Plan: | Hogeveenseweg 57, 59 en 87, Benthuizen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B155BHhogevwg5787-ON01 |
De gemeenteraad van de voormalige gemeente Rijnwoude heeft op 11 december 2008 het bestemmingsplan Bentwoud vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een deel van het Bentwoud mogelijk. Het Bentwoud is een grootschalig bos- en natuurgebied tussen Zoetermeer/Rijnwoude en Waddinxveen/Boskoop. Het basisplan hiervoor is inmiddels nagenoeg gerealiseerd.
Firma Dijkshoorn/Groen Service Bentwoud (hierna: initiatiefnemer of Dijkshoorn) bezit gronden binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan Bentwoud. Voor een deel van deze gronden is in het bestemmingsplan Bentwoud de bestemming gewijzigd van “Agrarisch” naar “Recreatiebos”, “Natuurbos”, “Water” en “Verkeersdoeleinden”. De gronden zijn in 2015 overgedragen aan de provincie Zuid-Holland ten behoeve van de realisatie van het Bentwoud.
Het deel van de gronden dat in bezit van Dijkshoorn blijft, had aanvankelijk de bestemming “Agrarische doeleinden” en “bedrijfsdoeleinden-grasdrogerij” gekregen. Tegen deze bestemming is beroep ingesteld. Dit beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (afgekort: RvS) op 5 januari 2011 gedeeltelijk gegrond verklaard. Binnen deze bestemmingen zou Dijkshoorn zijn bedrijfsvoering niet kunnen uitvoeren. Een wijziging van de bedrijfsvoering was alleen middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk. De Afdeling achtte deze regeling niet redelijk. Dit is dan ook reden geweest dat de RvS de plankaart van het bestemmingsplan Bentwoud binnen de bouwvlakken Hogeveenseweg 57/59 en 87, eigendom van Dijkshoorn, heeft vernietigd.
De gemeente is naar aanleiding van de uitspraak van de RvS gehouden om het bestemmingsplan van deze twee gebieden te herzien. Nadien zijn overleggen gestart tussen de provincie Zuid-Holland, de voormalige gemeente Rijnwoude, Bureau Beheer Landbouwgronden en Dijkshoorn om te komen tot een minnelijke oplossing over een grondruil. Dit heeft geleid tot een intentieovereenkomst, die op 27 december 2012 door de partijen is ondertekend, waarin afspraken zijn gemaakt over een grondruil en ruimere bestemmingsmogelijkheden van de twee deelgebieden waaraan de RvS goedkeuring heeft onthouden.
Een vergroting van de bouwvlakken van beide locaties en een verruiming van de planologische mogelijkheden van de aldus vergrote erfpercelen maken onderdeel uit van de intentieovereenkomst. De verruimde planologische mogelijkheden aan de Hogeveenseweg 57/59 betreffen een uitbreiding van de bedrijfsvoering op het vlak van compostering en het drogen van gras- en akkerbouwproducten en organische reststoffen en het oprichten van een manege. Aan de Hogeveenseweg 87 betreffen de verruimde planologische mogelijkheden het oprichten van verblijfsrecreatieve voorzieningen.
De raad van de voormalige gemeente Rijnwoude heeft op 14 november 2013 ingestemd met de in de intentieovereenkomst afgesproken nieuwe functies met uitzondering van het oprichten van een composteerinrichting aan de Hogeveenseweg 57/59. Als vervolg hierop zijn begin 2014 nieuwe onderhandelingen gevoerd tussen contractspartijen. Dit heeft erin geresulteerd dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van de kolengestookte (gras)drogerij met een jaaromzet van 14.000 ton worden beëindigd. In plaats hiervan wordt alleen een composteerinrichting mogelijk gemaakt met een omzet van maximaal 14.000 ton op jaarbasis. Daarnaast worden de manegeactiviteiten uitgebreid.
De voorgestane aanpassingen nabij het recreatieve knooppunt zijn planologisch en landschappelijk inpasbaar. Vanuit milieuoogpunt is sprake van een verbetering, omdat een drogerij een milieubelastende activiteit in milieucategorie 4.1 betreft, terwijl een composteerinrichting onder milieucategorie 3.2 valt.
Dit bestemmingsplan vormt de planologische vertaling van de afspraken uit de intentieovereenkomst en het nadien genomen besluit van de raad van Alphen aan den Rijn d.d. 25 september 2014, waarin is besloten het raadsbesluit van 14 november 2013 in te trekken, kennis is genomen van de ruimtelijke ontwikkeling op beide percelen en een coördinatiebesluit is genomen op grond van artikel 3.3 Wro om een gecoördineerde behandeling van de in het raadsbesluit genoemde gevallen mogelijk te maken.
Beide deelgebieden liggen in Benthuizen in de gemeente Alphen aan den Rijn. Aan de noordzijde worden de plangebieden begrensd door de Hogeveenseweg. Aan de zuidzijde ligt recreatiegebied Bentwoud (hierna: het Bentwoud). Het plangebied en omgeving is weergegeven in afbeelding 1.
De locatie aan de Hogeveenseweg 57/59 wordt aan de oostzijde begrensd door bedrijven. Aan de westzijde is in het kader van de ontwikkeling van het Bentwoud een fietspad en een ontsluitingsweg naar een parkeerterrein aangelegd. De weg is ontsloten op de rotonde. Vanaf het parkeerterrein en het fietspad is het Bentwoud toegankelijk voor recreanten.
De locatie aan de Hogeveenseweg 87 wordt aan de westzijde begrensd door een woning. Aan de oostzijde van het perceel ligt het Bentwoud. De exacte begrenzing van de twee deelgebieden is weergeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1: Ligging twee deelgebieden aan de Hogeveenseweg.
Voor de gedeelten van de plangebieden waarvoor het bestemmingsplan Bentwoud is vernietigd (zie afbeelding 2 en 3) is het onderliggende bestemmingsplan “Benthuizen Landelijk gebied 1984” geldend. Dit bestemmingsplan is op 17 december 1984 vastgesteld door de raad en op 25 maart 1986 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Op 17 augustus 1987 is het plan onherroepelijk geworden na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De bestemming voor beide plangebieden is “Agrarisch bouwperceel”.
