direct naar inhoud van Regels
Plan: Noorderkeerkring 20, Alphen aan den Rijn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.Anoorderkeerkrng20-VA01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Noorderkeerkring 20, Alphen aan den Rijn met identificatienummer NL.IMRO.0484.Anoorderkeerkrng20-ON01 van de gemeente Alphen aan den Rijn.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

Het in een woning of bijbehorend bouwwerk uitoefenen van een dienstverlenend beroep die ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.4 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. De oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw is geen onderdeel van het achtererfgebied.

1.7 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager:

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel c.q. bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bestaand gebruik:

Het gebruik zoals dit bestaat op het tijdstip van het inwerkingtreden het bestemmingsplan en rechtens mag bestaan.

1.12 bestaand hoofdgebouw:

Het hoofdgebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is of mag worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning.

1.13 bestaande bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig zijn of mogen worden gebouwd op grond van een omgevingsvergunning.

1.14 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bijgebouw:

Een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.18 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

Een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor gebruiksfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen, uitgezonderd, een kap, zolder en kelder.

1.21 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang welke op de plaats van bestemming hetzij direct danwel indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, uitstallen ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.25 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 groenvoorzieningen:

Het geheel van aanplant in een gebied - veelal in openbaar gebied - danwel het aanbrengen of voorzien van groen.

1.27 hoofdgebouw:

Een bouwwerk of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 hogere grenswaarde

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder.

1.29 huishouden:

Persoon of groep personen die onderling een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

Het in een woning of bijbehorend bouwwerk op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.

1.31 maaiveld:

Het niveau van de straat of omliggende grond.

1.32 maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport en ontspanning, onderwijs en opvoeding, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.33 nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.34 ondergeschikte bouwdelen:

Bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, dakopstanden, gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, liftkokers, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en toegangstrappetjes naar de appartementen.

1.35 openbaar toegankelijk gebied:

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer

1.36 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.38 peil:

Het niveau gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.39 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.40 verkeersvoorziening

verzameling van objecten in het beheer van de infrastructuur voor de geleiding van het verkeer.

1.41 voldoende parkeergelegenheid:

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.

1.42 watervoorzieningen:

Voorzieningen die verband houden met de waterhuishouding, de aanvoer en afvoer van water en de doorstroming van water.

1.43 wonen:

Het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

1.44 woning:

Een (gedeelte van een)gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.45 wooncomplex

Een (verzameling van) gebouw(en) waarin enerzijds wordt gewoond door ouderen en/of andere groepen personen en waarin anderzijds de hierbij benodigde voorzieningen zijn gehuisvest in de vorm van medische, paramedische en andere maatschappelijke voorzieningen, inclusief onder-geschikte detailhandel. Kamerverhuur is hierin niet inbegrepen.

1.46 zone:

Een als zodanig aangeduid gebied op de verbeelding waarvoor specifieke regels gelden.

1.47 zonegrens:

De begrenzing van een zone.

1.48 zorgwoning

Een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het peil ter plaatse van het bouwwerk

2.4 de breedte en diepte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.

2.5 bruto vloeroppervlakte:

oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, bepaald volgens NEN 2580.

2.6 gebruiksoppervlakte woonfunctie:

de vloeroppervlakte binnen de bouwmuren van het oorspronkelijk hoofdgebouw, bepaald volgens NEN 2580.

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder begrepen het uitoefenen van een 'aan-huis-verbonden beroep' en 'kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten';
  • b. zorgwoningen en wooncomplex;
  • c. dienstverlening op de begane grond;
  • d. verkeers-, water-, groen-, speel-, en nutsvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. (gebouwde) parkeervoorzieningen met in- en uitritten;
  • h. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, water, ontsluitingswegen en -paden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

