
Om negatieve effecten op vliegroutes, foerageergebieden en verblijfplaatsen te voorkomen is het van belang verstoring door (uitstraling van) kunstmatige lichtbronnen bij het realiseren van de nieuwe bestemming zo veel mogelijk te voorkomen. Dit is te doen door een ter zake kundig ecoloog te betrekken bij het verlichtingsplan van de locatie. Indien verstoring voldoende wordt voorkomen is nader onderzoek naar vleermuizen en/of het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk.
Rugstreeppad
Er zijn geen rugstreeppadden in het plangebied aangetroffen tijdens aanvullend onderzoek. Waarschijnlijk is het plangebied door de geïsoleerde ligging tussen de Oude Rijn en de N11 niet te bereiken. Dergelijke elementen zijn voor rugstreeppad onneembare barrières. Het risico dat rugstreeppad zich tijdens de werkzaamheden in het plangebied zal vestigen is daarom verwaarloosbaar klein.
Aanbevelingen
Naar aanleiding van het onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Broedvogels
Werken buiten broedseizoen voor wat betreft het verwijderen van bomen/struiken en het werken rondom bestaande te behouden jaarrond beschermde nesten in de windsingel en het aanwezige dennenbosje.
Lichtverstoring
Lichtverstoring van vleermuizen kan worden beperkt door een ter zake kundig ecoloog te betrekken bij het verlichtingsplan van de locatie. Hierbij is het wenselijk om eerst kennis te hebben van aanwezige verblijfplaatsen uit nader onderzoek. Ook lichtverstoring van (broed)vogels en grondgebonden zoogdieren kan worden beperkt door het inzetten van ecologische kennis bij het verlichtingsplan.
Voorkom vestiging van beschermde soorten
De rugstreeppad is niet in het plangebied aangetroffen. Op basis van waarnemingen uit de NDFF wordt de rugstreeppad ook niet in de directe omgeving van het plangebied verwacht. De rugstreeppad is echter een pionier soort die snel nieuwe gebieden kan koloniseren als deze geschikt zijn of worden voor de soort. Het verdient aanbeveling te voorkomen dat geschikt leefgebied voor de rugstreeppad ontstaat. Het voorplantingshabitat bestaat uit ondiep water. Een tijdelijke plas regenwater in een rijspoor kan al genoeg zijn. De soort heeft ook een voorkeur voor recent gegraven of vergraven watergangen. Overdag en in de winter schuilen rugstreeppadden in vergraafbare grond of onder andere schuilelementen zoals stenen, stapels hout en dergelijke. Indien niet kan worden voorkomen dat geschikt habitat voor de rugstreeppad ontstaat verdient het aanbeveling om het plangebied af te zetten met een amfibieënscherm.
Verder verdient het aanbeveling om te voorkomen dat steil wanden van vergraafbare grond aanwezig is. Degelijke plekken kunnen door oeverzwaluwen als broedlocatie worden gebruikt.
Oevers
In de directe omgeving van het plangebied zijn watergangen het leefgebied van bijzondere planten diersoorten. De (oevers van de) watergangen in het plangebied zijn bijvoorbeeld potentieel geschikt voor de ringslang, groene glazenmaker en platte schijfhoren. Bij de herinrichting van het plangebied kan het leefgebied van deze soorten worden vergroot door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en door natuurvriendelijk beheer van nieuwe en bestaande watergangen. Dit vergroot tevens de belevingswaarde van het plangebied voor de toekomstige gebruikers. Het is raadzaam om bij dergelijke ontwikkelingen of beheerplannen een ter zake kundig ecoloog te betrekken.
De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn mogelijk van invloed op beschermde gebieden, plant- en diersoorten. Voor beschermde gebieden is sprake van een mogelijk effect door stikstofdepositie op Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck. Uit de stikstofberekening blijkt dat de maximale stikstofdepositie van de totale plansituatie op dit natuurgebied vergunningplichtig is. Voor deze stikstofdepositie is een Wet natuurbescherming vergunning verkregen. Hierdoor kan voor dit bestemmingsplan tevens gebruik gemaakt worden van deze vergunning.