Voor het deel van de plangebieden dat buiten de vernietigde bouwvlakken valt is het bestemmingsplan Bentwoud geldend. Dit bestemmingsplan is door de raad van de voormalige gemeente Rijnwoude op 11 december 2008 vastgesteld en op 7 juli 2009 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. Op 5 januari 2011 is het plan grotendeels onherroepelijk geworden na uitspraak van de Raad van State. De geldende bestemmingen zijn “Recreatiebos” en “Bedrijf- benzineservicestation”.
Afbeelding 2; uitsnede bestemmingsplan Bentwoud; Afbeelding 3; uitsnede bestemmingsplan Hogeveenseweg 57/59. Bentwoud; Hogeveenseweg 87.
In Hoofdstuk 2 wordt een omschrijving gegeven van de bestaande functionele en ruimtelijke situatie. Een planbeschrijving van de nieuwe situatie is opgenomen in Hoofdstuk 3. In Hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders van Rijk, provincie, regio en gemeente beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt stilgestaan bij de diverse sectorale aspecten en de wijze hoe het plan op een goede ruimtelijke manier met deze aspecten omgaat. De waterparagraaf is opgenomen in Hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 beschrijft de omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 7 wordt vervolgens de juridische opzet van het bestemmingsplan beschreven. Hoofdstuk 8 toont aan op welke wijze het plan in economische zin uitvoerbaar is. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is opgenomen in Hoofdstuk 9.
Beide locaties liggen in de Hazerswoudsche Droogmakerij in het centrale deel van het Groene Hart. De polder is in de tweede helft van de achttiende eeuw drooggemalen, vanaf twee ontginningsbases, waarvan de Hogeveenseweg er één is. De na de ontginning vrijgekomen grond was zeer geschikt voor akkerbouw en veeteelt. Na de Tweede Wereldoorlog nam het aandeel veehouderij af en kwam er meer landbouw in de Hazerswoudsche Droogmakerij. De inrichtingen van Dijkshoorn maakten onderdeel uit van dit areaal aan landbouw.
Het landschap wordt tegenwoordig nog steeds gekenmerkt door de strakke lijnen die vooral de verkaveling en de ontwateringssloten bij de aanleg meekregen. Dwars op deze ontwateringssloten liggen de Eerste en Tweede Tocht. Ze liggen op een afstand van ongeveer 500 m van elkaar en vervullen een belangrijke rol in de afwatering van de polder.
Het huidige beeld van bebouwing aan de Hogeveenseweg is dat van bebouwingsclusters in de polder van de droogmakerij. De clusters bestaan elk uit meerdere gebouwen die al dan niet een functionele samenhang met elkaar hebben. Binnen de bebouwingsclusters is een grote variatie in verschijningsvorm. Deze variatie zit in korrelgrootte, bouwhoogte, oriëntatie en beeldkwaliteit.
Met de realisatie van het Bentwoud verandert het beeld de komende jaren van bebouwingsclusters in de polder naar bebouwingsclusters in een boscomplex. Dit boscomplex vormt een besloten natuur- en recreatielandschap.
Hogeveenseweg 57/59
Deze locatie ligt op het zuidoostelijk kwadrant van de rotonde aan de N455. Komende vanuit Hazerswoude-Dorp en Benthuizen ligt de locatie op een zichtlocatie. Aan deze zijde bevindt zich de bedrijfswoning en bijbehorende tuin. Ten oosten, zuiden en westen van de locatie wordt het Bentwoud gerealiseerd, waardoor de locatie wordt ingekaderd door het boscomplex. Ten westen van de locatie ligt een fietspad en parkeerterrein om het Bentwoud te ontsluiten. De bebouwing op de locatie Hogeveenseweg 57 en 59 vormt samen één bebouwingscluster. De woning bevindt zich direct aan de Hogeveenseweg, is hierop georiënteerd en is overwegend één bouwlaag met een kap. De bedrijfspanden zijn groter van maat en schaal en staan verder naar achteren op de kavel. Deze gebouwen zijn georiënteerd op het erf.
Aan de Hogeveenseweg, direct grenzend aan het tankstation, bevindt zich een kleinschalige loods.
Afbeelding 4: Luchtfoto Hogeveenseweg 57/59 met rechts de rotonde en links het tankstation.
Hogeveenseweg 87
Ook de locatie Hogeveenseweg 87 vormt, samen met de naastgelegen woning, een bebouwingscluster aan de Hogeveenseweg. De bedrijfswoning is op de Hogeveenseweg georiënteerd. Ten noordoosten van de woning bevindt zich een grote voortuin. De bedrijfsgebouwen liggen ten oosten en ten zuiden van de bedrijfswoning. De bedrijfsbebouwing past wat betreft korrel en bouwhoogte goed bij de bedrijfswoning. De bouwhoogte is overwegend 1 bouwlaag met een kap.
Aan de oostzijde wordt het perceel begrensd door volwassen opgaande beplanting. Het beeld van dit bebouwingscluster vanaf de Hogeveenseweg is hierdoor zeer groen.
Afbeelding 5: Luchtfoto Hogeveenseweg 87.
De Hogeveenseweg is een gemengd gebied. Hieraan bevinden zich agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven en burgerwoningen. Door de komst van het Bentwoud vindt er een transformatie plaats, waarbij de puur agrarische functies verdwijnen en plaats maken voor functies die een binding hebben met het Bentwoud, zoals een kinderboerderij, kamperen en fietsenverhuur.
Hogeveenseweg 57/59
Ten noordwesten van de locatie ligt een rotonde. De zuidelijke tak van de rotonde doet dienst als ontsluiting van de locatie. Met de aanleg van het Bentwoud is dit openbaar terrein. De weg is doorgetrokken ten behoeve van de ontsluiting van een inmiddels gerealiseerd parkeerterrein. De locatie van Dijkshoorn komt hiermee direct aan één van de entreegebieden van het Bentwoud te liggen. Op het noordwestelijke deel van het perceel bevindt zich de bedrijfswoning (zie nummer 1 in afbeelding 6) en de bijbehorende bijgebouwen en privé tuin.
