Plan: | Biezenlanden, Boskoop |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.BKbiezenlanden-VA01 |
De locatie Biezen 49 en 53 is bestemd voor sierteelt. In het plangebied vinden geen sierteeltactiviteiten meer plaats. Het gebied, groot circa 22.300 m², fungeert als groene opening tussen de omliggende verharding aan west-, zuid- en oostzijde. Binnen het plangebied bevinden zich twee bedrijfsgebouwen, die dienen als opslagplaats. Voortzetting van sierteelt is op deze locatie niet meer gewenst, omdat het plangebied in een overwegend woongebied ligt met aan weerszijden woningen en basisscholen. Een vervolgfunctie naar wonen ligt daarom voor de hand. In verband hiermede heeft ontwikkelingscombinatie Ter Aar B.V en Thunnissen Ontwikkeling BV (hierna: initiatiefnemer) een woningbouwplan ontwikkeld. De ontwikkeling bestaat uit maximaal 23 vrijstaande gezinswoningen en een park om het woonmilieu in en nabij het plangebied te versterken.
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Boskoop-Dorp' vastgesteld op 2 februari 2011. Op de planlocatie vigeren de enkelbestemmingen 'Agrarisch', 'Water' en 'Groen'. Het planvoornemen past niet binnen het huidige bestemmingsplan. Deze herziening van het bestemmingplan maakt de voorgestelde ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk.
Het plangebied betreft de percelen aan de Biezen 49 en 53 in Boskoop, kadastraal bekend als Gemeente Boskoop, sectie B, perceelnummers 4805, 4806, 4807 en 6553. Het gebied heeft een oppervlakte van ca. 2,3 ha. Het plangebied bevindt zich in het noordoostelijke deel van de dorpskern van Boskoop.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door woningbouw en kwekerijen aan de Biezen. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een watergang met aan de overzijde twee basisscholen. Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich nog een watergang met aan de overzijde een basisschool en woningbouw aan de Rozenlaan. Aan de westzijde van het plangebied ligt tevens een watergang met aan de overzijde woningbouw aan de Houtsingel.
De Biezen is één van de bebouwingslinten van de dorpskern Boskoop. Het plangebied zelf bestaat uit agrarisch land waarop tot voor kort sierteelt werd gekweekt. Verder bevindt zich centraal in het plangebied een houtakker en zijn er binnen en rondom het plangebied verschillende watergangen aanwezig.
Afbeelding 1 Het plangebied aan de Biezen 49 en 53 in Boskoop
Het vigerend bestemmingplan 'Boskoop-Dorp' is op 2 februari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Boskoop. Op 31 oktober 2012 is dit bestemmingsplan op een aantal punten geactualiseerd. Binnen de percelen van het plangebied vigeert voornamelijk de enkelbestemming 'Agrarisch' (afbeelding 2). De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor sierteelt met bijbehorende bouwwerken, parkeer- en groenvoorzieningen. Een klein deel van de gronden binnen het plangebied heeft de enkelbestemming 'Groen' en 'Water'. De gevraagde planontwikkeling is hiermee in strijd.
Het plangebied valt niet binnen het planonderdeel waar de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van toepassing is (Boskoop Dorp uitspraak RvSt 2 februari 2011).
Binnen het plangebied vigeert ook het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie', vastgesteld op 28 maart 2019. Het plangebied kent binnen dit bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.
Ten slotte vigeert binnen het plangebied het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren' zoals vastgesteld op 21 september 2017. Het doel van dit bestemmingsplan is om ten aanzien van het parkeren uniforme bepalingen vast te stellen die verwijzen naar beleidsregels voor parkeernormen binnen de gemeente Alphen aan den Rijn.
Afbeelding 2 Uitsnede vigerende bestemmingsplan 'Boskoop-Dorp'.
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader op Rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijke niveau uiteengezet. Hierin worden de voor onderhavig bestemmingsplanwijziging relevante beleidsstukken besproken. In hoofdstuk 3 komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke structuur en de functionele structuur. Hoofdstuk 4 beargumenteert hoe deze ruimtelijk ontwikkeling binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur past. Hoofdstuk 5 omvat de milieuaspecten en in hoofdstuk 6 worden de gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied besproken. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. Hoofdstuk 8 wordt de economische uitvoerbaarheid toegelicht. Hoofdstuk 9 omvat de resultaten van het vooroverleg en de inspraak.
In Boskoop zijn meerdere landschappelijke eenheden te onderscheiden die samen voor een kenmerkende structuur zorgen. De rivier 'Gouwe' vormt een natuurlijke scheiding tussen oost en west Boskoop. Het oostelijke gebied naast de Gouwe wordt van oudsher gekenmerkt door boomteelt in verschillende vormen en maten, dit is terug te zien in de landschappelijke invulling. De omgeving bestaat uit een raster van verdichte linten waarbij de percelen ten noorden van de Reijerskoop noord/zuid georiënteerd zijn en de gebieden ten zuiden van de Reijerskoop oost/west georiënteerd zijn.
Op perceelsniveau is er sprake van een sterke afwisseling van verschillen teelten, woonbuurten, loodsen, kassen. Ook kennen verschillende percelen nog oude houtakkers, die zowel landschappelijk als ecologisch een waardevolle aanvulling vormen.
De wegenstructuur
De wegenstructuur op de Biezen is zeer typerend voor Boskoop. In de omgeving van het plangebied bestaan veel van noord naar zuid lopende kavels, de wegenstructuur is hierop aangepast. Op afbeelding 3 is deze typerende structuur weergegeven. De meeste grote en kleine straten lopen ook van noord naar zuid, in het verlengde van de kavels. Enkele grote wegen lopen van oost naar west om de bereikbaarheid en ontsluiting van Boskoop te garanderen.
Afbeelding 3 Typerende ruimtelijke structuur Boskoop
Groen en water
Boskoop kenmerkt zich door een landschappelijk karakter. In het gebied liggen er nog oude houtakkers, die landschappelijk structurerend en ecologisch van grote waarde zijn voor binnenstedelijke biodiversiteit. Daarnaast bevinden zich veel watergangen in het gebied. Het patroon van waterlopen heeft een rechtlijnige structuur van het oorspronkelijke veenontginningslandschap. Zoals op afbeelding 3 te zien hebben de watergangen dezelfde structuur als de verkaveling, ook hier is het verschillen tussen noord en zuid vanaf de Reijerskoop goed waarneembaar.
Bebouwingsstructuren
In de directe omgeving vormen oost-west gerichte wegen en waterlopen de ontginningsbasis. De kavelrichting is hier noord-zuid. Op de koppen van de kavels vestigden zich de boeren en tuinders. Door de smalle kavels zijn de boerderijen in de lengterichting van de kavel gesitueerd en is de kopse kant aan de weg de fraaie voorgevel geworden.
Ook zijn in de nabijheid van het plangebied nog enkele kassen aanwezig, oude fabriekspanden, enkele schoolgebouwen en verschillende soorten en maten brugjes over de smalle watergangen heen.
Plangebied
Het gebied is ontsloten door waterlopen en er bevinden zich nog oude houtakkers. In het plangebied bevinden zich twee gebouwen, die dienden als opslagplaats voor de boomsierteelt. De kavel heeft een noord - zuid oriëntatie ten opzichte van de ontsluitingsweg Biezen. Het overige deel van het plangebied is onbebouwd en was in gebruik voor sierteelt.
Wonen
Boskoop kent een aantal verschillende woongebieden, die ieder hun eigen opbouw en karakteristieken kennen. De woningen in de nabije omgeving van het plangebied zijn voornamelijk in gebruik als burgerwoningen. De Biezen kent een rijk gevarieerde, in de tijd gevormde diversiteit aan woningen met elk hun eigen karakteristiek en identiteit. Direct ten oosten en westen van het plangebied zijn woningen aanwezig aan de A.P. van Neslaan, de Houtsingel en de Rozenlaan. In de huidige situatie vormt het plangebied een scheiding tussen deze twee woonbuurten.
Werken
Nabij het plangebied bevinden zich nog verschillende bedrijven, variërend van een hoveniersbedrijf tot een autobedrijf. Circa 100 meter ten westen van het plangebied bevindt zich een groot sierteelt bedrijf, de tussenliggende gronden hebben een gemengde invulling met onder andere woningen en een kerk.
Voorzieningen
Er bevinden zich diverse voorzieningen in de buurt van het plangebied, zoals basisscholen, een huisartsenpraktijk en een supermarkt. De dichtstbijzijnde openbaar vervoer voorziening is een bushalte aan de Rozenlaan op circa 650 m loopafstand vanaf het plangebied. Het treinstation van Boskoop bevindt zich op een afstand van 2 km.
Plangebied
Het plangebied was in gebruik voor sierteelt. Vanaf de weg is het hoofdgebouw goed waarneembaar. Vanaf de weg gezien staat er ten westen van het hoofdgebouw nog een bedrijfsgebouw. Beide gebouwen zien er vervallen uit wat de ruimtelijke kwaliteit niet bevordert. De gebouwen schermen samen de achterliggende open kavels af waardoor er in de huidige situatie geen zichtlijnen aanwezig zijn.
Het onbebouwde deel van het plangebied vormt en groene opening tussen omliggende bebouwing, dat bestaat uit woningbouw en meerdere basisscholen.
Afbeelding 4 Bestaande situatie plangebied (bron: Google Streetview)
Biezenlanden bestaat uit de ontwikkeling van een voormalig sierteeltgebied tot woningbouwlocatie. De volgende uitgangspunten en randvoorwaarden zijn hiervoor vastgesteld:
De ontwikkeling moet een duurzame en kwalitatief hoogwaardig woonmilieu realiseren. Onderdeel van de ontwikkeling zijn maximaal 23 vrijstaande woningen die worden uitgegeven in de vorm van zelfbouwkavels. Het betreffen allen grondgebonden woningen, daarmee wordt aansluiting gezocht bij de meest voorkomende woningtypologie in de omgeving van het plangebied. De kavels zijn ruim van oppervlak, variërend tussen de 385 tot maximaal 1.010 m2 .
Om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te behalen zal er veel groen binnen het plangebied gerealiseerd worden, belangrijk onderdeel hiervan is het behoud van de bestaande windakker. De bestaande waterstructuren zullen behouden en versterkt worden om de voor Boskoop kenmerkende kavelstructuren te versterken. De aanwezigheid van water draagt bovendien bij aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Het behoud van de kavelstructuur is vastgelegd in de stedenbouwkundige uitgangspunten.
Op afbeelding 5 zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten visueel weergegeven.
De bestaande houtakkers in het plangebied blijven bestaan als onderdeel van de landschappelijk structuur en dienen daarnaast als overgang tussen bestaande woningen en het nieuwe woongebied. De bestaande watergangen worden grotendeels behouden in de nieuwe situatie, hierdoor blijft de landschappelijke structuur van Boskoop intact.