Voor het aspect soortenbescherming zijn de volgende typen werkzaamheden relevant: het verwijderen van vegetatie, het amoveren van gebouwen, het plaatsen van verlichting en het vergraven of dempen van watergangen. Om effecten op beschermde soorten uit te sluiten is aanvullend soortgericht onderzoek uitgevoerd. Effecten (en daarmee overtredingen van de Wet natuurbescherming) kunnen uitgesloten worden als conform de hiervoor genoemde aanbevelingen uit de natuurtoets wordt gewerkt.
Bij uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met de in het rapport genoemde aanbevelingen. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen of het werken met een goedgekeurde gedragscode. Het verlichtingsplan is een mitigerende maatregel en zal, zodra bekend is hoe de bebouwing er uit komt te zien, opgesteld worden om lichtverstoring te voorkomen.
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodem ingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Met ingang van juli 2016 (Erfgoedwet) is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.
De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste maatregel de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
Provinciaal archeologisch beleid
Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het rijksbeleid op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen. De aandachtsgebieden op het gebied van archeologie zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Hierin zijn verschillende zones aangemerkt als provinciaal belang. De Romeinse Limes is er hier één van (kaart 12 van de Verordening ruimte).
Het gehele bestemmingsplangebied valt binnen de Limeszone. Voor de Limeszone geldt dat archeologisch onderzoek nodig is bij het uitvoeren van werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² en waarbij de grond dieper wordt geroerd dan 30 centimeter onder het maaiveld. Gemeenten hebben de mogelijkheid beredeneerd af te wijken van deze criteria.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2014 de archeologische verwachtingen- en beleidskaart laten opstellen. De kaarten en het daarmee samenhangende beleid is vastgesteld in het op 28 maart 2019 vastgestelde bestemmingsplan Parapluplan Archeologie. Het planvoornemen is getoetst op basis van deze kaarten.
Aan de hand van de verwachtingen- en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.
In het onderstaande figuur is een uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Alphen aan den Rijn weergegeven. Volgens de verwachtingen- en beleidsadvieskaart geldt er voor het plangebied een hoge archeologische verwachting. Bij verstoring van een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Het plangebied ligt op de oeverwallen van de Oude Rijn. Deze zone langs het water is altijd aantrekkelijk geweest voor bewoning vanwege de hogere ligging in het landschap. Vooral verwacht worden resten uit de Romeinse tijd, omdat bij eerdere onderzoeken in de omgeving indicatoren en de Romeinse Limesweg zijn aangetroffen. Langs de Steekterweg geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.
Afbeelding: uitsnede uit beleidsadvieskaart, blauwe contour: plangebied.
Historisch kaartmateriaal
De kadastrale kaart uit 1811 geeft een goed beeld van de situatie in die tijd. Op deze kaart is in het plangebied geen bebouwing aanwezig. Direct ten westen is een boerderij zichtbaar. Dit betreft de locatie van het gemeentelijke afvalbrengstation. Bewoning vond verder vooral plaats aan de overzijde van de Steekterweg, direct langs de Oude Rijn. De uitsnede van deze kaart geeft het perceel tussen Steekterweg 67 en 69a weer. Hier heeft een huis met erf gestaan. Momenteel is dit perceel een weiland. Resten van de bebouwing zijn naar verwachting nog in de bodem aanwezig.
Afbeelding: uitsnede kadastrale minuut 1811-1832 (bron RCE)
Rechts een detailtekening van het perceel tussen Steekterweg 67 en 69a.
Het westelijke deel van het plangebied is in 2005 als onderdeel van een groter gebied (Plangebied OTA-N207, RAAP, kenmerk 1155, 2005) onderzocht. Behalve een Romeinse scherf op het maaiveld zijn geen archeologische indicatoren in de boringen aangetroffen. Onder andere op basis van dit rapport werd een nederzetting in het plangebied verwacht.
In voorbereiding op het bestemmingsplan heeft adviesbureau Raap een archeologisch vooronderzoek voor het overige gebied uitgevoerd (rapport van 20 juli 2016, kenmerk 3177, Bijlage 15). Dit onderzoek bestond uit een bureau onderzoek en inventariserend veldonderzoek.