3.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
  • c. het maximum aantal woningen bedraagt niet meer dan 127;
  • d. het maximum aantal zorgeenheden ten behoeve van de zorgwoningen en wooncomplex zoals bedoeld in artikel 3.1 onder b bedraagt niet meer dan 47;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan in het bouwvlak is aangegeven.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend binnen het bestemmingsvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter indien voor de voorgevelrooilijn wordt geplaatst, of 2 meter indien achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ dienen de gronden niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van het gestelde in artikel 3.2 onder c voor het toestaan van meer woningen indien er minder zorgeenheden zoals gemaximaliseerd in 3.2 onder d worden gerealiseerd op voorwaarde dat voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 8.1.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 3.1 sub a en b gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
    • 1. De functies zijn slechts mogelijk indien rekening wordt gehouden met de van toepassing zijnde hogere waarde;
    • 2. In een gebouw waarop een hogere waarde van toepassing is, is het geluidniveau in verblijfruimtes maximaal 33 dB vanwege spoor- en/of wegverkeerslawaai;
  • b. Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
    • 1. De bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefmilieu van de woonomgeving;
    • 2. De bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
    • 3. Het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken. Onevenredige hinder door klantenbezoek en leveranciers moet worden voorkomen;
    • 4. De bedrijfsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie;
    • 5. Er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en direct in verband met het beroep;
    • 6. Buitenopslag ten behoeve het bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd.
3.5 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie
  • a. Bij ingebruikname van de eerste woning binnen het project, dienen maatregelen te zijn getroffen ten behoeve van de waterbergingscapaciteit, met dien verstande dat wordt voorzien in 113 mcompenserende waterberging.
  • b. De compenserende waterberging als bedoeld onder a van dit artikellid, wordt aangelegd in de vorm van toereikende verbreding van bestaande waterpartijen binnen het natuurgebied Molenwetering aan het Weteringpad.
  • c. De initiatiefnemer maakt hiervoor privaatrechtelijke afspraken met de eigenaar van de gronden waar de compenserende waterberging wordt gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bebouwingsgrenzen geluidsgevoelige objecten

Onverminderd het bepaalde in het plan mogen geluidgevoelige objecten slechts worden gebouwd indien:

  • a. voldaan kan worden aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden;
  • b. voldaan wordt aan de vastgestelde hogere grenswaarden uit het Besluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met kenmerk [2023-00003386] van de ODMH en de in dit besluit opgenomen voorwaarden.
5.2 Toevoegen Bevi-inrichting of risicovol bedrijf

Het is, onverminderd het bepaalde in de voor deze gronden geldende bestemming(en), niet toegestaan om in het plangebied een nieuwe Bevi inrichting of een risicovol bedrijf op te richten.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksbedrijf of een prostitutiebedrijf;
  • b. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een bedrijfswoning, tenzij de bedrijfswoning expliciet is toegestaan binnen de regels;
  • c. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    • 1. Staan- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. Staanplaats van voertuigen waarin detailhandel plaatsvindt;
    • 3. Kampeer- of caravanterrein;
    • 4. Opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    • 5. Lawaaisporten.
  • d. Een gebruik van gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken ten behoeve van een geluidszoneringsplichtige inrichting.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:

  • a. De bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3.50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals:
    • 1. Wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
    • 2. Transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  • b. Het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is.
7.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning zoals genoemd in artikel 7.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Parkeren
8.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeren' geldt dat het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning kan verlenen voor de activiteit bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in regels strijd met ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  • a. In het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
    • 1. Voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
    • 2. De parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

8.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.1, indien:

  • a. Aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
  • b. Op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.

8.1.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 8.1.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

8.2 Geluidzone - Industrie

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.

Artikel 9 Voorwaardelijke verplichting sociale woningbouw

Van de binnen het plangebied te realiseren woningen dient, onder verwijzing naar de gemeentelijke Verordening doelgroepen woningbouw Alphen aan den Rijn 2022 of opvolgende regeling, te worden gebouwd en in stand gehouden:

  • a. minimaal 30% van het totaal aantal te realiseren woningen in de categorie sociale huurwoning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Noorderkeerkring 20, Alphen aan den Rijn'.