De karakteristieke lintstructuur aan de Biezen zorgt voor een uitstekende woonkwaliteit. In het plangebied wordt er een stukje gemeenschappelijk groen toegevoegd, die de kwaliteit van het gebied versterkt en de Boskoopse identiteit behoudt.
Afbeelding 5 Verkaveling schets planontwikkeling (bron: initiatiefnemer)
Het woningbouwprogramma bestaat uit de realisatie van 23 vrijstaande woningen in de dure koopsector. De grond zal worden uitgegeven als zelfbouwkavels, de woningen zullen door de toekomstige bewoners zelf ontwikkeld worden. Binnen de gemeente en specifiek binnen Boskoop bestaat er voldoende behoefte voor zelfbouwkavels en vrijstaande (koop)woningen.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van sociale huurwoningen. Deze opgave wordt door de gemeente in andere woningbouwplannen gerealiseerd.
De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft op 18 juli 2019 een doelgroepenverordening vastgesteld om meer invloed te hebben op woningen die worden gebouwd in panden en op gronden die niet van de gemeente zijn. Middels de verordening is het voor de gemeente mogelijk om huurwoningen in het middensegment verplicht in een bouwplan op te laten nemen.
Het plan Biezenlanden wijkt af van de doelgroepenverordening en bevat geen sociale woningbouw. De besprekingen over dit plan zijn namelijk al opgestart in een periode (eind 2016) dat de druk op sociale woningbouw niet zo hoog was als nu. Er is toentertijd voor gekozen minder woningen te realiseren dan qua ruimte mogelijk is en in plaats hiervan bijzondere ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Een aanzienlijk deel van het plangebied – ongeveer een derde deel – wordt ingericht als parkachtige omgeving en zal openbaar toegankelijk zijn. Daarnaast is er ruimte gereserveerd voor schooltuinen en wordt er geïnvesteerd in diverse bruggen waardoor een mooi wandelrondje beschikbaar komt. De op de cultuurhistorische waardenkaart opgenomen windakker aan de oostzijde wordt behouden en de windakker aan de westzijde wordt in ere hersteld.
De gemeenteraad is hiervan in de raadsvergadering van 23 april 2020 (zaak 294123) in kennis gesteld.
Verkeer
De woningen worden hoofdzakelijk middels een nieuw aan te leggen toegangsweg ontsloten op de Biezen. Het wegprofiel wordt 6m, zodat deze ook toegankelijk voor vuilnis-, verhuiswagens en hulpdiensten. Deze weg is ook toegankelijk voor langzaam verkeer. Daarnaast wordt een tweede toegang op de Houtsingel aangelegd. Het wegprofiel wordt 4m met een vaste brug, zodat het plangebied vanuit twee richtingen toegankelijk kan zijn voor o.a. hulpdiensten. Om de leef- en woonkwaliteit binnen het plangebied te vergroten wordt er een wandelpad aangelegd in het nieuwe parkje met een speeltuin.
Parkeren
Voor de nieuwe woningen wordt op eigen perceel voorzien in de noodzakelijke parkeerbehoefte. Voor de 23 nieuwe vrijstaande woningen (>160 m2 gbo) geldt een maximale parkeernorm van 2,2 per woning (inclusief bezoekers). Er zijn totaal 23 x 2,2 = 50,6 pp nodig, waarvan minimaal 6,9 openbaar toegankelijk moeten zijn voor bezoekers. Deze parkeernorm is gebaseerd op Nota parkeernormen en voorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn, waar het plangebied binnen de categorie 'rest bebouwde kom Boskoop en bebouwde kommen overige plaatsen ' valt. De nieuwe kavels bieden voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
Er worden minimaal twee parkeerplaatsen op de eigen kavel gerealiseerd van beiden minimaal 2,5 meter breed en 5 meter lang (met uitzondering van kavel 22, daar 1 parkeerplaats). De parkeerplaatsen dienen naast elkaar te worden gerealiseerd (met uitzondering van kavel 10, 11, 12 en 13, daar mogen ze achter elkaar worden gepositioneerd). In onderstaande tabel is de parkeerbalans weergegeven, op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er exact voldaan kan worden aan de parkeernorm van de gemeente Alphen aan den Rijn.
Parkeervoorziening | aantal | weging | totaal | |
Garage met opstelruimte | 1 | 1 | 1 | |
Garage met lange oprit | 4 | 1,3 | 5,2 | |
Garage met brede oprit | 18 | 1,8 | 32,4 | |
Openbare ruimte | 12 | 1 | 12 | |
Totale parkeervoorziening | 50,6 |
Tabel 3.1: Parkeerbalans bestemmingsplan Biezenlanden
Afbeelding 6: locatie openbare parkeerplaatsen (bron: Initiatiefnemer)
De kwaliteitseisen zijn vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan 'Beeldkwaliteitsplan Biezenlanden', opgesteld door Bureau 070 Architecten en Bureau Imago, d.d. 14 - 09 - 2020. In bijlage 1 van de toelichting is het beeldkwaliteitsplan opgenomen.
De volgende landschappelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten hebben bij het opstellen en uitwerken van het beeldkwaliteitsplan centraal gestaan:
Het beeldkwaliteitsplan dient als toetsingskader voor de toekomstige bouwplannen van de nieuwe bewoners. Het beeldkwaliteitsplan wordt separaat als addendum op de welstandnota van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld door de gemeenteraad.
Hierna wordt ingegaan op de verkavelingsstructuur en de architectuur zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan.
De bestaande landschappelijke onderlegger van lange en smalle, noord-zuid gerichte kavels, met sloten en windakkers vormt de basis voor het creëren van een sterk landschappelijk en stedenbouwkundig raamwerk voor de nieuwe woonbuurt. De bestaande structuur wordt grotendeels behouden en waar mogelijk versterkt. Feitelijk zijn het twee noord-zuid gerichte stroken die van elkaar worden gescheiden door een windakker. De westelijke kavel wordt bebouwd (22 woningen) en de oostelijke wordt ingericht als openbaar park en één parkwoning. Regels voor de maatvoering en positie van de woning worden omschreven in het kavelpaspoort.
Voor een zorgvuldige aansluiting op de directe omgeving wordt aan de westkant de voormalige windakker versterkt/hersteld. Parallel aan de bestaande sloot wordt aan de oostzijde van de windakker een oude watergang in ere hersteld waardoor de windakker weer aan twee zijden wordt omringd door water. Op deze manier ontstaat een zorgvuldige en gebiedseigen overgang tussen de bestaande woningen en openbare weg aan de Houtsingel en de nieuwe woningen.
Het plan behelst vrijstaande woningen, geplaatst op groene, met water omringde kavels. De architectuur moet passen in het landschappelijk ontwerp van Biezenlanden en het karakter van Boskoop bevestigen. Daarom is het uitgangspunt voor de nieuwe bebouwing een dorpse schaal en sfeer.
Relevante karakteristieke huizen zijn de Boskoopse kwekersvilla’s. Dit zijn villa’s die de telers in de periode eind 19e en begin 20e eeuw lieten bouwen op hun terrein of langs een van de straten in het dorp, zie voorbeelden links, bovenste rij. Kenmerkend voor deze woningen zijn erkers, dakoverstekken, dakkapellen met bijzondere vormen, houten ornamentiek en het gebruik van sierstenen en spekbanden. Raamkozijnen zijn vaak rijk gedetailleerd met bovenlichten, een fijne raamverdeling en roeden. De entree wordt benadrukt met de omlijsting en eventueel bovenlichten. De verhouding van raamhoogtes per bouwlaag speelt ook een rol.
De daken tonen variatie doordat er afwisselend een dwars-, langskap of afgeknot zadeldak voorkomt, meestal gecombineerd met een dwarstuit. Dakaccenten, tuitgevels en erkers worden veelal asymmetrisch toegepast. Daarbij is er per woning afwisseling in de kleur van de bakstenen. Deze elementen worden gecombineerd op een wijze waardoor een gevarieerd en toch harmonieus beeld ontstaat. Deze variatie in gevels en daken en kwaliteit van afwerking en materialen is waar de nieuwe woningen van Biezenlanden zich bij zullen aansluiten.
Deze kenmerken zullen worden vertaald naar een architectonisch ontwerp dat past binnen de kaders van de opgave, zie voorbeelden in afbeelding 7.
Afbeelding 7: referentiebeeld toekomstige bebouwing (bron: beeldkwaliteitsplan Biezenlanden)
In een aantal zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan is naar voren gebracht dat het bestemmingsplan mogelijk een negatieve impact zou hebben op de bezonning van de omliggende bestaande percelen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is derhalve een bezoningsstudie toegevoegd. De bezonningsstudie is toegevoegd als bijlage 3.
In de bestaande situatie is er in de maanden maart, juni en september geen hinder door schaduw op de naastgelegen percelen. In de maand december is er beperkte hinder door schaduw bij de noordelijk gelegen percelen. In de nieuwe situatie is er in de maanden maart, juni en september eveneens geen hinder door schaduw op de naastgelegen percelen. In de maand december is er beperkte hinder door schaduw bij de noordelijk gelegen percelen.
De bezonningsstudie toont daarmee aan dat er geen beperkingen ontstaan ten aanzien van bezonning van de omliggende percelen in de toekomstige situatie vergeleken met de bestaande situatie.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. De SVIR vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. Het Rijk streeft in de SVIR naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Uit de drie genoemde hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Voor zover deze nationale belangen kaderstellend zijn en bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau, bevestigt het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) deze kaderstellende uitspraken in juridische zin.
Doorwerking planinitiatief
Onderhavig bestemmingsplan maakt 23 woningen mogelijk in Boskoop. De realisatie van maximaal 23 woningbouwkavels dient of schaadt op geen enkele manier de hierboven genoemde Rijksbelangen. De SVIR vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen die genoemd zijn in de conceptversie van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De 14 nationale belangen in het Barro zijn:
Het Barro omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Het merendeel van de regels in het Barro legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Doorwerking planinitiatief
De in het Barro juridisch verankerde nationale belangen hebben geen van allen betrekking op het plangebied of de ontwikkelingen die daar zijn gepland. Het Barro vormt ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals deze geldt vanaf 1 juli 2017, in artikel 3.1.6 het volgende opgenomen dat:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Doorwerking planinitiatief
De belangrijkste motiveringsplichten van de nieuwe Ladder, namelijk dat de behoefte aan een nieuwe ontwikkeling moet worden aangetoond en dat moet worden toegelicht – als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd – waarom het bestaand stedelijk gebied niet geschikt is voor de nieuwe ontwikkeling, vloeien voort uit andere wettelijke normen en jurisprudentie. Ook in het geval er geen sprake is van een formele 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', moet toch het nut en de noodzaak aan die ontwikkeling en de uitvoerbaarheid daarvan worden aangetoond. Bij het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking wordt het volgende geconstateerd:
behoefte
Er is sprake van een behoefte. Dit blijkt onder andere uit paragrafen 4.2.2 en 4.3.2. De invulling van het plangebied met 23 woningen voor de doelgroep doorstromers sluit goed aan bij de provinciale en gemeentelijke ambitie, waarbij gestreefd wordt naar duurzame woningen in de woonkern. De gewenste ontwikkeling voldoet aan de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte.
bestaand stedelijk gebied
Bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied ligt buiten het Bestaand Stads- en Dorpsgebied van Boskoop. Het maakt evenwel onderdeel van de dorpsrand met aan weerszijden van het plangebied al woningen. De invulling van het plangebied met woningen levert vanuit de verstedelijkingsladder geen belemmering op.