Op basis van de landschappelijke ligging binnen de stroomgordel van de Oude Rijn (ten zuiden van de huidige geul) gold een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Romeinse tijd - Middeleeuwen (mogelijk al vanaf de Bronstijd). Met name voor het zuidelijk deel van het plangebied gold een hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van de Limesweg en daaraan gerelateerd Romeinse (bewonings)sporen, alhoewel op basis van het voorgaand onderzoek het tracé van de limesweg vermoedelijk net ten zuiden van het plangebied gezocht moet worden.
Het booronderzoek heeft een gedetailleerd beeld van de (ondiepe) opbouw van de stroomgordel van de Oude Rijn opgeleverd. Tijdens het booronderzoek zijn geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen vermoedelijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord. In het zuiden van het plangebied is een oost-westgeoriënteerde restgeul (van een getijdenkreeksysteem) aanwezig die buiten het plangebied doorloopt in zuidelijke richting. Ten westen van het plangebied is aan de zuidrand hiervan de Limesweg aangetroffen. Aanwijzingen voor de limesweg zijn niet aangetroffen en deze wordt niet meer binnen het plangebied verwacht. De aanwezigheid van zeer lokale archeologische resten zoals wachttorens en brugconstructies in dit deel van het plangebied is niet volledig uit te sluiten, maar de kans dat dergelijke resten zich in het plangebied bevinden is klein.
Vermoedelijk heeft er in het plangebied op kleine schaal kleiwinning plaatsgevonden, in ieder geval de zuidrand van het oostelijk grasperceel vertoont twee rechthoekige afgravingen ter plaatse van de restgeul.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Het in 2005 onderzochte westelijk deel van het bestemmingsplangebied was reeds vrijgegeven.
Ook als archeologisch onderzoek niet verplicht is, kunnen archeologische resten toch nog aanwezig zijn. Mocht bij uitvoering blijken dat deze toch aanwezig zijn, dan dient het bevoegd gezag (zijnde gemeente Alphen aan den Rijn) meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
Afbeelding: ligging van het bestemmingsplangebied (gearceerd) met ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS)-waarnemingen (rood), het (mogelijke) tracé van de limesweg (rode doorgetrokken en onderbroken lijn) en AMK (Archeologische Monumenten Kaart )-terreinen (blauw). Inzet: ligging in Nederland.
Ten behoeve van de vaststelling van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van twee archeologische onderzoeken uitgevoerd door RAAP. Hieruit is gebleken dat over het algemeen geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn. De Limesweg is niet aangetroffen in het plangebied. Vanwege het ontbreken van archeologische indicatoren en historische bewoning is het voor het grootste deel van het plangebied niet noodzakelijk dat een dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt opgenomen in het bestemmingsplan en/of aanvullend archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Voor het perceel tussen Steekterweg 67 en 69a geldt een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Late middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De bescherming van dit perceel is in het bestemmingsplan geregeld via een dubbelbestemming Waarde-Archeologie overeenkomstig het bepaalde uit het Parapluplan Archeologie. Het aspect archeologie staat de geplande ontwikkelingen niet in de weg.
In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische vastlegging van de bestaande en nieuw te ontwikkelen ruimtelijke en juridische functies binnen het plangebied. Voor dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de Wro.
Het bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsgericht plan waarbij de realisatie van Steekterpoort II planologisch wordt mogelijk gemaakt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan. De regels zijn de juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied.
Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn in Artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.
Bestemmingen
Hieronder volgt een beknopte toelichting per bestemming.
Artikel 3 Bedrijventerrein
Het grootste deel van het nieuwe bedrijventerrein is bestemd tot voor 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - transport en logistiek'. Deze bestemming kent een maximale milieucategorie van 3.2, zoals aangegeven op de verbeelding. Deze gronden zijn uitsluitend bestemd voor bedrijven die zich richten op (grootschalige) logistieke bedrijvigheid, met een minimale oppervlakte van het bouwperceel van 30.000 m2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; een bouwperceel mag tot 70% worden bebouwd. Op de verbeelding zijn de maximale goot- en bouwhoogten aangegeven. Daarnaast wordt op de voormalige vuilstort bedrijvigheid toegestaan. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de beoogde ruimtelijke kwaliteit.