Ten oosten van de bedrijfswoning bevindt zich de drogerij (2). De drogerij is een installatie aangedreven met kolen, waar enkele maanden per jaar afgedragen tuinbouw gewassen, gras en luzerne worden gedroogd. In de twee loodsen (3) ten zuiden van de bedrijfswoning worden landbouwproducten gesorteerd, bewerkt en opgeslagen. De opgeslagen landbouwproducten worden hier op natuurlijke wijze gedroogd met behulp van ventilatie. Tevens worden de loodsen gebruikt voor enkele ondersteunende nevenactiviteiten, zoals klein onderhoud aan voertuigen en reparatie van houten emballage en jute zakken. Ten zuiden van de loodsen bevindt zich een buitenrijbaan (4) van 20 x 40 meter met ten westen daarvan een blokhut, die dienst doet als kantine. Hier wordt les gegeven aan kleine groepen kinderen, menlessen met een karretje en enkele privé lessen overdag. De stallen (5) van de pony's en paarden bevinden zich ten westen van de drogerij. Ten oosten van de drogerij bevinden zich een loods, silo's en schoorsteen met zendinstallatie (6) van de drogerij. Deze zijn in het bestemmingsplan Bentwoud bestemd als “Bedrijf- benzineservicestation”. Deze silo's maken echter functioneel onderdeel uit van de drogerij. De bestemming is hierdoor niet passend. Dit zal in dit bestemmingsplan worden meegenomen. De inrichting zal worden vergroot tot aan de gele lijn. Dit gebied is nu nog in gebruik als landbouwgrond (7).
Er is nu één primaire interne ontsluitingsstructuur; het centrale erf, waar zowel de gebruikers van de manege als het vrachtverkeer gebruik van maken. Hoewel de verkeersintensiteit van beide verkeersstromen laag is, zou splitsing van deze stromen gewenst zijn i.v.m. verkeersveiligheid. Daarnaast heeft de inrichting via de schuur van de drogerij, de garage en onder de silo's door een directe ontsluiting op de Hogeveenseweg. Deze laatste wordt als calamiteitenroute gebruikt.
Afbeelding 6: Luchtfoto met aanduiding functies en aanduiding ontsluiting.
Hogeveenseweg 87
Deze locatie wordt direct ontsloten vanaf de Hogeveenseweg. De bedrijfswoning (zie nummer 1 in afbeelding 7) en de bijbehorende bijgebouwen en privé tuin bevinden zich aan de noordwestzijde van het perceel. De overige gebouwen (2) zijn in gebruik voor opslag van landbouwproducten, landbouwvoertuigen en materieel. De meest zuidelijke loods heeft ventilatoren voor het drogen van landbouwproducten. De inrichting zal worden vergroot tot aan de gele lijn. Dit gebied is nu nog in gebruik als landbouwgrond (3).
Afbeelding 7: Luchtfoto met aanduiding functies en aanduiding ontsluiting.
Het huidige ruimtelijke en functionele kader van beide locaties wordt nu gevormd door de droogmakerij met haar agrarische functie en herkenbare structuur. Voor de toekomstige situatie van de locaties is de functionele en ruimtelijke invulling van het Bentwoud leidend geweest.
De bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de bestaande kolengestookte (gras) drogerij worden beëindigd. De drooginstallatie, inclusief de bijbehorende silo's, schoorsteen en dakopbouw op de bedrijfshal worden gesloopt. Het gebouw waar de drogerij in staat zal worden gehandhaafd en komt ten dienste van de manege.
De buitenbak en de kantine van de manege zullen worden verplaatst ten behoeve van een efficiënte en doelmatige indeling van de inrichting. Deze efficiënte en doelmatige indeling betekent dat er zo veel als mogelijk een functionele scheiding tussen de manege en het belucht composteren/biologisch drogen wordt gerealiseerd en dat de activiteit met de grootste effecten op de omgeving zo ver mogelijk ten opzichte van gevoelige functies wordt gesitueerd.
Wijzigen activiteit verwerken van afgedragen tuinbouw gewassen
In de huidige situatie worden afgedragen tuinbouw gewassen, gras en luzerne verwerkt door middel van drogen in de kolengestookte drogerij. In de toekomstige situatie zal verwerking van deze gewassen kunnen plaatsvinden door dit te composteren of biologisch te drogen binnen de door het bevoegd gezag te verlenen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Dit heeft een positieve invloed op het gebruik van fossiele brandstoffen. De bedrijfsvoering zal zich gaan richten op het vlak van compostering en het drogen van gras- en akkerbouwproducten en organische reststoffen. Op jaarbasis zal er maximaal 14.000 ton biomassa belucht worden gecomposteerd/biologisch worden gedroogd. De composteervakken zijn gedimensioneerd op deze capaciteit. De biomassa is afkomstig uit de nabije omgeving.
Ten behoeve van het composteren zullen 6 vakken met een geperforeerde vloer worden aangelegd. De oppervlakte van de composteervakken is ca. 20 x 65 meter. De voorzijde van de composteervakken wordt ca. 5 meter hoog, de achterzijde ca. 4 meter. In verband met geuremissie worden de composteervakken van een lessenaarsdak voorzien. De voorzijde blijft open. De eerste 2 vakken (zie afbeelding 8, nummer 1) zijn opslagvakken, bestemd voor ontvangst van het product. De te ontvangen biomassa bestaat uit boomstobben, afgedragen tuinbouwgewassen, gras, groenafval, en bladvuil. Het grove materiaal wordt voor het composteren eerst verkleind en vervolgens gemengd met het overige materiaal. Vervolgens wordt de biomassa in één van de vier composteervakken (2) met beluchte vloer gebracht. De biomassa verblijft hier 4 weken. Daarna wordt het op ruggen nagerijpt (3), waarbij het periodiek wordt omgezet met een omzetmachine. Naast de composteervakken komt een silo (4) voor wateropslag ten behoeve van het composteren. Voor de ontvangst van de biomassa zullen een kantoortje en een weegbrug (5) worden gerealiseerd. Daarnaast zullen de bestaande loodsen en gestookte drogerij, zoals in de bestaande situatie dienst blijven doen voor de bedrijvigheid op het gebied van biomassa.
Afbeelding 8 Inrichtingsschets Hogeveenseweg 57/59.
Het aantal arbeidsplaatsen zal ten behoeve van deze uitbreiding niet toenemen. De werkzaamheden kunnen door dezelfde werknemers die al in dienst zijn worden uitgevoerd. Ook de voertuigen en het materieel dat nodig is voor de werkzaamheden, zoals een shovel, hakselaar en de loods voor klein onderhoud zijn al aanwezig en zullen ook voor het composteren worden ingezet.