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 20 februari 2019 de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. De Omgevingsvisie is op 1 april 2019 in werking getreden. Het beleid is gericht op het realiseren van maatschappelijke belangen en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. De provincie stelt in het document 'inleiding' dat onderdeel is van de Omgevingsvisie, de visie, ambities en opgaven voor de provincie. Het omvat 6 richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving:
Naast de 6 ambities benoemt de provincie 12 provinciale 'Opgaven Omgevingskwaliteit' in de Omgevingsvisie die vanuit provinciaal belang zijn ontwikkeld. De provincie werkt bij deze opgaven samen met andere overheden en maatschappelijke partners. De 12 provinciale 'Opgaven Omgevingskwaliteit' zijn als volgt:
Naast de inleiding zijn het 'Programma Ruimte' en de 'Kwaliteitskaart' onderdeel van de Omgevingsvisie. Het 'Programma Ruimte' bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Daarbij gaat het dan om locatie specifieke of programmatische invulling van beleidsbeslissingen uit de Omgevingsvisie.
De kwaliteitskaart is weergeven in de 'bijlage ruimtelijke kwaliteit' waarin vier kaartlagen afzonderlijk zijn opgenomen en toegelicht. De kwaliteitskaart bevat de volgende lagen:
Deze lagen hebben een relatie met elkaar. De lagen bevatten richtpunten die de bestaande kenmerken en waarden beschrijven. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten deze kenmerken en waarden een rol spelen bij de overweging, de plaatsing en de vormgeving van het initiatief.
Doorwerking planinitiatief
De kwaliteitskaart is één van de belangrijkste onderdelen van het provinciale beleid om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Voor het plangebied zijn de volgende lagen en de daaraan verbonden doelstellingen relevant:
Een groot deel van Zuid-Holland bestaat uit veengronden met een hoge waterstand. Het veen kent een geringe draagkracht. Daarnaast vinden we hier een groot aantal bestaande en voormalige plassen. De voormalige plassen zijn drooggemalen en staan bekend als droogmakerijen. De ondergrond in deze droogmakerijen varieert van venig tot (oude zee)klei.
Binnen het veengebied is een aantal plekken waar in de ondergrond nog grote veenpakketten aanwezig zijn. Niet alleen zijn deze veenpakketten van bijzondere waarde, ook zijn deze gebieden zeer gevoelig voor bodemdaling Ontwikkelingen in het veenlandschap dragen zorg voor behoud van het veen en zijn met name bij de diepe veenpakketten gericht op het beperken van de bodemdaling.
doorwerking plangebied
De ontwikkeling binnen het plangebied zal geen negatieve invloed hebben op het behoud van waardevolle veen pakketten. Het plangebied is in het verleden voor het kweken van sierteelt intensief gebruikt. De nieuwe woningen en de realisatie van deze woningen zal geen aanvullende negatieve invloed hebben.
De structuur in de veengebieden is sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. Loodrecht daarop staan de (regelmatige) verkavelingspatronen. Het landschap is tussen deze structuren weids met lange zichtlijnen. Andere kenmerken zijn de smalle kavels, vele sloten met hoog waterpeil en overwegend grasland als bodemgebruik
Richtpunten zijn het bewaren diversiteit aan verkavelingspatronen. Lengtesloten zijn beeldbepalend en worden behouden. Ontwikkelingen houden rekening met het behoud van kenmerkende landschapselementen, nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen de bestaande structuren/ linten en niet in de veenweidepolders.
doorwerking plangebied
De ontwikkeling houdt rekening met de bestaande beeldbepalende en waardevolle structuren. Het behoud van de windakkers en de kenmerkende sloten versterkt de waardevolle verkavelingsstructuur en landschapselementen van Boskoop. Het betreft bovendien geen veenweidepolder die aangetast zou moeten worden voor de realisatie van woningbouw.
De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen.
Richtpunten zijn dat bebouwd gebied en landschap verbonden worden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen. Het doorlopende kavelpatroon is in dit specifieke geval van belang. Stad en ommeland blijven beide herkenbaar en onderscheidend, maar worden in staat gesteld in elkaar door te dringen. Deze soort overgang is typisch voor dorpen of buitenwijken, waarbij de stedenbouwkundige opzet bijvoorbeeld geënt is op het oorspronkelijke landschappelijke (kavel)patroon.
doorwerking plangebied
Het plangebied ligt ingesloten tussen verschillende bestaande bebouwingslinten. In de huidige situatie is er geen sprake meer van doorzichten op waardevol achterland, dat zal met de nieuwe bebouwing niet veranderen. Het doorzicht vanaf het lint 'Biezen' zal wel verbeteren met de sloop van de bestaande bebouwing. Het plangebied is nog wel herkenbaar in de verkavelingsstructuur en de omliggende waterlopen. Behoud van de verkavelingsstructuur is voor dit specifieke plan dan ook de belangrijkste opgave, daar wordt ook aan voldaan.
Conclusie
De ontwikkeling betreft de transformatie van agrarische grond naar een woningbouwlocatie binnen de dorpskern Boskoop en past daarmee binnen de opgave Ruimte en Verstedelijking en Wonen van de 'Opgaven Omgevingskwaliteit' van de provincie. In bovenstaande motivatie is tevens aangetoond dat het plan passend is binnen de kwaliteitskaart van de provincie.
Het plan zorgt voor een intensiever en compacter ruimtegebruik aan de Biezen. Een goede milieukwaliteit (lucht, geluid, externe veiligheid) en voldoende groen en water blijven belangrijk om de leefomgevingskwaliteit en het vestigingsklimaat op orde te houden. Binnen het plangebied wordt voldoende ruimte gelaten voor groen en water, bijvoorbeeld door het behoud van de windakker.
De Omgevingsverordening Zuid-Holland is op 20 februari 2019 vastgesteld door de Provinciale Staten van Zuid-Holland en op 1 april 2019 in werking getreden. De omgevingsverordening vormt het juridische fundament van de Omgevingsvisie. De inhoud van de Omgevingsvisie is daarbij voor een groot deel leidend voor de inhoud van de Omgevingsverordening.
Doorwerking planinitiatief
Voor onderhavige ontwikkeling zijn de bepalingen rondom 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' in de omgevingsverordening relevant. Deze bepalingen zijn vastgelegd in artikelen 6.9 (Ruimtelijke Kwaliteit) en 6.10 (stedelijke ontwikkelingen). Onderstaand worden de relevante onderdelen van deze artikelen nader toegelicht.
artikel 6.9 (Ruimtelijke Kwaliteit)
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De beoogde ontwikkeling past wel binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar voorziet in wijzigingen op structuurniveau. Daarmee is er sprake van aanpassen, waardoor het noodzakelijk is om bij de planuitwerking rekening te houden met de richtpunten van de kwaliteitskaart.
In paragraaf 4.2.1 is reeds een toelichting gegeven op de kwaliteitskaart, het beoogde plan voldoet aan de gestelde richtpunten. De omgeving van het plangebied kan getypeerd worden als woonmilieu, de ontwikkeling past binnen deze bestaande gebiedsidentiteit , bovendien is de locatie deels aangewezen op de kwaliteitskaart voor de ontwikkeling van een hoogwaardig en geliefd woonmilieu. Daarmee kan worden voldaan aan de eisen en richtpunten van de kwaliteitskaart.
Aanvullend wordt voldaan aan de aanvullende ruimtelijke maatregelen, zoals genoemd in lid 3, omdat voorliggend bestemmingsplan zorgt voor de duurzame sanering van leegstaande bebouwing en sierteelt.
artikel 6.10 (stedelijke ontwikkelingen)
Het tweede lid van Artikel 3.1.6. Bro bevat tevens een bepaling over ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Op basis van de provinciale beleid ligt het plangebied net buiten bestaand stads - en dorpsgebied, maar wel deels binnen de aanduiding 'Stads- en dorpsrand' (afbeelding 8). Binnen de aanduiding 'Stads - en dorpsrand' is er potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu. Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan deze doelstelling. Bovendien wordt het plangebied in de bestaande situatie reeds omringd door bestaande bebouwing, het plangebied is in de huidige situatie functioneel onderdeel van het bestaand stedelijk gebied. Het ontwikkelen van deze locatie die bijdraagt aan het noodzakelijke woningbouwprogramma is daarom acceptabel en verantwoord.
Voorliggend plan is opgenomen in de regionale planlijst en het woningbouwprogramma, waar de locatie Biezenlanden onderdeel van uit maakt, is door Gedeputeerde Staten aanvaard bij brief van 18 juni 2018. Hiermee is de Laddertoets doorlopen. Onderhavige ontwikkeling is passend binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking waardoor de omgevingsverordening geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkeling.
Afbeelding 8: Uitsnede kwaliteitskaard provincie Zuid – Holland, laag van de stedelijke occupatie.
Het Gebiedsprofiel Greenport Boskoop is op 15 juli 2014 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De provincie Zuid-Holland maakt werk van kwaliteit in de ruimtelijke ordening. Zij wil de karakteristieken van de Zuid-Hollandse landschappen herkenbaar en beleefbaar houden en tegelijk ook ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen.
Uit de koppeling van de karakteristieken en kwaliteiten met de ontwikkelingen volgt de ambitie die sturend is voor de uitwerking van de themakaarten van dit gebiedsprofiel. Het gaat bij dit ambitiebeeld niet om een nieuwe visie op de Greenportregio Boskoop. Als geheel komt uit de karakterisering en de schets van de ontwikkelingen het volgende ruimtelijke ambitiebeeld naar voren:
Afbeelding 9 Ambitiebeeld van Gebiedsprofiel Boskoop van de provincie Zuid-Holland (plangebied met een rode lijn aangeduid)
Doorwerking planinitiatief
Voor onderhavige ontwikkeling zijn de ambities 'Bereikbaar en leefbaar Boskoop' en 'Een duurzame en beleefbare water en groenstructuur' in het gebiedsprofiel relevant. De ontwikkeling maakt maximaal 23 nieuwe woningen mogelijk nabij de dorpskern met bijzondere aandacht voor het groen en water binnen het plangebied. De herkenbare groen en waterstructuren van Boskoop blijven met de beoogde ontwikkeling behouden en waar mogelijk versterkt.