De hoeveelheid stikstofdepositie voor de te vestigen distributiebedrijven, zoals op de verbeelding en in de regel is opgenomen met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - transport en logistiek’ mag de gebruiksfase niet meer zijn dan 0,06 mol in plaats van 0,05 mol stikstof\ha\jaar. In de specifieke gebruiksregels wordt dit geborgd.
Artikel 4 Bedrijventerrein - Lint
Deze bestemming staat bedrijven toe tot en met maximaal categorie 2. Bij afwijking zijn bedrijven in categorie 3.1 toegestaan. Ook zijn bedrijfswoningen toegestaan binnen deze bestemming.
Het oostelijk deel van het plangebied is opgedeeld is milieuzones. Middels deze zones wordt geborgd dat bedrijven met een zwaardere milieucategorie op een grotere afstand van de bestaande woningen aan de Steekterweg komen te liggen. Welke milieucategorie van toepassing is in welke zone is aangegeven middels aanduidingen op de verbeelding. Verder is een aanduiding 'Groen' opgenomen, waar uitsluitend groenvoorzieningen, water en bermen en bijbehorende kunstwerken zijn toegestaan.
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; een bouwperceel mag tot 30% worden bebouwd. Bij afwijking is een bebouwingspercentage van 40% toegestaan. In de regels zijn de maximale bouw- en goothoogten bepaald. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de beoogde ruimtelijke kwaliteit. Verder is een aanduiding 'Groen' opgenomen waar uitsluitend groenvoorzieningen, water en bermen en bijbehorende kunstwerken zijn toegestaan. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de realisatie van een groene afscheiding, postionering van bouwwerken etc. tussen de bouwpercelen.
Artikel 5 Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen om een aantal groene gebieden te realiseren gebaseerd op het landschappelijk casco. Vooral in en nabij de infrastructuur zijn groenzones gepland. De gronden met de bestemming 'Groen' worden tevens gebruikt ten behoeve van waterberging. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, langzaamverkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen ten behoeve van fiets en voetpaden. Verder is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenlosloopgebied' opgenomen voor een hondenlosloopgebied ten oosten van de nieuwe bedrijvigheid. Ten behoeve van het hondenlosloopgebied is het tevens toegestaan om ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' verhardingen aan te leggen voor het aanleggen van parkeerplaatsen. Tot slot is de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calimiteitenontsluiting' opgenomen voor de realisatie van een ontsluitingsweg in het zuidwestelijke gedeelte van het plangebied, welke uitsluitend gebruikt kan worden in het geval van calamiteiten voor de daar gevestigde logistieke bedrijven.
Artikel 6 Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is van toepassing voor de entree van het logistieke centrum. Op het bedrijventerrein zijn eveneens wegen toegestaan als onderdeel van die bestemming.
De bestemming 'Water' is toegekend aan nieuw ruimtelijk relevant oppervlaktewater, bruggen, duikers en de bijbehorende voorzieningen in het plangebied.
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
In het plangebied bevindt zich ook een ondergrondse hoogspanningsleiding. De leiding heeft een beschermingszone van 5m aan weerszijden van de leiding.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor behoud van de verwachte archeologische waarden en de bij de bestemming behorende voorzieningen. De dubbelbestemming bevat een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Ook is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Langs de Oude Rijn komt een waterkering voor. Om deze te beschermen is de waterkering bestemd.
Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage.
Artikel 12 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene voor het gehele plan geldende regels met betrekking tot bouwen opgenomen. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen zoals geregeld in de verschillende bestemmingen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwonderdelen de bouwgrenzen niet meer dan 1,2 meter overschrijden.
In dit artikel zijn ook de algemene bouwregels ten aanzien van dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties opgenomen.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is het verboden gebruik van gronden binnen het bestemmingsplan opgenomen.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de gebiedsaanduiding 'Overige zone - waterberging' opgenomen ter plaatse van het oostelijk gelegen groengebied. Deze gronden zijn mede bestemd voor het ontvangen, vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater. Om te borgen dat er voldoende water wordt gecompenseerd is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.