Mogelijk maken manege, Stal Yadoki
De binnenbak (6), verplaatste buitenbak (7) en eenvoudige kantine (8) worden aan de oostzijde van de inrichting, tussen gevoelige functies buiten de inrichting en de composteeractiviteiten, gesitueerd. De bestaande bedrijfsbebouwing van de kolengestookte drogerij zal worden gebruikt voor de stalling van paarden (9). In het voorste gedeelte van de bedrijfsbebouwing (bedrijfspand van 1 bouwlaag met een gebroken kap), wordt een bedrijfswoning voor de manege gerealiseerd (10). De manege zal worden uitgebreid met een binnenbak (6). Deze binnenbak (maximaal 40 x 80 meter) maakt het mogelijk om ook met slecht weer de lessen doorgang te laten vinden. De afmeting van de binnenbak maakt deze zeer geschikt voor menlessen. Hoewel de focus nog wel op privé en kleine groepen blijft liggen kan de omvang van de lessen door realisatie van de binnenbak toenemen. Het streven is maximaal het dubbele.
Tussen de binnenbak en de verplaatste buitenbak (maximaal 20 x 60 meter) zal een eenvoudige kantine worden gerealiseerd, van waaruit zowel de binnen- als de buitenbak zijn te overzien. De kantine is, evenals de huidige kantine, kleinschalig. De primaire functie van de kantine is een beschutte plek voor ouders tijdens de lessen van de kinderen, sanitaire voorzieningen en het nuttigen van koffie, thee, limonade en eenvoudige snacks.
Antennemast
In de huidige situatie bevindt zich een GSM-antenne op de schoorsteen van de drogerij. Deze voorziet in de behoefte voor een goede dekking voor GSM-ontvangst, onder meer in het Bentwoud. Door de sloop van de schoorsteen is er behoefte aan een vervangende antennemast. Deze wordt planologisch mogelijk gemaakt in de zuidoosthoek van de inrichting. De mast (11) is niet hoger dan 25 meter en heeft een ranke vormgeving.
Deze locatie krijgt een recreatieve bestemming. De noordzijde van deze locatie, grenzend aan de Hogeveenseweg, blijft ongewijzigd wat betreft ruimtelijke verschijningsvorm. Er wordt binnen deze inrichting geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. De bestaande agrarische bebouwing zal ruimte gaan bieden aan een landwinkel (1), kampeerboerderij met kantine (2) bedrijfswoning met Bed & Breakfast en kantoor (3). Ten zuiden van de bestaande agrarische gebouwen komt een mini-camping. Hier is ruimte voor maximaal 10 kampeermiddelen (4). De uitstraling van dit gedeelte van de locatie wordt bepaald door gras en eenvoudige onverharde paden. De nieuwe situatie is weergegeven in afbeelding 9.
Afbeelding 9: Inrichtingsschets Hogeveenseweg 87.
Hogeveenseweg 57/59
De ontsluiting van de inrichting blijft gelijk aan de huidige ontsluiting zoals beschreven in paragraaf 2.3. Dit betekent dat alle nieuwe ontwikkelingen vanaf de rotonde zullen worden ontsloten. Het tankstation blijft via de Hogeveenseweg ontsloten.
Binnen de inrichting zelf zal de ontsluiting wel worden aangepast. Het uitgangspunt is het zo veel als mogelijk scheiden van verkeersstromen van de manege (a) en het composteren/biologisch drogen (b). In de zuidoosthoek van de locatie wordt een directe verbinding naar het Bentwoud gerealiseerd. Deze is uitsluitend bedoeld voor bosritten te paard en is niet openbaar toegankelijk.
Hogeveenseweg 87
De ontsluiting van de inrichting blijft gelijk aan de huidige ontsluiting zoals beschreven in paragraaf 2.3. Aan de zuidzijde van de locatie wordt een directe voetgangersverbinding naar het Bentwoud gerealiseerd. Deze is uitsluitend bedoeld voor gasten van de recreatieve voorziening en is niet openbaar toegankelijk.
Hogeveenseweg 57/59. Hogeveenseweg 87.
Afbeelding 10: Ontsluiting inrichting (rood), parkeren (blauw) en verbinding Bentwoud (groen).
Ontsluiting langzaam verkeer
Een klein deel van de noordwesthoek van de privétuin van Dijkshoorn is overgedragen aan de provincie ten behoeve van het inmiddels gerealiseerde fietspad. Hierdoor ontstaat er ruimte om een veilige oversteek te kunnen maken van de noordzijde van het Hogeveenseweg naar het Bentwoud. Voor de bezoekers van de manege, die veelal op de fiets komen, betekent dit tevens een sterke verbetering in de verkeersveiligheid ten opzichte van de oude situatie.
De gemeente Alphen aan den Rijn heeft op 28 mei 2015 de 'Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2014 gemeente Alphen aan den Rijn' vastgesteld. In deze nota zijn parkeernormen vastgesteld die gebruikt zullen worden als toetsingskader bij nieuwbouw en functiewijzigingen. Voor functies buiten de bebouwde kom is het beleidsuitgangspunt dat het parkeren op eigen terrein plaats dient te vinden.
De parkeernota geeft geen normen voor het kamperen, de landwinkel en een manege. Hiervoor zijn de parkeernormen conform de ASVV 2012 aangehouden. Voor de beoogde activiteiten op het terrein van Dijkshoorn zijn op basis van de parkeernota en de ASVV 2012 de onderstaande aantallen parkeerplaatsen nodig.
Tabel 3.1: Parkeerbehoefte overeenkomstig Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen 2014.
De berekende 24 parkeerplaatsen voor het composteren en drogen is in de praktijk geen reëel aantal. Initiatiefnemer heeft in de piek maximaal 6 werknemers aan het werk. Het aantal werknemers en bezoekers zal na de wijziging van de activiteit naar verwachting niet toenemen. De werkzaamheden worden door dezelfde werknemers uitgevoerd. In de praktijk blijkt dat in de huidige situatie 5 parkeerplaatsen voldoende zijn. Omdat de parkeernomen kerncijfers zijn en de daadwerkelijke situatie anders kan zijn, wordt voorgesteld om op dit punt af te wijken en aan te sluiten bij de praktijkervaring, ofwel 5 reguliere parkeerplaatsen en 7 reserve parkeerplaatsen achter de zeefloods die gebruikt kunnen worden bij piekbelastingen.