Het plan maakt geen nieuwe woning direct aan het lint de Biezen mogelijk, de sloop van de bedrijfsbebouwing zorgt wel voor een toenemend doorzicht vanaf het lint. Het openen van doorzichten vanaf een lint draagt bij aan de beleving en de ruimtelijke waarde van het lint.
De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt draagt daarmee bij aan de doelstellingen die nagestreefd worden met het gebiedsprofiel Boskoop.
De Greenport regio Boskoop - het netwerk van bedrijven in de boomsierteelt - heeft een echte centrumpositie. Om die positie te kunnen vasthouden en uit te bouwen, hebben de betrokken gemeenten met overtuiging gekozen voor de ontwikkeling van de Greenport.
De Intergemeentelijke Structuurvisie is gemaakt om de ruimtelijke keuzes in samenhang te kunnen bepalen. Kernbegrippen zijn: compactheid, bereikbaarheid en duurzaamheid. De ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Greenport Boskoop worden al langer beperkt door het ruimtelijk beleid in het Groene Hart. Mede daardoor is een achterstand ontstaan. Nieuwe ontwikkelingen moeten in balans met de omgeving plaatsvinden. Daarnaast zijn aanzienlijke investeringen in de infrastructuur nodig. Als gevolg van de aanwijzing als Greenport zal er ook schaalvergroting plaatsvinden. De ruimtelijke keuzes zijn vertaald in de Visiekaart 2020 die in afbeelding 10 is afgebeeld.
De ambitie van de structuurvisie ligt in een sterke, duurzame en beleefbare Greenport in een leefbare omgeving. Een sterke Greenport wordt bereikt door de centrumfunctie te versterken, de eigen identiteit te versterken en door een betrouwbare bereikbaarheid te waarborgen. Duurzaamheid ontstaat allereerst door efficiënt ruimtegebruik: bundelen, concentreren en herstructureren. Ook moet de wateropgave structureel geregeld worden met duurzaam waterbeheer en voldoende zoetwatervoorziening. De Greenport moet beleefbaar zijn, een uitstraling krijgen die aantrekkelijk is voor inwoners en bezoekers van het Groene Hart. Op die manier vormt de Greenport een schakel tussen de stedelijke gebieden en het open veenweidegebied. De leefbaarheid van de omgeving wordt vergroot door verkeersoverlast te voorkomen, mede dankzij de voorgenomen infrastructurele verbeteringen.
Afbeelding 10 - Visiekaart 2020
Doorwerking planinitiatief
Het plangebied is in de Visiekaart rood omcirkeld en is aangemerkt als een kerngebied van Boskoop. In dit gebied heeft de gemeente de visie: Wonen in kernen versterken, met bijzondere woonlocaties. Bijzondere woonlocaties binnen Boskoop bevinden zich in het boomsierteeltconcentratiegebied. Met voorliggend ontwikkelplan van maximaal 23 woningbouwkavels past het binnen de visie om het wonen binnen de kernen te versterken en zo de leefkwaliteit te verbeteren.
Het aantal inwoners en huishoudens in Holland Rijnland neemt nog steeds toe. Daarnaast verandert de leeftijd en samenstelling van de bevolking door vergrijzing en steeds kleinere gezinnen. Om goed in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen, stelden de gemeenten in Holland Rijnland de Regionale Woonagenda 2017 op. Dit document vervangt de vorige woonagenda uit 2014. De Regionale Woonagenda is op 14 maart 2018 vastgesteld.
Wat betreft de woningbouwopgave geldt dat het noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de woningproductie aansluit bij de behoefte. Tussen 2017 en 2030 ligt er een regionale nieuwbouwopgave van tussen 23.500 en 30.000 woningen. Om tempo te kunnen maken is het belangrijk plannen uit te werken die aansluiten bij de marktopnamecapaciteit. Daarnaast komt het klimaat en de benodigde energietransitie steeds dominanter op de agenda te staan.
In de regionale planlijst van het woningbouwprogramma is de locatie Biezenlanden opgenomen met een plancapaciteit van 23 woningen in categorie 2a. De actualisering van de Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2017 met bijbehorende woningbouwprogramma is door Gedeputeerde Staten bij brief van 18 juni 2018 aanvaard. Het geaccepteerde deel van dit woningbouwprogramma (categorieën 1, 2a en 4) geldt als behoefteonderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Doorwerking planinitiatief
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het oprichten van 23 grondgebonden woningen in de dure koopsector in de kern Boskoop. De planontwikkeling is opgenomen in de regionale planlijst. De ontwikkeling past daarmee binnen de regionale woonagenda van Holland Rijnland.
Het structuurplan heeft de toenmalige gemeenteraad van Boskoop op 15 september 2005 vastgesteld. In het structuurplan wordt voor het totale grondgebied aangegeven welke functies (toen) en nu in de toekomst worden gewenst. Daarbij is niet alleen gekeken naar ruimtelijke ordening maar ook naar verkeer en vervoer, economische zaken, natuur en landschap, water en recreatie.
Toekomstvisie 2015
Voorafgaand aan de ontwikkeling van het structuurplan heeft de (voormalige) gemeente Boskoop door middel van een uitgebreid interactief proces een toekomstvisie opgesteld. Aan de basis van deze visie staan tien wensen van de Boskoopse burgers, bedrijven en instellingen, die ook voor het structuurplan als basis gelden.
Deze tien wensen voor de toekomst van Boskoop zijn:
Onderdeel van dit structuurplan was de zoektocht naar inbreidingslocaties voor woningbouw. In onderstaande afbeelding is de structuurkaart behorende bij het uitvoeringsprogramma weergegeven.
Afbeelding 11: Uitvoeringskaart structuurplan Boskoop 2015
Doorwerking planinitiatief
Het plangebied behorende bij voorliggend bestemmingsplan is aangewezen als inbreidingslocatie voor woningbouw binnen Boskoop. Voorliggend bestemmingsplan is daarmee een directe uitwerking van het structuurplan van de gemeente. De woningbouwontwikkeling die binnen deze inbreidinglocatie mogelijk wordt gemaakt is bovendien opgenomen in het provinciale woningbouwprogramma (paragraaf 4.2.2). Er kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling in lijn is met het gemeentelijk beleid.
Op 15 juni 2017 is de document: 'Boskoop een ruimtelijk inspiratiekader' vastgesteld door de gemeenteraad. Dit kader vormt een geactualiseerde, nadere uitwerking van het Structuurplan Boskoop 2015 (uit 2005) en is één van de bouwstenen van een nieuw op te stellen omgevingsplan. Het uitgangspunt voor deze visie is de ruimtelijke kwaliteit van de kern Boskoop. Het ziet vooral toe op woningbouwontwikkeling (inclusief de woonomgeving) en centrumontwikkeling binnen de bebouwde kom. Daarmee heeft het kwaliteitskader raakvlakken met, maar is niet gelijk aan een dorpsvisie, die een veel breder taakveld beslaat. Met dit kader kunnen op korte termijn keuzes gemaakt worden voor een hoge kwaliteit bij ontwikkelingen. Niet alleen op het gebied van woningbouwontwikkeling, maar alle ontwikkelingen die de woonkwaliteit in Boskoop ten goede komen.
De gemeente kiest ervoor om de identiteit van Boskoop te versterken, dit betekent een duidelijke keuze voor maatwerk en kwaliteit. Boskoop is meer dan alleen de Greenport. Deze ruimtelijke inspiratie laat "het andere Boskoop" zien. Een Boskoop met een eigen identiteit, gekenmerkt door:
Boskoop heeft negen ruimtelijke kwadranten, waar zich op dit moment woningbouwontwikkellocaties bevinden. Het plangebied behoort tot het kwadrant V (ten oosten van de Gouwe en ten westen van de Valkenburgerlaan - afbeelding 12). Dit gebied wordt gekarakteriseerd door lintstructuren met vooroorlogse woningbouw. De aanwezigheid van maatschappelijke voorzieningen versterkt het prettig wonen en leven in dit gebied. Het gebied vormt een duidelijke dorpsrand. De kansen voor het gebied liggen voornamelijk in het verbeteren van de woonkwaliteit door hergebruik van bestaand vastgoed voor meerdere functies. Daarnaast geeft het terugdringen van bedrijvigheid kansen voor kleinschalige, gebiedsspecifieke woningbouwontwikkeling. Grootschalige woningbouwontwikkeling, die geen relatie heeft met identiteit van de plek, dient voorkomen te worden.
Afbeelding 12 - De negen karakteristieke ruimtelijke kwadranten
Doorwerking planinitiatief
De planontwikkeling past kwalitatief en kwantitatief binnen het ruimtelijk afwegingskader voor Boskoop. In het ruimtelijk kwaliteitskader is de locatie Biezenlanden in de bijlage als één van de huidige ontwikkellocaties opgenomen. De planontwikkeling is in overeenstemming met de uitgangspunten van het ruimtelijk kwaliteitskader, omdat:
De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft op 28 maart 2019 voor alle 7 dorpen van de gemeente een visie vastgesteld. In deze visies is per dorp een beschrijving gemaakt van de huidige stand van zaken op sociaal en fysiek gebied en hoe de gemeente denkt dat het dorp er over 10 jaar uitziet. De gebiedsvisies worden gebruikt om een nieuw ruimtelijk kader voor de dorpen op te stellen. Daarnaast worden ze gebruikt als onderdeel voor de nog op te stellen omgevingsvisie en is concrete informatie hiervan opgenomen in de wijkplannen voor de dorpen.
Het motto en de visie voor Boskoop is: Boskoop is een dorp in transitie, waarbij zorg voor kwetsbare groepen en een veilige leefomgeving centraal staan om de eigen dorpssfeer voor de toekomst te behouden. Het is een toonaangevend dorp als het gaat om boom- en sierteelt.
De speerpunten voor het dorp zijn dan ook:
Wonen
Kwantiteit
De prognose van de woningbehoefte laat een groei zien van 340 woningen tot 2021, uitgaande van de lokale woningbehoefte. In de periode daarna (2021-2030) neemt de groei af; er zijn dan nog ruim 300 woningen nodig. Uitgangspunt is dat de gemeente uitgaat van de lokale woningbehoefte.
Kwaliteit
Er is een groot aandeel grondgebonden woningen in Boskoop. Het heeft daarnaast ook een substantiële hoeveelheid appartementen. Er is behoefte aan een gevarieerd woningbouwprogramma. Bij de huidige nieuwbouwplannen ligt het accent op twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden om door te stromen naar een ruimere woning. Bij de nieuwbouw ligt de nadruk op levensloopgeschiktheid, zodat ook mensen in de woning terechtkunnen wanneer zij minder mobiel worden.
