direct naar inhoud van 5.7 Luchtkwaliteit
Plan: De Schans en De Vork
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B091schansenvork-0003

5.7 Luchtkwaliteit

Algemeen

In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen in bijlage 2 zijn minder kritisch.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Europese regelgeving moet vanaf 2005 overal in Europa worden voldaan aan de grenswaarde voor fijn stof. Voor stikstofdioxide geldt de grenswaarde vanaf 2010. In ons land is het niet gelukt om overal aan de grenswaarden te voldoen. Daarom heeft Nederland om uitstel verzocht. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De jaargemiddelde norm voor fijn stof moet uiterlijk in juni 2011 gehaald zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coördineert het programma. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende besluiten van belang.

Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'.

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten die in betekenende mate bijdrage kunnen worden opgenomen in het NSL, als is aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Met projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging is rekening gehouden in de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit. Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een bepaald project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd. NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.

Het Besluit gevoelige bestemmingen

Met dit besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide. Gevoelige bestemmingen zijn gedefinieerd als gebouwen met de bijbehorende terreinen van scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen en vergelijkbare functies. Woningen worden hier niet toe gerekend. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is, namelijk 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Wanneer in de onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van de gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10 % van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

Regionaal beleidskader Duurzame Stedenbouw

Het Regionaal beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) gaat voor luchtkwaliteit uit van de ambitie van het Duurzaamheidsagenda 2011-2014. Deze ambitie is, dat op het merendeel van de plaatsen waar mensen wonen, sporten of anderszins langdurig verblijven, de concentratie aan luchtverontreinigende stoffen in 2010 beduidend lager is dan de toegestane grenswaarden.

Regionaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit

In het Regionale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit Zuid Holland is een aantal maatregelen ingebracht, die in de regio Holland-Rijnland worden uitgevoerd. Deze maatregelen zijn opgenomen in het NSL. De uitvoering van deze maatregelen wordt door de Omgevingsdienst West-Holland gecoördineerd.

Luchtkwaliteit binnen het plangebied

Dit plan maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk, waardoor de luchtkwaliteit ter plaatse niet zal verslechteren. Derhalve is geen nadere verantwoording noodzakelijk naar het aspect luchtkwaliteit. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat moet worden aangetoond dat de luchtkwaliteit niet verslechterd, of dat deze vallen in de NIBM-categorie. Teneinde een inschatting te maken van de actuele luchtkwaliteit binnen het plangebied is de digitale monitoringstool uit het NSL geraadpleegd. Langs de Schans I liggen de voor dit plan maatgevende doorgaande wegen Goudse Schouw en Boskoopseweg (N207) en langs de Schans II liggen de Goudse Schouw en Ring-Zuid (N11). Uit de monitoringstool blijkt voor 2011 nabij de Schans I voor de Goudse Schouw concentraties stikstofdioxide 27,8 µg/m3 en voor fijn stof 25,1 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek) en voor de Boskoopseweg (N207) concentraties stikstofdioxide 31,6 µg/m3 en voor fijn stof 24,7 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek) en nabij de Schans II voor de Goudse Schouw concentraties stikstofdioxide 25,9 µg/m3 en voor fijn stof 24,3 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek) en voor de Ring-Zuid (N11) concentraties stikstofdioxide 28,5 µg/m3 en voor fijn stof 24,6 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek).

Langs de Vork liggen de voor dit plan maatgevende doorgaande wegen Boskoopseweg (N207) en Ring-Zuid (N11). Uit de monitoringstool blijkt nabij dit plan voor 2011 nabij de Boskoopseweg (N207) concentraties stikstofdioxide 30,4 µg/m3 en voor fijn stof 24,8 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek) en voor de Ring-Zuid (N11) concentraties stikstofdioxide 28,5 µg/m3 en voor fijn stof 24,6 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek).

In de rest van het plangebied zullen de concentraties lager zijn. Het is bovendien de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentraties van met name stikstofdioxide in de toekomst lager worden. De grenswaarde voor fijn stof wordt dus ruimschoots gehaald en de concentratie stikstofdioxide in 2015 voor het gehele plangebied zal dus beduidend lager zijn dan 40 µg/m3 bedragen. Daarmee wordt voldaan aan de wetgeving. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardeoverschrijdingen.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de NIBM-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd. Ten slotte maakt dit plan geen directe ontwikkelingen mogelijk, waardoor de luchtkwaliteit ter plaatse niet zal verslechteren. Daarom is geen nadere verantwoording noodzakelijk van het aspect luchtkwaliteit.