De overige benodigde aantallen parkeerplaatsen sluiten goed aan bij het verwachtte aantal werknemers en bezoekers en zullen binnen de inrichting worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen voor de B&B is daarbij naar beneden afgerond omdat de parkeernorm is afgeleid van de parkeernorm voor 10 hotelkamers. In de B&B zijn maximaal vier kamers beschikbaar en in de kampeerboerderij maximaal 20 plaatsen. Op basis hiervan wordt voor de locaties het onderstaande aantal parkeerplaatsen gerealiseerd.
Tabel 3.2: parkeerplaatsenplan nieuwe situatie.
Activiteit | Benodigd aantal parkeerplaatsen |
Hogeveenseweg 57/59 | |
Composteren | 12 |
Manege | 16 |
Hogeveenseweg 87 | |
B&B | 4 |
Kamperen | 13 |
Landwinkel | 4 |
Hogeveenseweg 57/59
In afbeelding 10 is de parkeergelegenheid weergegeven. De parkeerplaatsen voor zowel de manege (a) als de bedrijvigheid (b) worden zo dicht mogelijk bij de entree van de inrichting gesitueerd om de verkeersbewegingen op de inrichting zo gering mogelijk te houden. Uitsluitend ten behoeve van de eigen bedrijfsactiviteiten kunnen er incidenteel vrachtwagens voor een kort tijdsbestek geparkeerd staan op de inrichting. Dit gebeurt gewoon op het erf. Hiervoor is voldoende ruimte.
Hogeveenseweg 87
In afbeelding 10 is de parkeergelegenheid weergegeven. De kampeermiddelen (maximaal 10) krijgen elk een eigen opstelplaats. Daarnaast zijn er enkele opstelplaatsen voor de landwinkel (a) en wordt er een parkeergelegenheid gemaakt voor de bezoekers (b).
De definitieve parkeeroplossing wordt geborgd in de Overige regels van het bestemmingsplan.
Conform de provinciale Verordening ruimte (zie paragraaf 4.2.2) dient een bestemmingsplan een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten wanneer er een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk worden gemaakt, waarin de effecten van deze ontwikkeling op bestaande kenmerken en waarden worden beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft. In de beeldkwaliteitsparagraaf moet worden toegelicht op welke manier de nieuwe bestemming een bijdrage levert aan de provinciale ambities om de ruimtelijke kwaliteiten (gebiedsprofiel) van het gebied te behouden en te versterken. De provinciale ambitie voor beide gebieden is gericht op een samenhangende visie op de droogmakerij als geheel in relatie met zijn omgeving als basis voor de aanpak van de urgente wateropgave. De genoemde samenhangende visie wordt gevormd door de visie op het Bentwoud, waarbij de droogmakerij transformeert tot grootschalig boscomplex.
Hogeveenseweg 57/59
De beeldkwaliteit wordt sterk verbeterd door het slopen van ontsierende installaties van de kolengestookte drogerij, het realiseren van een fraaie groene erfscheiding en het realiseren van een tweede bedrijfswoning in de bestaande bebouwing aan de Hogeveenseweg 59. De uitstraling past bij het huidige gevarieerde beeld van de Hogeveenseweg (zie afbeelding 11 en 12).
De binnenbak en de kantine liggen op enige afstand van de Hogeveenseweg. Voor de uitstraling van de manege en kantine zal aansluiting worden gezocht bij de reeds aanwezige bebouwing in het gebied, zodat dit aansluit bij de bestaande ruimtelijke kwaliteit.
De activiteiten ten behoeve van het composteren en biologisch drogen dragen niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het Bentwoud. Om die reden is er een landschapsinpassingsplan gemaakt, dat de uitstraling van de inrichting naar het buitengebied bepaalt. Dit landschapsinpassingsplan vormt een bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan, zodat de realisatie hiervan is geborgd.
Afbeelding 11: Huidige situatie. Afbeelding 12: Beoogde situatie.
Hogeveenseweg 87
De ontwikkeling van deze locatie heeft een zeer gering ruimtelijk effect dat uitstraalt buiten de inrichting. De bebouwing blijft ongewijzigd en de camping betreft een grasveld, waar seizoensgebonden kampeermiddelen kunnen staan.
Vanuit de camping zal er geen specifieke erfscheiding met het Bentwoud worden gerealiseerd. De camping is als het ware een open terrein, ingekaderd door een groene bosmassa van het Bentwoud. De verlichting op de camping zal niet hoger dan 2 m zijn
In dit hoofdstuk wordt het relevante Europees-, rijks-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), in werking getreden op 13 maart 2012, streeft het Rijk naar de uitgangspunten dat Nederland concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig moet zijn. Hierbij wordt een aanpak gehanteerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, die de gebruiker voorop zet, die investeringen scherp prioriteert en die ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang uit de nieuwe Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij onder andere om rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen en ecologische hoofdstructuur (EHS), thans Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Het Barro staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'Ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent dat in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Hierna wordt de planontwikkeling getoetst aan de Ladder, zoals deze vanaf 1 juli 2017 geldt.
Toetsing initiatief aan Ladder voor duurzame verstedelijking
De belangrijkste motiveringsplichten van de nieuwe Ladder, namelijk dat de behoefte aan een nieuwe ontwikkeling moet worden aangetoond en dat moet worden toegelicht – als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd – waarom het bestaand stedelijk gebied niet geschikt is voor de nieuwe ontwikkeling, vloeien voort uit andere wettelijke normen en jurisprudentie. Ook in het geval er geen sprake is van een formele 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', moet toch het nut en de noodzaak aan die ontwikkeling en de uitvoerbaarheid daarvan worden aangetoond.
De composteerinrichting wordt mogelijk gemaakt om tegemoet te komen aan de Uitspraak van de Raad van State, omdat de aanduiding grasdrogerij in het bestemmingsplan onnodig was beperkt. Desondanks is deze ontwikkeling in paragraaf 4.2.2.1 getoetst aan de Ladder. Met betrekking tot de overige ontwikkelingen op de Hogeveenseweg 57/59 hoeft de duurzaamheidsladder niet getoetst te worden, omdat hier geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Datzelfde geldt voor de ontwikkelingen op het perceel Hogeveenseweg 87.
Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De ontwikkeling is voorts in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking. Vanuit rijksbeleid zijn er geen beperkingen aan deze planontwikkeling.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van de Provincie Zuid-Holland de Visie ruimte en mobiliteit (VRM), het Programma ruimte, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte vastgesteld. De Actualisering 2016 van de VRM is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De Actualisering 2016 heeft betrekking op onder meer strandbebouwing, de 3 ha-kaart en de actualisering van de regionale visies voor wonen en kantoren. De vier rode draden die centraal staan in de Visie ruimte en mobiliteit zijn:
Met de visie stelt de provincie een kader voor initiatieven. Om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren is een kwaliteitskaart opgesteld. Het plangebied ligt binnen het gebiedsprofiel Bentwoud, Rottemeren en Zuidplas. Voor de locatie zijn volgen items van belang:
In paragraaf 4.2.4 wordt nader ingegaan op de relevant zijnde richtpunten.
Conclusie
De ontwikkeling op de Hogeveenseweg 87 tot een kleinschalige kampeergelegenheid, past binnen de doelen van het Provinciaal Landschap Bentwoud-Rottemeren voor het vergroten van de recreatieve bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van het landschap. Ook de uitbreiding van de manege, in de nabijheid van een recreatieconcentratiepunt draagt bij aan het vergroten van de recreatieve bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van het landschap. Vanaf de manege kan het Bentwoud per paard en/of pony worden verkend.
De wijziging van de huidige activiteit op Hogeveenseweg 57/59 van kolengestookte drogerij naar composteerinrichting draagt niet direct bij aan de recreatieve bruikbaarheid van het landschap. Met deze vervolgfunctie van Agrarisch naar Bedrijf wordt evenwel gevolg gegeven een de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 januari 2011, waarin het beroep van Dijkshoorn gedeeltelijk gegrond is verklaard, omdat Dijkshoorn binnen de bestemming zijn bedrijfsvoering niet meer zou kunnen uitvoeren. Per saldo wordt de ruimtelijke kwaliteit niet verslechterd, omdat de schoorsteen wordt verwijderd en de composteerinrichting landschappelijk wordt ingepast, zodat de aantrekkelijkheid van het landschap toeneemt. Er liggen kansen voor synergie tussen het composteren en het Bentwoud in de vorm van houtvesterij.
Afbeelding 13: Uitsnede kwaliteitskaart.
De Provinciale Verordening ruimte van 2014, partieel gewijzigd op 14 december 2016 is één van de instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren en stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Deze regels hebben betrekking op bijvoorbeeld agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen- en landgoedbiotopen. Op de kaartbladen uit de Verordening ruimte is aangeduid welke regels gelden op welke plek. Onderstaande artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan. Per artikel is aangegeven wat dit betekent voor de beoogde ontwikkeling.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.1 (zoals in ontwerp door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is vastgesteld en naar verwachting in het voorjaar van 2018 wordt vastgesteld door Provinciale Staten) aan de volgende eisen:
Toetsing aan ladder voor duurzame verstedelijking
Hogeveenseweg 57/59
Op het perceel van de Hogeveenseweg 57/59 is reeds een drogerij voor tuinbouw gewassen, gras en luzerne en een manege gevestigd. Eerstgenoemde activiteit wordt vervangen door een composteerinrichting. Deze activiteit wordt mogelijk gemaakt, omdat bij uitspraak van de Raad van State tegen het bestemmingsplan Bentwoud dit plandeel is vernietigd, omdat de aanduiding grasdrogerij te beperkt was en dat de activiteiten van de drogerij op een groter gebied plaatsvonden dan de toegekende aanduiding. Met dit bestemmingsplan wordt tegemoet gekomen aan de uitspraak van de Raad van State om een gelijksoortige bedrijfsfunctie mogelijk te maken die uitsluitend kan plaatsvinden op het eigen bedrijfsperceel.
Stedelijke ontwikkeling
Ten aanzien van de vraag of de ontwikkeling moet worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling, wordt opgemerkt dat er in dit geval sprake is van een aan agrarische bedrijfsvoering gelieerde onderneming. Voorts wordt in Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten aangetoond dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling het woon- en leefklimaat zal verbeteren, onder meer omdat de nieuwe inrichting een lagere milieucategorie kent (van 4.1 naar 3.2). Ten slotte wordt vastgelegd dat de productiecapaciteit van de inrichting niet wordt uitgebreid. Op grond van deze overwegingen kan worden gesteld dat de composteerinrichting niet kan worden gekwalificeerd als een stedelijke ontwikkeling.
De composteerinstallatie heeft overigens een lokaal agrarisch karakter, maar is nauw verweven met aan het buitengebied gerelateerde functies. Er wordt voornamelijk biomassa van lokale agrariërs verwerkt. De activiteit is vanwege het extensieve ruimtegebruik en de mogelijke geuroverlast geen activiteit die geschikt is voor het stedelijk gebied. In een stedelijke omgeving heeft een composteerinrichting tot gevolg dat de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen worden beperkt en de percelen daardoor in waarde (kunnen) dalen.
Hogeveenseweg 87
Op het perceel van Hogeveenseweg 87 worden landbouwproducten opgeslagen en gedroogd. Deze locatie krijgt een recreatieve bestemming. Er wordt binnen deze inrichting geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Ten zuiden van de bestaande agrarische gebouwen komt een mini-camping met maximaal tien standplaatsen voor kampeermiddelen.
De bestaande agrarische bebouwing zal ruimte gaan geven aan een kampeerboerderij (recreatief nachtverblijf van groepen), Bed & Breakfast, landwinkel voor de verkoop van streekproducten, kantine c.q. horecavoorziening. De voorziene detailhandel en kantoorruimte zijn ondergeschikt aan de recreatieve functie. Bovendien betreft het een functiewijziging zonder extra ruimtebeslag. Om deze redenen is op de locatie Hogeveenseweg 87 geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Kleinschaligheid ontwikkeling
Naast de definitie van stedelijke ontwikkeling, is de omvang van een ontwikkeling relevant voor de vraag of de Ladder van toepassing is. Kleinschalige ontwikkelingen worden buiten het toepassingsbereik van de Ladder gehouden. Ook als de uitbreiding of functiewijzigingen van beide locaties wel als ladderplichtig zouden worden gezien betreft het een ontwikkeling die zodanig kleinschalig is dat er geen sprake is van ladderplichtige activiteiten. Naast het oprichten van een composteerinrichting bestaat de uitbreiding op de Hogeveenseweg 57/59 voornamelijk uit een binnenbak ten behoeve van de bestaande manege Voor de locatie Hogeveenseweg 87 is er geen extra ruimtegebruik en is de ontwikkeling kleinschalig. Samenvattend geldt voor beide locaties dat er - behoudens de composteerinriching - sprake is van kleinschalige ontwikkelingen die niet “Ladder-plichtig” zijn.
