direct naar inhoud van 4.8 Ecologie
Plan: International Trade Centre (ITC) 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1672.11BPHDitcterrein-VG01

4.8 Ecologie

4.8.1 Onderzoek

Ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan is door IDDS bv. een flora en fauna onderzoek uitgevoerd (kenmerk 1103D046/COB/rap1, dd. 16 mei 2011, opgenomen in bijlage 4) teneinde mogelijk aanwezige beschermde flora- en fauna waarden in een vroeg stadium te signaleren. Toekomstige ontwikkelingen brengen mogelijk hinder met zich mee voor deze waarden.

Het rapport stelt dat in het plangebied soorten aanwezig of te verwachten zijn, die in de Flora- en faunawet zijn aangemerkt als overig en streng beschermde inheemse soort en door de ingreep mogelijk schade ondervinden. Afhankelijk van de geplande ontwikkeling is aandacht vereist aan gebouwbewonende vleermuizen en broedvogels en aan de kleine modderkruiper.

Tabel 1 van het onderzoeksrapport geeft de algemeen beschermde soorten. Hierbij wordt aangegeven dat voor de meeste zoogdieren geldt dat deze de mogelijkheid hebben om te vluchten. Bij het ontwikkelen van braakliggend terrein is het wel mogelijk dat sommige dieren in hun verblijfplaats begraven worden door machines. Het is echter haast onmogelijk om schade aan deze soorten te voorkomen. Voor werkzaamheden met betrekking tot de watergangen is het wel mogelijk om rekening te houden met het voorkomen van amfibieën. Dit kan gecombineerd worden met het zorgvuldig handelen voor de kleine modderkruiper waar tabel 2 over handelt.

Uit tabel 2 blijkt dat gebouwen mogelijk het broedbiotoop voor soorten als gierzwaluw, zwarte roodstaart en huismus vormen. In de aanwezige boombeplantingen binnen het plangebied broeden soorten zoals de houtduif. De watergangen vormen het broedbiotoop van meerkoet en wilde eend. De geplande ontwikkeling heeft afhankelijk van de periode van uitvoer tot gevolg dat mogelijk in gebruik zijnde nesten worden verstoord en/of vernield. De kleine modderkruiper is een relatief weinig mobiele soort die schade ondervindt als werkzaamheden worden uitgevoerd in de watergangen.

Daarnaast wordt voor de streng beschermde soorten in tabel 3 opgemerkt dat eventuele sloopwerkzaamheden van gebouwen mogelijk tot gevolg hebben dat een verblijfplaats van vleermuizen verloren gaat. Het rapport benoemd verplichte acties vanuit de zorgplicht en zorgvuldig handelen.

4.8.2 Onderzoek Edo Koi

Ten behoeve van de opruim- en inrichtingswerkzaamheden te Hazerswoude is een natuurtoets Flora- en Faunawet uitgevoerd ("Natuurtoets Flora- en Faunawet t.b.v. opruim- en inrichtingswerkzaamheden te Hazerswoude, door Groenteam, d.d. 10 november 2011", opgenomen in bijlage 5) teneinde te bekijken:

  • in hoeverre er in het plangebied juridisch zwaarder beschermde planten en dieren voorkomen;
  • in hoeverre deze soorten bescherming genieten in het kader van het soortenbeleid (Flora- en faunawet), gebiedenbeleid (Natuurbeschermingswet) en eventueel aan-vullend provinciaal natuurbeleid;
  • in hoeverre de ingrepen verstorende of bedreigende effecten hebben op die flora en fauna;
  • welke consequenties dat heeft in het kader van de regelgeving.

Geconcludeerd is dat er in de directe omgeving van het plangebied mogelijk juridisch zwaarder beschermde soorten te verwachten zijn die bij verstoring of bedreiging ontheffing zouden vergen. Gezien de voorgenomen werkzaamheden ontstaat een dergelijke kans op verstoring of bedreiging echter niet.

Voorts zijn behalve onbeschermde en beschermde soorten van tabel 1 AMvB, op het werkterrein broedende vogels als strikt beschermde groep te verwachten. Deze vergen het voorkomen van verstoring.

Daarnaast zijn slechts enkele algemene soorten kleine zoogdieren en/of amfibieën te verwachten, waarbij het effect op broedende vogels kan worden voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, dan wel preventieve maatregelen uit te voeren om verstoring strikt te voorkomen. Als gevolg van deze voorwaarde is een ontheffing betreffende deze soort niet vereist.

Met het toepassen van de overige mitigerende maatregelen kan het grootste deel van de natuurschade aan niet-ontheffingsplichtige soorten worden voorkómen waarmee de wettelijke zorgplicht zo optimaal mogelijk wordt ingelost. Voor soorten van tabel 1 AMvB is géén toetsingsprocedure nodig.

Gezien de bevindingen is er in het kader van de Flora- en faunawet geheel géén uitvoeringsrisico voor het project aan de orde. Wel dient in de uitvoering het onderstaande in acht te worden genomen:

  • Bij dit project moet in de werkplanning eventueel rekening worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. Werkzaamheden met gebruik van zwaar materieel in de directe omgeving van broedgevallen, vergen uitstel tijdens het broeden of preventieve maatregelen (afschermen en afstand houden): het broedseizoen loopt ongeveer van 1 maart tot half juli.
  • Alle bij de werkzaamheden betrokkenen dienen afdoende op de hoogte te zijn van de zorgplicht en mitigerende maatregelen zoals aangegeven in het rapport.
  • Vanaf het moment dat werkzaamheden starten dienen het rapport en een eventueel verslag met betrekking tot de vereiste preventieve maatregelen, voor controle door een daartoe bevoegde ambtenaar te allen tijde op het werk beschikbaar te zijn.

Het rapport beschrijft verder nog de sancties op het niet naleven van bovenstaande en overige conclusies uit het rapport. Overtreding van de regelgeving wordt aangemerkt als een 'economisch delict'.

4.8.3 Conclusie ecologie

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan op basis van ecologie uitvoerbaar is. De verwachting is weliswaar dat er soorten aanwezig zijn, of te verwachten zijn die in de Flora- en faunawet zijn aangemerkt als overig of streng beschermde inheemse soorten, maar zolang er geen ingrepen in het plangebied plaatsvinden brengt dit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in gevaar.

Wanneer er binnen het plangebied voornemens bestaan om bebouwing te slopen, is het nodig om hierbij een ecoloog te betrekken. De ecoloog beoordeelt dan per gebouw of deze mogelijk geschikt is voor vleermuizen en of het nodig is om aanvullend onderzoek en/of mitigerende en compenserende maatregelen uit te voeren. Eventueel kan een ontheffingsaanvraag in dat geval nodig zijn.

Geconcludeerd kan worden dat er op basis van de Natuurtoets voor de ontwikkeling Edo Koi er geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling en bijbehorende planologische wijziging. Er dient in de uitvoering, bouw- en verdere oprichtingswerkzaamheden rekening te worden gehouden met de conclusie uit de Natuurtoets op straffe van onder meer het stilleggen van het werk.

Het bestemmingsplan is op het gebied van ecologie uitvoerbaar.