Doorwerking planinitiatief
Biezenlanden is één van de locatieontwikkelingen die is genoemd in de woningbehoefte per kern-planning. Voorliggend plan draagt bij aan enerzijds het realiseren van extra woningen en anderzijds het realiseren van de gewenste vrijstaande woningen. De vrijstaande woning onderscheidt zich ten opzichte van de andere nieuwbouw in Waterrijk West en sluit aan bij het historische karakter van de kwekerswoningen. Bij de situering op de kavel wordt rekening gehouden met de oorspronkelijke kavelstructuur die het gebied kenmerkt.
Conclusie
Het toevoegen van 23 grondgebonden woningen in Biezenlanden is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Gebiedsvisie Boskoop.
De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft op 31 maart 2016 de Alphense Woonagenda vastgesteld. De Alphense Woonagenda is een notitie over wonen in Alphen-stad en in de kernen. In deze agenda wordt de visie op het wonen voor de periode tot en met 2025 vastgelegd. Vijf thema's vormen de speerpunten van de woonagenda. Binnen de thema's zijn enkele doelen gesteld met daaraan gekoppeld acties voor de gemeente. Deze zijn navolgend kort omschreven:
Doorwerking planinitiatief
De realisatie van maximaal 23 woningbouwkavels in een prettige woonomgeving met aantrekkelijke groen- en waterstructuren past binnen de speerpunten van de Lokale Woonagenda van de gemeente Alphen aan den Rijn.
Het Actieprogramma Duurzaamheid 2017-2020 is op 23 november 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin staat de ambitie centraal 'Alphen aan den Rijn, Duurzaamheidshoofdstad van het Groene Hart!'. De volgende twee speerpunten zijn van belang:
Het actieprogramma bestaat inhoudelijk uit zeven thema's: Energie, Duurzaam wonen, Duurzame mobiliteit, Duurzaam ondernemen, Klimaatadaptatie & Green City, Duurzame scholen & verenigingen en Duurzame gemeentelijke organisatie.
Doorwerking planinitiatief
Het thema "duurzaam wonen" is van belang voor voorliggende ontwikkeling. Vanaf 2018 zijn alle nieuwe ontwikkelingen aardgasvrij. Het voorliggende plan maakt de realisatie van 23 woningbouwkavels mogelijk, die door bewoners zelf ontwikkeld worden. Biezenlanden wordt zonder gasaansluitingen gerealiseerd. Bewoners worden door een inspiratiegids gestimuleerd om de woningen duurzaam te bouwen. Dit houdt in dat het energiegebruik zoveel mogelijk wordt gereduceerd en er gebruik wordt gemaakt van duurzame energie, groene daken, buitengevelisolatie, zonnecollectoren en zonnepanelen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het actieprogramma duurzaamheid.
Bij de beoordeling van een project dient te worden gekeken naar het Besluit milieueffectenrapportage (Besluit m.e.r.). In dit besluit zijn activiteiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Op 16 mei 2017 is de Implementatiewet 'herziening m.e.r.-richtlijn' in werking getreden. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is 7 juli 2017 in werking getreden. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud (dat wil zeggen: op basis van dezelfde criteria) aansluit bij m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld. Het bevoegd gezag neemt vervolgens een m.e.r.-beoordelingsbesluit.
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarden blijven moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling in de vorm van een aanmeldnotitie worden opgesteld. De ontwikkeling van 22 woningen valt onder de activiteit "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals opgenomen in bijlage D onder D11.2 in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. Geen van de genoemde drempelwaarden uit kolom 2 wordt overschreden. In eerste instantie is dan ook slechts een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.
Op 3 juni 2019 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld in de vorm van een aanmeldnotitie. Het rapport is opgenomen als bijlage 4 van de toelichting.
De potentiële effecten van het plan zijn in hoofdstuk 5 geschreven. Daarbij is op relevante milieuthema's ingegaan en de effecten die het plan heeft op eventuele gevoelige gebieden in het plangebied en daarbuiten.
Conclusie
Op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordeling kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen. Er is geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure.
In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidgevoelige functies, zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wgh onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties.
In de Wgh staan de geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones langs een geluidsbron centraal. Daarbinnen moet aan de eisen van de Wgh worden voldaan. Geluidszones zijn voor verschillende geluidsbronnen voorgeschreven, waaronder industrie, wegverkeer en railverkeer. Met het stelsel van zonering is een koppeling gelegd tussen beperking van geluidhinder en ruimtelijke ordening.
Verkeerslawaai
Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij de weg binnen een woonerf is gelegen of dat voor een weg een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De overige wegen kennen een geluidszone, een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. De omvang van een zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de typering van het gebied (binnenstedelijk of buitenstedelijk). Op grond van artikel 82 van de Wgh bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming. Artikel 83 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om een hogere waarde vast te stellen. Voor nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemming binnen de bebouwde kom is deze waarde wettelijk maximaal 63 dB.
Railverkeerslawaai
Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de geluidszone van een spoorweg valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (Wgh artikel 77). Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarde genoemd in de Wgh, of indien het bevoegd gezag een besluit heeft genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wgh een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen.
Industrielawaai
Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "grote lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB niet te boven gaan.
In het plangebied worden maximaal 23 woningbouwkavels gerealiseerd. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder nieuwe geluidgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. Het plangebied ligt niet binnen de contouren van een gezoneerd industrieterrein en/of een spoorweg.
In verband hiermede is door K+ Adviesgroep een akoestisch onderzoek verricht naar de te verwachten optredende geluidbelastingen vanwege wegverkeerslawaai ter plaatse van de nieuwe situatie Wet geluidhinder. Het akoestisch rapport is als bijlage 5 toegevoegd aan de toelichting.
Het akoestisch onderzoek is noodzakelijk omdat het plan is gelegen binnen de geluidzone van de provinciale weg N207 (Alphenseweg). In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de Biezen, A.P. van Neslaan, Houtsingel en de Rozenlaan beschouwd (30km/uur gebieden).
N207
De N207 is op 180m afstand van het plangebied en de geluidbelasting ten gevolge van deze weg is maximaal 43 dB, incl. aftrek artikel 110g. De waarde ligt onder de voorkeursgrenswaarde waardoor geen hogere waarde ten aanzien van deze weg hoeft te worden aangevraagd. De Wet geluidhinder legt ten gevolge van deze weg geen restricties op aan het plan.
Biezen, A.P. van Neslaan, Houtsingel en Rozenlaan
Er is sprake van een 30 km/zone, zodat niet hoeft te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de wegen wel meegenomen en zijn de optredende gevelbelastingen beschouwd volgens de systematiek van de Wet geluidhinder. Bij alle vier de wegen blijft de geluidbelasting onder de voorkeurswaarde. Er is in alle vier de gevallen sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
De voorkeurswaarde wordt bij de provinciale weg, de nabij gelegen wegen en basisscholen niet overschreden, derhalve kan er worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en (zeer) fijnstof (PM10, PM2,5).
De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:
In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal middels een berekening moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden.
Luchtkwaliteit
Gelet op de omvang van de ontwikkeling, maximaal 23 woningen, valt het plan binnen één van de aangewezen categorieën uit het Besluit nibm. Omdat het Besluit nibm van toepassing is kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Luchtkwaliteitsonderzoek kan daarom achterwege blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool 2018 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort.
Afbeelding 13 NO2 concentratie ter plaatse van Reijerskoop.
Hieruit blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Alphenseweg en de Reijerskoop (maatgevende doorgaande weg nabij het plangebied) onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. De concentraties luchtvervuilende stoffen nemen immers af naarmate de afstand tot de weg groter wordt.
De woningbouwontwikkeling zelf draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat hierdoor de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Geur
Voor geurgevoelige objecten, zijnde woningen moet het geuraspect worden meegewogen. De geurcontouren van omliggende (agrarische) bedrijven vormen geen belemmering. De geurcontouren hebben geen negatieve invloed op een goed woon- en verblijfklimaat ter plaatse van de planlocatie. Daarnaast zorgen de beoogde woningen niet voor een beperking van de agrarische bedrijfsactiviteiten in de omgeving.
Conclusie
De grenswaarden voor luchtkwaliteit en geur worden niet overschreden, derhalve kan er worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De aspecten luchtkwaliteit en geur vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). Milieuzonering heeft twee doelen:
De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en dichtstbijzijnde bouwvlakken van de woningen die volgens het ruimtelijk plan mogelijk is.
In de nabijheid van het plangebied liggen de volgende zes geluidsemitterende functies:
Het plangebied kan gekenmerkt worden als "rustig woongebied", omdat zich binnen en rondom het plangebied alleen woningen. Dit betekent dat de richtafstanden uit de VNG-brochure met een stap naar beneden mogen worden aangepast. In onderstaande tabel zijn de bedrijven en richtafstanden weergeven.
Bedrijf | Bedrijfsvoering | SBI-code | Milieu- categorie |
Milieu- aspect |
Richtafstand rustig woongebied |
Afstand |
Rijerskoop | handel en reparatie van auto's | 451, 452, 454 | 2 | Geur Stof Geluid Gevaar |
0 0 30 0 |
75 |
Villa Kabaal | Evenementen- bureau |
9232 | 2 | Geur Stof Geluid Gevaar |
0 0 30 0 |
60 |
De Frankrijker | Groothandel in bloemen en planten | 5122 | 2 | Geur Stof Geluid Gevaar |
0 0 30 0 |
90 |
Tabel 5.1 Bedrijven in de omgeving en bijbehorende richtafstanden
Alle bedrijven bevinden zich in milieucategorie 2 en liggen op voldoende afstand van de woningen in het plangebied. De bedrijven hebben geen negatieve invloed op de woningen en de bedrijven worden niet beperkt in haar bedrijfsuitvoering.
In het omgeving van het plangebied zijn tevens een aantal basisscholen aanwezig. Er dient rekening te worden gehouden met de geluidsbelasting door stemgeluiden van kinderen op de nieuwbouwwoningen. In onderstaande tabel zijn de scholen en richtafstanden weergeven.
Basisschool | SBI-code | Milieu- categorie |
Milieu- aspect |
Richtafstand rustig woongebied |
Afstand | |
De Akker |
801, 802 | 2 | Geur Stof Geluid Gevaar |
0 0 30 0 |
10 | |
De Populier |
801, 802 | 2 | Geur Stof Geluid Gevaar |
0 0 30 0 |
20 |
|
Rehoboth | 801, 802 | 2 | Geur Stof Geluid Gevaar |
0 0 30 0 |
45 |
Tabel 5.2Scholen in de omgeving en bijbehorende richtafstanden
De afstand tussen de basisschool De Akker en De Populier en de nieuwbouwwoningen voldoet niet aan de richtafstand voor het aspect geluid. Derhalve is er op 10 maart 2020 een akoestische onderzoek industrielawaai uitgevoerd door NIPA-milieutechniek.