Voor wat betreft de composteerinrichting wordt nog opgemerkt dat deze voorziening mogelijk wordt gemaakt om tegemoet te komen aan de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot het bestemmingsplan Bentwoud. Ten opzichte van de grasdrogerij is deze voorziening niet te beperkt, omdat de activiteiten volledig kunnen worden uitgevoerd op eigen terrein. Desondanks wordt hieronder, vanuit zorgvuldigheidsoogpunt, toch de Ladder doorlopen als zou de ontwikkeling “Ladder-plichtig” zijn.
Actuele (regionale) behoefte en locatiekeuze
In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wordt in onderstaande alinea's ingegaan op de behoefte aan een composteerinrichting in de omgeving. De bereikbaarheid maakt sinds 1 juli 2017 niet langer onderdeel uit van de Laddertoets. De locatie is evenwel gunstig gelegen aan het provinciale wegennet (N455/ M209).
Behoefte
Bij de huidige activiteiten van Dijkshoorn wordt biomassa verwerkt door middel van drogen in de kolengestookte drogerij. In de toekomstige situatie zal verwerking van deze gewassen plaatsvinden door dit middels belucht te composteren of biologisch te drogen. Het product dat hieruit voortkomt zal worden afgezet als Keurcompost'' of R.A.G. (Regeling Aanvul Gronden) bij boomkwekerijen in de naaste omgeving.
In de regio Holland Rijnland en Midden-Holland bevinden zich enkele bedrijven die eveneens biomassa ontvangen voor de bedrijfsvoering. In Alphen aan den Rijn (bedrijventerrein de Schans) heeft Indaver Compost en Biomassa een GFT-vergistingsinstallatie die naast GFT ook andere groenafvalstromen verwerkt. De installatie heeft een capaciteit van 75.000 ton biologisch afval per jaar. Het gaat hier voornamelijk om GFT-afval van gemeenten uit de wijde omgeving. In Rijpwetering en Voorschoten staan groencomposteer-installaties van Indaver die op jaarbasis respectievelijk circa ca. 35.000 en 40.000 groenafval verwerken (composteren). De Wagro in Waddinxveen heeft een groencomposteerinstallatie met een capaciteit van 65.000 ton per jaar. Ten westen van Dijkshoorn bevindt zich M. van der Spek, hoveniersbedrijf B.V. aan de Hogeveenseweg 51 met een capaciteit van 7.000 ton per jaar.
Ondanks de bestaande composteeraanbieders is er een grote vraag naar compost als veenvervanger, en dan in het bijzonder Keurcompost, vanuit de nabije omgeving. Dit heeft onder andere te maken met steeds verdergaande milieueisen voor de land- en tuinbouwsector, bijvoorbeeld door het minder mogen gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen en (kunst-)mest. De nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (nVWA) heeft de Beoordelingsrichtlijn Keurcompost aangemerkt als Gids voor Goede Praktijken. Bovendien wordt Keurcompost genoemd bij de overheidscriteria voor duurzaam inkopen van onderhoud van groenvoorzieningen.
Omdat bronnen van veenwinning uitgeput raken is er een behoefte aan een veenvervanger voor potgrond. Het Keurcompost is zo'n veenvervanger. Hierdoor kan de veenontginning worden beperkt. De dalende vraag naar kunstmest zal een energiebesparing opleveren wat bijdraagt aan de klimaatdoelstellingen. Daarnaast heeft Keurcompost een aantal bewezen positieve effecten op de fysische, chemische en biologische kwaliteit van de bodem, waaronder:
Naast een toenemende vraag aan Keurcompost is er ook voldoende aanbod van biomassa in de nabije omgeving. In de regio Holland Rijnland wordt per jaar bijna 1.500.000 ton biomassa geproduceerd, waarvan 570.000 ton bestaat uit natte biomassa (waaronder reststromen akker- en tuinbouw), grasachtige reststromen en houtachtige stromen. De bestaande bedrijven die biomassa afnemen hebben een gezamenlijke capaciteit van ca. 225.000 ton biomassa per jaar. Er is dus voldoende biomassa aanwezig in de regio om aan de jaarlijkse vraag van 14.000 ton biomassa voor Dijkshoorn te kunnen voldoen. De realisatie van het Bentwoud biedt in aanvulling daarop ook mogelijkheden om aan deze vraag te kunnen voldoen.
De bovengenoemde ontwikkelingen op het gebied van compost, de daaruit volgende toenemende vraag naar Keurcompost en de aanwezigheid van voldoende biomassa in de regio geeft aan dat de groencomposteerinrichting voorziet in een regionale behoefte, waarvoor initiatiefnemer bereid is om deze aanzienlijke investering te willen doen.
Binnen- of buitenstedelijk
Het composteren van biomassa gebeurt bij voorkeur in het buitengebied. Zowel de aanvoer van de biomassa als de afvoer van het compost richt zich immers overwegend op het buitengebied. Doordat de verwerking van het groene afval dicht bij de bron plaatsvindt en de daaruit geproduceerde compost binnen hetzelfde gebied weer wordt gebruikt, wordt de natuurlijke kringloop hersteld. Wat lokaal vrijkomt wordt lokaal benut. Bijkomend voordeel van deze lokale benadering is dat er minder transport noodzakelijk is. Dit is eveneens gunstig voor het milieu en het klimaat.
Het oprichten van een composteerinstallatie in binnenstedelijk gebied is vanwege het extensieve ruimtegebruik, compost wordt nagerijpt op zogenaamde ruggen, een ongewenste ontwikkeling. Daarnaast is er bij composteren sprake van enige geuremissie wat ertoe kan leiden tot dat omliggende percelen in hun functie worden beperkt of in waarde dalen.
