| Plan: | PCT-terrein |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.1672.BPHD20100001-VG01 |
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Bestaande situatie
Het plangebied bestaat op dit moment uit een open akkerland met enkele sloten en bedrijfspanden.
Beoogde ontwikkelingen
In het plangebied wordt de realisatie van bedrijfspanden en de aanleg van wegen, groen en water (50% natuurvriendelijke oevers) mogelijk gemaakt. De werkzaamheden zullen bestaan uit:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Normstelling
Flora- en faunawet
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet (Ffw) van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw stelt (artikel 2):
De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt eveneens geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Derhalve komt gebiedsbescherming in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl , FLORON, 2002 en www.waarneming.nl ) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Daarnaast is gebruikgemaakt van het rapport Natuurtoets PCT-terrein Boskoop (Grontmij 2005) inclusief een inventarisatie door AquaSense (2005) van de amfibieën, vissen en reptielen.
Flora
Het plangebied bestaat op dit moment uit een open akkerland met enkele sloten. Gezien het intensieve landgebruik is volgens het Grontmij-rapport het voorkomen van beschermde soorten op het akkerland onwaarschijnlijk. Tijdens het veldonderzoek eind april 2005 (AquaSense) zijn geen beschermde soorten waargenomen in de sloten. De begroeiing is hier beperkt tot schedefonteinkruid en sterrenkroos. Mogelijk dat zwanenbloem hier voorkomt, het voorkomen van andere beschermde soorten op een later tijdstip in het jaar is niet erg waarschijnlijk.
Vogels
Gezien het intensieve landgebruik en de afwezigheid van opgaande begroeiing, zal het voorkomen van broedvogels beperkt zijn tot een enkele meerkoet of wilde eend in de sloten of Derde Tocht en een kievit of scholekster op het bouwland (Grontmij, 2005). Tevens komen fazanten en patrijzen voor.
De beplanting rond het natuurkampeerterrein aan de noordzijde vormt het broedgebied van verschillende struweelvogels zoals braamsluiper, grasmus, fitis en zwartkop. Buizerd, sperwer en torenvalk worden hier eveneens als broedvogel genoemd.
In de herfst en winter worden in de droogmakerijen grote aantallen kieviten waargenomen naast goudplevieren, grauwe en kolganzen en in veel kleinere aantallen watersnip en witgatje. Tevens zijn er dan verschillende soorten roofvogels aanwezig als bruine kiekendief en sperwer en incidenteel blauwe kiekendief, slechtvalk en velduil. De betekenis van het studiegebied voor doortrekkers en overwinteraars is vanwege de beperkte omvang van het gebied en de lage dichtheden vrij gering.
Amfibieën, reptielen en vissen
Het voorkomen van vissen en amfibieën is eind april 2005 door AquaSense in het veld geïnventariseerd. Alle sloten zijn afgelopen met een handschepnet en om de 25-50 m is gemonsterd. In de derde tocht is additioneel een trek met het leusnet (sleepnet) genomen van circa 20 m. De vangsten zijn beperkt tot tiendoornige stekelbaars en driedoornige stekelbaars. In de sloot oostelijk van het perceel langs de weg (N455) zijn enkele bruine kikkers waargenomen. Deze sloot maakt echter geen deel uit van het project en zal behouden blijven. Naast bruine kikkers, komen naar verwachting ook de groene kikker, gewone pad en kleine watersalamander voor in het plangebied.
De ringslang is niet in het plangebied te verwachten door het ontbreken van geschikt biotoop en de afwezigheid van de soort in de ruime omgeving.
Zoogdieren
In het studiegebied komen met name algemene soorten voor. Het betreft de egel, mol, haas, konijn, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis en veldmuis. Uit het plangebied en omgeving zijn volgens het Natuurloket vier soorten vleermuizen bekend (naar verwachting gewone en ruige dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis). Deze soorten maken van het plangebied gebruik als foerageergebied.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen) of andere soorten. Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.9 Beschermde soorten in het plangebied en hun beschermingsregime
| vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | zwanenbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, haas en konijn bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad |
|
| ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | geen | |
| tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | |
| bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
| vogels | cat. 1 t/m 4 | sperwer, buizerd en slechtvalk | |
| cat. 5 | torenvalk |
Toetsing
Soortenbescherming
Voor de ingreep is geen ontheffing nodig voor tabel 1-soorten aangezien hiervoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) op te starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.
Voor aantasting van vaste nesten van broedvogels is een ontheffing nodig van de Ffw. Voor de uitvoering van dit plan hoeven geen bomen gekapt te worden, zodat nader onderzoek niet nodig is.
Vleermuizen gebruiken het gebied mogelijk als foerageergebied. Er vinden in het plangebied geen ontwikkelingen plaats die essentiële vliegroutes en/of foerageergebieden van vleermuizen aantasten. Door de nieuwe inrichting met groenstroken, wordt het gebied waarschijnlijk zelfs aantrekkelijker voor vleermuizen.
Voor vrijwel alle soorten die door het plan worden beïnvloed (beschermd en onbeschermd), geldt dat deze landelijk (zeer) algemeen zijn. De meeste soorten kunnen in de directe omgeving van het plangebied nieuw leefgebied vinden en ook de nieuwe groeninrichting in het plangebied zal aan diverse soorten nieuw leefgebied bieden. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten komt derhalve niet in gevaar.
Zorgplicht
In de Ffw staat ook het principe van 'zorgvuldige handelen' beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook al geldt voor deze soorten een vrijstelling).
Conclusie