Aanvullend onderzoek Basisscholen
In de nabijheid van het plangebied zijn drie onderwijsinstellingen aanwezig. De basisscholen de Akker, De Populier en Rehoboth zijn op 10, 20 en 45 meter afstand van de woningbouwkavels gelegen. De bouwkavels bevinden zich in de akoestische invloedssfeer van de basisscholen. Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen is er op 10 maart 2020 een akoestisch onderzoek uitgevoerd door NIPA milieutechniek. Het akoestisch rapport is als bijlage 6 toegevoegd aan de toelichting.
In dit onderzoek is het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau bij de woningen ten gevolge van alle relevante industriële geluidbronnen vastgesteld en getoetst aan de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering".
Doel van het onderzoek is dat aangetoond wordt dat het woon- en leefklimaat in de woningen wordt gewaarborgd. Als richtwaarde voor een goed woon- en leefklimaat binnen een woning is het algemeen gangbaar aan te sluiten bij het Bouwbesluit en in beginsel 35 dB(A) te hanteren.
Bij de hoogst berekende langtijdgemiddelde geluidbelasting van ten hoogste 50 dB(A), als gevolg van het geluid van de scholen, moet tenminste een geluidwering van ten hoogste (50-35=) 15 dB voor de hoogst belaste gevel worden gerealiseerd. De minimale eis aan de geluidwering voor een nieuw bouwwoning is op grond van het Bouwbesluit 20 dB. Het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen is gewaarborgd.
Conclusie
Het woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen is gewaarborgd, ook ontstaan er geen belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven. Hieruit volgt dat het aspect bedrijvigheid en milieuzonering geen belemmering vormt voor het initiatief.
De Wet bodembescherming onderscheidt drie kwaliteiten grond:
Indien gesaneerd moet worden, bestaan specifieke regels voor het bepalen van de terugsaneerwaarde (te behalen kwaliteit) en de milieuhygiënische kwaliteit van een aan te brengen leeflaag.
Voor het toepassen van grond en bagger (beneden de interventiewaarden) speelt het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) een rol. Hierin worden vier kwaliteiten gehanteerd, namelijk Achtergrondwaarde, Wonen, Industrie en Niet toepasbaar. Het besluit hanteert een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. In de Nota Bodembeheer Gemeente Alphen aan den Rijn zijn voor sommige gebieden Lokale Maximale Waarden vastgesteld.
Voor alle typen grond speelt de Wet Bodembescherming, het Bouwstoffenbesluit (BsB) en de Vrijstellingsregeling grondverzet een rol. Indien gesaneerd moet worden, bestaan specifieke regels voor het bepalen van de terugsaneerwaarde en de milieuhygiënische kwaliteit van een aan te brengen leeflaag (zogenaamde bodemgebruikswaarden (BGW's). Bodemgebruikswaarden zijn een product van het functiegericht saneringsbeleid "Van Trechter naar Zeef". Sinds 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Dit besluit hanteert voor het toepassen van grond en bagger, een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. Tevens biedt het besluit meer mogelijkheden voor grondverzet.
Grond
In de periode van november en december 2018 is er door Aeres Milieu een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Biezen 49 en 53 te Boskoop. Dit bodemonderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de NEN 5740. Het verkennend bodemonderzoek bestaat uit een vooronderzoek naar de historie en bodemgesteldheid van de onderzoekslocatie en aanvullend hierop een bodemonderzoek op het perceel. Het doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele bodemkwaliteit ter plaatse. Het verkennend onderzoek is als bijlage 7 toegevoegd aan de toelichting.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bovengrond ter plaatse van de noordwesthoek van de onderzoekslocatie, ter plaatse van het omstreeks 2016 gesloopte gebouw, (diffuus) verontreinigd is met diverse zware metalen. Volgens opgave van de opdrachtgever is dit terreingedeelte in het verleden opgehoogd met grond van onbekende herkomst De verontreiniging wordt in noordelijke richting begrensd door boring 102 en de perceelsgrens, in oostelijke richting door het nog aanwezige bedrijfsgebouw, in zuidelijke richting door de boringen 109 en 110 en in westelijke richting door de perceelsgrens. Uitgaande van een verontreinigingstraject van circa 0,3 meter en een oppervlakte van circa 35 x 20 m wordt de omvang van de matig en sterk met barium, koper, lood en zink verontreinigde grond geraamd op maximaal 210 (vaste) m3.
Gezien de verontreinigingssituatie is er ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen. Er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m2 bodemvolume in het geval van bodemverontreiniging, of 100 m2 poriënverzadigd bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde.
Voor de voorgenomen herontwikkeling (bestemmingswijziging en nieuwbouwplan) van het terrein dienen sanerende maatregelen genomen te worden. Voorafgaand aan het nemen van sanerende maatregelen dient het bevoegd gezag middels een BUS melding of een saneringsplan hiervan in kennis gesteld te worden.
Ter plaatse van de loods Biezen 49 is in het bodemtraject van 0,3 - 0,5 m-mv. ter plaatse van boring 11 een verontreiniging met gamma-HCH (concentratie > interventiewaarde) aangetoond. Deze verontreiniging wordt beschouwd als een puntverontreiniging van beperkte omvang. Geadviseerd wordt om bij een bestemmingswijziging of grondroerende werkzaamheden de grond ter plaatse van boring 11 separaat te ontgraven en conform de geldende wet- en regelgeving van de locatie af te voeren.
Ter plaatse van de loods Biezen 53 is in het traject 0,4 - 0,5 m-mv, ter plaatse van boring 13 een verontreiniging met barium, kobalt, koper (concentratie > interventiewaarde) en nikkel (concentratie > tussenwaarde) aangetoond. Deze verontreiniging wordt beschouwd als een puntverontreiniging van beperkte omvang. Geadviseerd wordt om bij een bestemmingswijziging of grondroerende werkzaamheden de grond ter plaatse van boring 13 separaat te ontgraven en conform de geldende wet- en regelgeving van de locatie af te voeren.
De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt momenteel een belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling. De aangetroffen lichte verontreinigingen in de grond kunnen bij grondafvoer beperkingen opleveren ten aanzien van het (her)gebruik van de grond omdat dan veelal andere normen gelden. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
Grondwater
Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie is niet multifunctioneel toepasbaar. Het wordt daarom afgeraden het freatisch grondwater te gebruiken voor consumptie, besproeiing of proceswater.
Asbest
Door de aanwezigheid van asbestverdachte dakbedekking ter plaatse van de loods Biezen 53 en de aanwezigheid van asbesthoudende dakbedekking ter plaatse van de in 2016 gesloopte schuur op het adres Biezen 49 en de aanwezigheid van asbestverdachte beschoeiing van de binnen het plangebied aanwezige sloten kan de aanwezigheid van asbest in de bodem niet worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om na sloop van de loods Biezen 53 een verkennend onderzoek asbest in bodem conform de NEN 5707 uit te voeren ter plaatse van de loods Biezen 53, de gesloopte schuur Biezen 49 en de aanwezige beschoeiing.
Conclusie
In verband met het aantreffen van de plaatselijke verontreinigingen in de grond moet een saneringsplan worden opgesteld. Er dienen sanerende maatregelen te worden genomen om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor de beoogde functie. Nader onderzoek zal plaatsvinden in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning. Voordat er bouwwerkzaamheden zullen optreden zullen deze sanerende maatregelen volgens het opgestelde saneringsplan worden genomen. Initiatiefnemer heeft binnen de exploitatie rekening gehouden met de kosten die noodzakelijk zijn voor de sanering ter plaatse van de ontwikkeling en acht het project economisch haalbaar.
Op basis van bovenstaande kan gesteld worden dat de ontwikkeling van de locatie naar kleinschalige woningbouw mogelijk is met inachtneming van de saneringsdoelstellingen. Hieruit volgt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het initiatief.
Rijksbeleid
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen voor derden. Het gaat daarbij zowel om het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water, spoor en buisleidingen) als om inrichtingen met opslag, productie en/of gebruik van gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) zijn risicomaten met bijbehorende risiconormen opgenomen voor respectievelijk inrichtingen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het externe veiligheidsbeleid kent twee risicomaten, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt met behulp van een diagram weergegeven. Bovendien geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening en zelfredzaamheid.
Provinciaal beleid
De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale omgevingsvisie staat als provinciale opgave genoemd het 'zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.
Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Alphen aan den Rijn
In de raadsvergadering van 21 april 2016 is de "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020" vastgesteld. In deze beleidsvisie zijn concrete kaders opgenomen hoe om te gaan met externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen bepaalde zones van risicobronnen. Voor plannen die buiten deze specifieke zones zijn gelegen geldt een standaard verantwoordingsparagraaf welke opgenomen is in paragraaf 4.3.3. van de Beleidsvisie Externe veiligheid.
In deze paragraaf is aangegeven dat buiten de aangegeven zones alleen zogenaamde 'toxische scenario's' relevant zijn. Het gaat dan om toxische (rook)gassen die zich over een groot gebied kunnen verspreiden. In dat geval is het belangrijk om te schuilen en niet direct aan de toxische (rook)gassen te worden blootgesteld. Zoals ook in de algemene crisiscommunicatie wordt vermeld moet men in dat geval naar binnen, ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie uitschakelen. Om dit laatste mogelijk te maken wordt voor nieuwe gebouwen waar mensen kunnen verblijven in de voorschriften van de bouwvergunning opgenomen dat de mechanische ventilatie met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld (dit kan ook worden bereikt door de stekker van de ventilatie op een makkelijk bereikbare plek te situeren).
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar de volgende twee aspecten te worden gekeken:
Om de veiligheidsrisico's te kunnen beoordelen is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart (afbeelding 14) blijkt dat er drie risicovolle bedrijven in de directe omgeving van het plangebied bevinden, namelijk:
Afbeelding 14 Uitsnede risicokaart - plangebied in rood weergeven
De risicoafstanden van de bedrijven is respectievelijk 20, 10 en 10 meter. De nieuwe woningen worden op ruim voldoende afstand van de bedrijven gesitueerd. Voor het transport over de weg is het Basisnet weg geraadpleegd via de risicokaart. Volgens de meest actuele versie maakt de N207 geen onderdeel uit van de hoofdtransportroutes voor gevaarlijke stoffen, alleen incidenteel transport. Daarvoor is voldoende afstand van het plan gebied tot de weg (ruim 190 meter) en dat deze daarmee geen hinder vormt.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De bodem wordt wel de schatkamer van onze geschiedenis genoemd. Resten van eerdere samenlevingen liggen in de grond verborgen. Archeologie bestudeert dat verleden aan de hand van voorwerpen. Die voorwerpen zijn sporen die met elkaar het 'bodemarchief' vormen; de ongeschreven geschiedenis van een dorp, stad, of regio.
Sinds 2016 bundelt de Erfgoedwet wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk. De Monumentenwet (1988, geactualiseerd in 2007) is hiermee (grotendeels) vervallen. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen onder andere het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen. De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2014 de Archeologische Verwachtingen- en beleidskaart laten opstellen. Aan de hand van de Verwachting- en Beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Alphen aan den Rijn ligt het helft van het plangebied in een zone met een middelhoge verwachting, dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', en de andere helft in een zone met een hoge verwachting met dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Het beleid voor de zone 4 schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm - Mv. een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Het beleid voor de zone 3 schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm - Mv. een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Deze voorschriften zijn verankerd in het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie', zoals door de gemeenteraad op 28 maart 2019 vastgesteld.