Artikel 16 Overige regels
In dit artikel zijn de regels met betrekking tot parkeren opgenomen. In het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen kan het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning verlenen indien er op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen. Er is hiervan sprake indien voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die vastgesteld door het bevoegd gezag. De parkeerplaatsen moeten voorts voldoen aan de eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels.
Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.
Artikel 18 Slotregel
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de exacte naam van het bestemmingsplan is opgenomen.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.
Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er in het bestemmingsplan sprake is van een ‘bouwplan’. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een ‘bouwplan’ is. De gemeenteraad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
De gemeente heeft (nagenoeg) alle gronden in het gebied in eigendom. De gemeente maakt de gronden bouwrijp en verkoopt bouwrijpe bedrijfskavels. Met deze gronduitgiften is verhaal van kosten anderszins verzekerd. De gemeente heeft een grondexploitatie vastgesteld voor de ontwikkeling van Steekterpoort. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling financieel economisch uitvoerbaar is.
Een klein deel van de gronden is geen eigendom van de gemeente. Hier maakt de gemeente afspraken met de grondeigenaar over aankoop van gronden en kostenverhaal middels een anterieure overeenkomst. Deze anterieure overeenkomst is op dit moment in voorbereiding.
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 17 juli 2017 aan een aantal adviesinstanties toegezonden. De vooroverlegreacties naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan zijn samengevat en beantwoord in een nota van beantwoording vooroverleg. Deze nota is als Bijlage 17 opgenomen.
Op 29 mei 2017 is er een informatiebijeenkomst gehouden om omwonenden te informeren over de plannen en ontwikkelingen in het gebied Steekterpoort II. Tijdens deze bijeenkomst was er ruimte om vragen te stellen over het planvoornemen voor realisatie van een grootschalig distributiecentrum. De vragen gingen onder meer over de verkeersdruk, ontsluiting, veiligheid, ecologie en geluidsoverlast. Tijdens de bijeenkomst zijn deze vragen beantwoord.
De aanwezigen zijn in de gelegenheid gesteld zich aan te melden voor een ambassadeursoverleg, omdat de gemeente omwonenden wil betrekken bij de landschappelijke inpassing van het nieuw te bouwen distributiecentrum, het woon-werklint langs de Steekterweg en het Alpherium.
Nadien hebben 8 personen zich aangemeld als ambassadeur. Het eerste overleg met de ambassadeurs vond plaats op 1 november 2017. Dit overleg ging met name over de groene inpassing van het Alpherium. De bomen uit het ontwerp dat het dichtst bij de door de ambassadeurs gekozen voorkeursvariant kwam zijn inmiddels aangeplant.
Tussentijds is de overeenkomst tussen de gemeente en de beoogde partij voor het realiseren van het logistiek centrum voor grootschalige transport en logistieke bedrijven in Steekterpoort II ontbonden. Inmiddels is de gemeente Alphen aan den Rijn in gesprek met nieuwe gegadigden voor vestiging van een distributiecentrum. De ambassadeurs zijn hierover in een nieuwsbrief d.d. 1 februari 2018 geïnformeerd.
Het tweede overleg met de ambassadeurs vond plaats op 23 mei 2018. Aan de ambassadeurs zijn tijdens deze bijeenkomst 3 varianten gepresenteerd voor een mogelijke landschappelijke inpassing van het toekomstige grootschalige distributiecentrum.
Na beantwoording van de vragen en gesprekken over de 3 varianten kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
De conclusies zijn betrokken bij de uitwerking van het landschapsinrichtingsplan, zoals dit plan is opgenomen in Bijlage 1. De ambassadeurs hebben hierover een terugkoppeling ontvangen. De omgeving is op 25 maart 2019 middels een nieuwsbrief geïnformeerd over alle ontwikkelingen in het Steekterpoortgebied.
Ter afronding van de omgevingsdialoog is het het concept ontwerpbestemmingsplan op 24 juni 2020 aan de bowonersvereniging 'Onder de hefbrug'/het ambassadeursoverleg toegezonden. De op 26 juli 2020 ontvangen reactie is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 15 oktober 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn 17 schriftelijke zienswijzen ontvangen. Voor de beantwoording hiervan verwijzen wij naar de Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Steekterpoort II, zoals opgenomen in Bijlage 18.