De omvang van de bodemingrepen bedraagt 2,3 ha en de diepte van de waterpartijen bedraagt ongeveer 1,5 m. Deze ingrepen zijn groter dan de vrijstellingsgrens. Een nadere archeologisch onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is daarom verplicht conform het vigerende beleid.
Op 6 december 2018 is er door het onderzoeksbureau KSP Archeologie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het doel van het archeologische bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het onderzoek is als bijlage 8 toegevoegd aan de toelichting.
Op basis van de landschappelijke ligging (ca. 3 m veen op 3 m oude zeeklei) heeft het plangebied een lage archeologische verwachting voor prehistorische resten. Ook voor historische resten heeft het plangebied een lage verwachting door het ontbreken van bewoning op de kadastrale minuut in het plangebied en aan de zuidzijde van de Biezen elders in de omgeving.
Conclusie
Op grond van de lage archeologische verwachting adviseert KSP Archeologie geen archeologisch vervolgonderzoek. Archeologie vormt geen belemmering voor de voorgestelde ontwikkeling.
Ook voor een archeologisch vrijgegeven grondgebied bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij het bevoegd gezag.
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. De Wet natuurbescherming vervangt drie actuele wetten, te weten de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen.
De Wet Natuurwetbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora- en faunawet is in de Wet natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben.
De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora- en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen.
De bij de Flora- en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden.
Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet natuurbescherming van belang:
Er worden in de Wet natuurbescherming drie beschermingsregimes onderscheiden:
Bescherming van alle in het wild levende vogels in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4.
Dit beleid verandert deels t.o.v. de. Ffwet. Het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip "voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstelling en ontheffingen verlenen.
Dit zijn de in de bijlage van bij artikel 3.10 van Wet natuurbescherming genoemde soorten. Op deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna, onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (art 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan.
Verordening uitvoering Wet natuurbescherming
Provincies zijn bevoegd om bij provinciale omgevingsverordening vrijstelling te verlenen voor de groep "Andere soorten", waardoor bij overtreding van de verbodsbepalingen de noodzaak tot ontheffing vervalt. Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland hebben de omgevingsverordening op 20 februari 2019 vastgesteld.
Waar de verantwoordelijkheid voor de uitvoering voorheen grotendeels bij het Rijk lag, gaan de meeste verantwoordelijkheden vanaf 2017 naar provinciaal niveau. Vrijwel alle ontheffingsverlening, uitvoering van de wet en handhaving zal uitgevoerd gaan worden door de provincies. Belangrijke procedurele wijziging hierbij is, dat wanneer er sprake is van een omgevingsvergunning, ontheffingen voor de beschermde soorten vanaf de inwerkingtreding van de wet daarbij mogen aanhaken. Dat wil zeggen dat de indiener mag kiezen of hij zijn ontheffing direct bij de provincie aanvraagt, of dat hij dat doet door aan te haken bij de omgevingsvergunning. In het laatste geval moet de gemeente dan een volledigheidstoets uitvoeren. Met de aanvraag van een omgevingsvergunning geldt de uitgebreide procedure, en is er een wettelijke beslistermijn van maximaal 26 weken. Wanneer een ontheffing bij de provincie aangevraagd wordt waarbij geen omgevingsvergunning nodig is, is deze termijn 13 weken met maximaal 7 weken verlenging.
Op 15 november 2018 is er door Taharo B.V. een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 9 toegevoegd aan de toelichting. Uit de quickscan is gebleken dat de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied geen negatieve invloed heeft op de beschermde soorten uit de Wet natuurbescherming. Gelet op de potentiële ecologische waarden kan het voorgenomen plan in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid worden uitgevoerd, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaalde in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht te worden genomen:
Vervolgonderzoek ten behoeve van het NNN en/of toetsing aan het onderdeel houtopstanden (voormalige Boswet) is bij dit plan verder niet aan de orde. In paragraaf 5.9 volgt een nadere toetsing aan de stikstofdepositie op Natura 2000 - gebieden.
Op oktober 2019 is er door Taharo B.V. een Nader ecologisch onderzoek naar grote modderkruiper en vleermuizen uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 10 toegevoegd aan de toelichting. De conclusie van het rapport is dat binnen het plangebied gaan geen vaste rust- of verblijfplaatsen voor grote modderkruiper, ringslang of vleermuizen verloren en worden eveneens geen vleermuizen verstoord door de werkzaamheden. De afstand tussen de locatie van het mogelijke zomerverblijf of de mogelijke kraamkolonie op het adres Biezen 51, en de dichtstbijzijnde te slopen hal is minimaal 35 meter waardoor verstoring tot een aanvaardbaar minimum wordt beperkt. Er is geen sprake van wezenlijke verstoring tijdens de sloop en bouwwerkzaamheden.
Het plangebied fungeert in niet als essentieel foerageergebied of essentiële vliegroute voor de gewone dwergvleermuis.
Het doden of verwonden van de ringslang wordt voorkomen door te werken volgens een ecologisch werkprotocol en daar waar mogelijk met de Gedragscode Unie van Waterschappen.
Met het op deze manier uitvoeren van de werkzaamheden wordt de Wet natuurbescherming niet overtreden.
Als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op (stikstofgevoelige habitattypen in) Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met een geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunningplichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Oftewel, ook relatief kleinschalige projecten dienen zorgvuldig op hun stikstofdepositie getoetst te worden om aan Europese regelgeving te kunnen.
Sinds de vernieuwing van AERIUS Calculator op kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op relevant Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de realisatiefase als de gebruiksfase doorgerekend te worden.
Op 6 maart 2020 (actualisatie april 2021) is er voor de ontwikkeling een Aerius-berekening uitgevoerd door NIPA milieutechniek. De Aerius - berekening is toegevoegd als bijlage 11. In dit onderzoek zijn voor de aanleg en het gebruik van 23 woningen, de te verwachten stikstofdepositie op Natura 2000- gebieden berekend.
Uit de rekenresultaten blijkt dat er zowel in de realisatiefase als in de gebruiksfase geen stikstofdepositie op het Natura2000 gebieden zal optreden > 0,00 mol/ha/jr. Op basis van de uitkomsten van de Aerius-berekening kan er worden gesteld dat het aspect stikstof geen belemmering vormt voor voorliggend initiatief.
Uit ervaring blijkt dat circa 10 tot 15% van de gebruikte Conventionele Explosieven (CE) uit WOll tijd niet functioneerde en als blindganger in de bodem is achtergebleven. Een blindganger vormt een wezenlijk risico tijdens grondroerende werkzaamheden. In 2016 is een historisch vooronderzoek uitgevoerd om te bepalen voor welke gebieden in de gemeente Alphen aan den Rijn een verhoogd risico geldt op achtergebleven CE (rapport Vooronderzoek Conventionele Explosieven gemeente Alphen aan den Rijn, Saricon bv, 16S140-VO-02, 12 juli 2016). De verdachte gebieden zijn ingetekend op de Risicokaart CE.
Vanuit de risicokaart CE blijkt dat het plangebied onverdacht is voor wat betreft het voorkomen van CE. Verder onderzoek naar CE is niet noodzakelijk. Hoewel er geen indicaties zijn voor de aanwezigheid van CE, kan niet met zekerheid worden gesteld dat die er niet zijn. Indien men bij graafwerk stuit op een verdacht object, zijn passende maatregelen nodig.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water is in oktober 2000 vastgesteld door het Europese Parlement en de Europese raad. Artikel 1a geeft de betekenis van de richtlijn aan:
"Doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van land oppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater in de Gemeenschap, waarmee aquatische ecosystemen en, en wat de waterbehoeften ervan betreft, terristische ecosystemen en wetlands die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed, en beschermd en verbeterd worden."
De richtlijn biedt dus een kader voor het beschermen van de waterkwaliteit. Daarbij wordt van de lidstaten vereist dat zij het waterkwaliteitsniveau organiseren per stroomgebied. Voor Nederland houdt dit een indeling in naar de stroomgebieden van de Rijn, de Maas, de Schelde en de Eems. Voor de Alphense situatie betekent dit een indeling bij het stroomgebied van de Rijn.
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)
Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het omvat een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Waterbeheerplan 5 2016-2021
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) "Waardevol Water" vastgesteld. In het 'Waterbeheerplan 5 2016-2021' staat samen werken aan water staat centraal, zodat nu en in de toekomst in dit unieke deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. Water is een maatschappelijke opgave en Rijnland wil, samen met zijn omgeving, werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem.
De hoofdambitie is schoon en voldoende water en droge voeten. Dit wordt bereikt door:
Keur Rijnland 2015 en Uitvoeringsregels
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak. Het uitgangspunt van deze Keur is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kunnen een Zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
Legger Rijnland
In de Legger van Rijnland is voor alle wateren aangegeven hoe breed en diep ze moeten zijn en voor alle waterkeringen hoe hoog en hoe breed. Ook geeft de Legger weer wie waar voor welk onderhoud verantwoordelijk is. Een legger is een register waar van alle waterkeringen in het Rijnlandse beheergebied het volgende is weergegeven:
De legger is eind 2018 vastgesteld door het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden. Aan de hand van de Legger kan getoetst worden of een ontwikkeling invloed heeft op de bestaande wateren, waterkeringen en/of waterwerken.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming heeft plaatsgevonden over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
Riolering en waterafvoer
In het plangebied wordt een vrijverval riolering aangelegd om regen- en afvalwater van maximaal 23 huishoudens op te vangen. Om in het plangebied eventuele wateroverlast te voorkomen, wordt het regenwater niet direct naar de riolering afgevoerd, maar zoveel mogelijk verwerkt op het eigen terrein. Het hemelwater van de daken wordt zoveel mogelijk afgekoppeld naar de achter de woningen gelegen tuinen. Verder wordt bij de bouw van de woningen gebruik gemaakt van duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen (geen zink, lood en PAK's-houdende materialen). Hiermee wordt voorkomen dat hemelwater en daarmee ook indirect grondwater verontreinigd kunnen raken.
Legger
Het plangebied ligt niet binnen of in de directe nabijheid van regionale keringen. Voorliggend bestemmingsplan vormt dan ook geen belemmering voor de gestelde doelen en/of regels in de Legger.
Afbeelding 15: Legger Rijnland – Regionale keringen (bron: Rijnland)
Waterhuishoudkundige situatie
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van 23 woningen mogelijk. Dit is een ontwikkeling die mogelijk leidt tot nadelige gevolgen voor de waterhuishouding. Bij een toename van verharding met meer dan 500 m2 hanteert het Hoogheemraadschap van Rijnland de eis dat binnen het betreffende peilgebied 15% van het extra verharde oppervlak als open water dient te worden gecompenseerd.
Het plangebied is in de huidige situatie voor ca. 1.675 m2 verhard (agrarische bedrijfsbebouwing). Wat betreft de toekomstige bebouwing moet worden uitgegaan van de maximaal toelaatbare bebouwing. Dit betekent in de nieuwe situatie het volgende:
Plangebied | 23.000 m2 | |
Verhard | 1.675 m2 |
Tabel 6.1 - Huidige situatie verhard
Plangebied | 23.000 m2 | |||
Verhard | 6.955 m2 | |||
Woningen (60% van bebouwingvlak) | 3.954 m2 | |||
Wegen en voetpaden | 2.857 m2 | |||
Parkeerstroken | 144 m2 | |||
Totaal toename verhard (6.955 m2 - 1.75 m2) | 5.280 m2 | |||
15% watercompensatie |
792 m2 |
Tabel 6.2 - Toekomstige situatie verhard
In het geval van de voorgenomen ontwikkeling is er sprake van een toename van ca. 5.280 m2 verhard oppervlak. Dit betekent dat er 792 m2 watercompensatie moet plaatsvinden. Daarnaast wordt in het plangebied totaal ca. 500m2 water gedempt ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling, welke voor 100% moet worden gecompenseerd. Het te dempen water ligt op de toekomstige bouwkavels 11, 12 en 13. In totaal moet 1.292 m2 water compensatie plaatsvinden. Dit vindt op de volgende locaties binnen het plangebied plaats:
Afbeelding 16 - Globaal overzicht van plangebied: verharding en te dempen en te graven water (bron: initiatiefnemer)
Op basis van de watertoets kon geconcludeerd worden dat het Hoogheemraadschap van Rijnland mogelijk een waterbelang bij het planinitiatief heeft. Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland, hierop is geen vooroverlegreactie ontvangen. Het hoogheemraadschap heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen, hieruit kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan ten aanzien van het aspect water uitvoerbaar en akkoord is.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.
Op de verbeelding zijn aan de binnen het plan aanwezige gronden bestemmingen toegekend. Daarbinnen komen functie-en bouwaanduidingen en gegevens over maatvoering voor. Door middel van over de bestemmingen heen liggende gebiedsaanduidingen zijn daarnaast extra regels van toepassing.
De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Deze zijn in overeenstemming met de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP). De SVBP bepaalt kleur en codering van de bestemmingen. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde (per soort bestemming). Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een artikel in de regels. De regels omschrijven in samenhang met aanduidingen op de kaart op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden en wat, en of, er gebouwd mag worden. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken;
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot de verschillende hoogte en oppervlakte van gebouwen.
In de regels zijn regelingen opgenomen voor de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer', 'Water' en 'Wonen'.
Artikel 3 Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor groenvoorzieningen, windakkers en beplanting. Gronden zijn daarnaast ook bedoeld voor nutsvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, bruggen en voorzieningen met betrekking tot de waterhuishouding. Aanleg en onderhoud van de windakkers zijn via een voorwaardelijke verplichting geborgd in de specifieke gebruiksregels.
Binnen de bestemming 'Groen' is de functieaanduiding 'ontsluiting' toegevoegd om bouwkavel 23 te kunnen voorzien van een ontsluitingsweg.
Artikel 4 Verkeer
Deze bestemming is bestemd voor wegen en straten met een functie gericht op verblijfsverkeer.
Artikel 5 Water
De bestemming 'Water' is bedoeld voor het water, de waterhuishouding, waterberging en waterlopen in het plangebied. Tevens zijn binnen deze bestemming bruggen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
Artikel 6 Wonen
De woningen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn naast wonen ook aan huis verbonden beroepen toegestaan. Binnen de bestemming wonen zijn regels opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen en bebouwen van bijbehorende gronden. Hoofdgebouwen zijn toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken.
Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zoals aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd., op minimaal 1 m afstand van het zij- en achtererf en minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
De breedte voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 50% van de breedte van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw. De goothoogte voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m. Aan- en/of uitbouwen aan de zijgevel van een hoekwoning, dienen tenminste 1 m achter de voorgevellijn gesitueerd te worden.
De gronden, gelegen buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 50% bebouwd worden met een maximum van 50 m². Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag het oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van het oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m².
De maximale goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt respectievelijk 3 en 5 meter.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 8 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen. Daarbij is tevens sprake met betrekking tot bestaande afmetingen, afstanden en percentages voor bouwen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is opgenomen welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig gebruik worden beschouwd.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van dit bestemmingsplan ten behoeve van kleine afwijkingen.
Artikel 11 Overige regels
In dit artikel zijn parkeerregels opgenomen. In deze regel wordt dynamisch verwezen naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente Alphen aan den Rijn. Dit heeft tot gevolg dat, indien in het kader van het bestemmingsplan gebouwd kan worden, op basis van het bestemmingsplan altijd het op dat moment actuele geldende parkeerbeleid van de gemeente Alphen aan den Rijn gehanteerd moet worden bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning.
Artikel 12 Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp plan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven omgevingsvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een vergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.
Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat -op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt -afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voorgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet vergroot wordt.
Artikel 13 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).
Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van 23 bouwkavels ten behoeve van woningbouw mogelijk gemaakt. Hiermee is sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat de raad een exploitatieplan dient vast te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Bij de voorliggende ontwikkeling is het kostenverhaal verzekerd middels een tussen de gemeente en initiatiefnemer anterieure overeenkomst. Er is daarnaast rekening gehouden met de kosten noodzakelijk voor de bodemsanering ter plaatse van de ontwikkeling. Deze kosten liggen bij de aanvrager, waardoor het plan (nog steeds) financieel uitvoerbaar is.
Het gemeentebestuur streeft naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Daarom hecht het gemeentebestuur veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan. Dit hoofdstuk over de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid' gaat nader in op de maatschappelijke dialoog die in het kader van het bestemmingsplan heeft plaatsvinden.
In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 14 augustus 2020 toegezonden aan de volgende personen en/of instanties:
De instanties 1, 4, 6 en 10 hebben gereageerd. De instanties onder 1, 6 en 10 hebben medegedeeld dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De reactie van de Veiligheidsregio (nummer 4) wordt hieronder behandeld.
Veiligheidsregio Hollands Midden
Reactie
Wij hebben kennis genomen van de onder a tot en met d gemaakte opmerkingen. Hieronder geven wij onze reactie.
Ad a
Voor wat betreft punt a hebben wij een tekening laten maken waarin is aangetoond dat rekening wordt gehouden met draaicirkels (zowel buitenbochtstraal als binnenbochtstraal) van een brandweervoertuig.
Ad b
Zoals de Veiligheidsregio constateert voldoet deze brug aan de minimale breedte van 3,25 m (de brug is 4 m breed met een vrije doorrijhoogte). De tweede ontsluiting op de Houtsingel is zodanig ontworpen dat wordt voldaan aan de asbelasting, zodat de weg kan worden gebruikt voor brandweerauto’s.
Ad c en d
De onder c en d genoemde opmerkingen hebben vooral betrekking op de uitvoeringsfase van het project en niet op de reikwijdte van een bestemmingsplan. Hiermee zal rekening worden gehouden bij uitwerking van de plannen wanneer aanvragen omgevingsvergunning zijn ingediend. Hierover zal tijdig overleg plaatsvinden met de Veiligheidsregio. Deze opmerkingen leiden niet tot aanpassing van het plan.
Overleg omwonenden
Op 10 januari 2017 is in samenwerking met de gemeente een inloopavond georganiseerd waar de plannen op panelen te bekijken waren en waar vragen zijn gesteld en opmerkingen gemaakt konden worden door direct omwonenden.
Naar aanleiding van de getoonde plannen kwam er een aantal suggesties uit de buurt voor o.a. een alternatief verloop van de weg waardoor er meer gevel-gevelafstand ontstond tussen de Houtsingel en de nieuwbouw woningen. De gevel-gevelafstand t.o.v. de Rozenlaan werd iets minder maar hier was een ruime overmaat aanwezig vanwege het aan die zijde gesitueerde park. De aangedragen mogelijkheden zijn verkend en uiteindelijk ook (gedeeltelijk) verwerkt in het plan, ook de suggestie voor het omleggen van de weg is verwerkt.
Op 27 maart 2017 is een tweede inloopavond georganiseerd waarvoor de direct omwonenden weer voor waren uitgenodigd. Het aangepaste plan is toen gepresenteerd met onderbouwing waarom de aangedragen suggesties wel/niet waren verwerkt. Tijdens deze avond bleken de gedane wijzigingen niet voldoende om tot een door alle bewoners breed gedragen plan te komen.
Na de inloopavond heeft overleg plaatsgevonden tussen ontwikkelaar en de gemeente. De gemeente vond het plan stedenbouwkundig gezien niet de beste oplossing en wilde toch met name het verloop van de weg en de oriëntatie van de woningen nader bekijken. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente een suggestie gedaan voor een alternatieve verkaveling. De ontwikkelaar heeft hiermee ingestemd en heeft de plannen hier op aangepast.
Vervolgens is er op 11 juli 2019 een derde inloopavond georganiseerd om het plan te presenteren. Dit plan is als meest wenselijk gepresenteerd en er is toegelicht waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt en is uiteindelijk de basis geweest voor de verdere uitwerking van voorliggend bestemmingsplan. Het gepresenteerde plan kon, tegenstelling tot eerder gepresenteerde verkavelingsplannen, rekenen op draagvlak onder de aanwezige belanghebbenden.
Tijdens deze avonden en gesprekken heeft de ontwikkelaar de wensen van de omwonenden (en scholen/schoolbesturen) geïnventariseerd en geprobeerd om deze wensen zoveel als mogelijk mee te nemen de verdere planvorming (uiteraard waar mogelijk binnen de wettelijke kaders en randvoorwaarden meegekregen vanuit de gemeente).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 november 2020 tot en met 6 januari gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 9 zienswijzen ontvangen. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft de ontvangen zienswijzen samengevat en beantwoorde in een Nota van beantwoording zienswijzen. De Nota van beantwoording zienswijzen is opgenomen in bijlage 12 van dit bestemmingsplan.
Als onderdeel van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is ook de Aerius - berekening toegevoegd. De Aerius - berekening is uitgevoerd op 6 maart 2020, sindsdien is de Aerius calculator geactualiseerd. De nieuwe Aerius calculator gaat uit van zwaardere emissiefactoren waardoor actualisatie van dit onderzoek noodzakelijk werd geacht. Het geactualiseerde onderzoek heeft het verouderde onderzoek vervangen in bijlage 11 (voorheen bijlage 10). Ook met de meest actuele versie van de Aerius calculator blijkt dat er geen sprake is van een significatie stikstofdepositie. Paragraaf 5.9 is hierop ook aangepast.