Het oprichten van een composteerinstallatie aan de Hogeveenseweg 57/59 zal niet leiden tot leegstand in het stedelijke gebied. Er zijn voorts geen locaties met gebouwen in de omgeving die geschikt zijn voor deze activiteit.
Het oprichten van een composteerinstallatie in binnenstedelijk gebied is voor deze ontwikkeling overigens ook geen optie. De beoogde uitbreiding sluit aan bij de bestaande bedrijfsactiviteiten. Hierbij is mede de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake het bestemmingsplan Bentwoud in ogenschouw genomen. Bovendien kan er gebruik worden gemaakt van bestaande faciliteiten, zoals machines en de grond die volledig eigendom zijn van Dijkshoorn. Deze fundamentele voorwaarden voor Dijkshoorn om de composteerinstallatie te kunnen ontwikkelen zijn niet aanwezig bij vestiging in binnenstedelijk gebied.
Deelconclusie
Het oprichten van een composteerinrichting aan de Hogeveenseweg 57/59 wordt mogelijk gemaakt om tegemoet te komen aan de uitspraak van de Raad van State inzake het bestemmingsplan Bentwoud. De overige ontwikkelingen op de Hogeveenseweg 57/59 (plaatsen binnenbak ten behoeve van de bestaande manege) zijn kleinschalig van omvang. Voor de locatie Hogeveenseweg 87 is er geen extra ruimtegebruik en is de ontwikkeling eveneens kleinschalig. Samenvattend geldt voor beide locaties dat er - behoudens de composteerinriching - sprake is van kleinschalige ontwikkelingen die niet “Ladder-plichtig” zijn. Vanuit zorgvuldigheidsoogpunt is de Ladder desondanks doorlopen. Uit de toetsing blijkt dat er behoefte is aan deze ontwikkeling, de ontwikkeling past goed in het buitengebied en de locatie goed bereikbaar is.
Op grond van artikel 2.2.1, lid 1 van de Verordening ruimte (Ruimtelijke kwaliteit) kan een bestemmingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Toelichting Verordening Ruimte
Het kwaliteitsbeleid gaat uit van 'ja, mits': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheid maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen 1) moeten passen binnen de bestaande gebiedsidentiteit en 2) moet voldoen aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart. Als een ontwikkeling niet past bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
Toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
De ruimtelijke ontwikkeling aan de Hogeveenseweg voorziet in een composteerinstallatie. Hoewel de installatie in uitstraling en aard bij de bestaande activiteiten en bebouwing van de inrichting is deze ontwikkeling niet in lijn met de gewenste aard van het gebied.
De activiteiten aan de Hogeveenseweg 57/59 betreffen het oprichten van een manege (passend binnen de bestaande gebiedsidentiteit van het bosgebied) en het vervangen/ omzetten van een bestaande agrarische bedrijfsactiviteit naar composteerinrichting, mede als gevolg van de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake het bestemmingsplan Bentwoud. De functiewijzigingen vallen onder de noemer inpassing. Niettemin is een landschapsinpassingsplan opgesteld om te borgen dat de bedrijfsactiviteiten en de bebouwing zorgvuldig worden ingebed in de omgeving. Conform het landschapsinpassingsplan worden er landschapselementen toegevoegd die aansluiten bij de omgeving. Door het landschapsinpassingsplan onderdeel te laten uitmaken van de regels is de realisatie gewaarborgd. Hierdoor blijft de ruimtelijke kwaliteit per saldo tenminste gelijk. In paragraaf 4.2.4 wordt verder ingegaan op het gebiedsprofiel en de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. De beeldkwaliteitsparagraaf is opgenomen in paragraaf 3.3.
Beschermingscategorieën
Het plangebied ligt in beschermingscategorie 2 zoals genoemd in artikel 2.2.1, lid 2 sub b van de Verordening. Op grond hiervan is inpassen en aanpassen mogelijk. Het oprichten van een composteerinrichting en de overige ontwikkelingen kunnen worden geschaard onder inpassen, zodat de ontwikkeling ook op dit onderdeel in overeenstemming is met de Verordening ruimte.
Conclusie
Een nieuwe ontwikkeling wordt in principe positief benaderd, mits er geen nadeel volgt op toepasselijke waarden. Een kleinschalige ontwikkeling heeft daarbij minder impact dan een grootschalige ontwikkeling. Zoals hierboven artikelsgewijs is toegelicht, is het wijzigen van de bedrijfsactiviteiten van kolengestookt drogen naar belucht composteren en biologisch drogen niet in strijd met de Verordening ruimte.
De functiewijziging van Hogeveenseweg 87 valt onder de noemer 'inpassing', zodat aanvullende maatregelen op het vlak van ruimtelijke kwaliteit niet nodig zijn voor dit onderdeel. Voor de composteerinrichting is eveneens sprake van 'inpassing'. Desondanks vinden aanvullende maatregelen plaats door de activiteit landschappelijk in te passen overeenkomstig een opgesteld landschapsplan. Voorts wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Mitsdien is deze ontwikkeling in overeenstemming met de provinciale belangen.
Provinciale Staten hebben op 10 oktober 2012 het Uitvoeringsprogramma Groen (2013), onderdeel van de Beleidsvisie Groen vastgesteld. Met het besluit van PS zijn belangrijke voorwaarden voor de afronding van het Bentwoud vastgelegd. Dat betekent dat er nu vaart gezet kan worden in de afronding van de basisinrichting van het Bentwoud.
Het Bentwoud wordt ontwikkeld volgens het Basisgroeimodel Bentwoud, waarbij een basisinrichting met voldoende recreatieve kwaliteit tot stand wordt gebracht. Deze basisinrichting biedt de mogelijkheid om op termijn kwaliteitsimpulsen uit te voeren (zoals recreatie- en horecavoorzieningen, paden, bruggen, bankjes, maar ook de aanplant van extra bomen). Voor de uitvoering van deze kwaliteitsimpulsen worden private partijen uitgenodigd te participeren.
In het Bentwoud is een zonering aangebracht. De zone grenzend aan de randen van het Bentwoud, waaronder de Hogeveenseweg, wordt als multifunctioneel bos ingericht. Hoe verder men het bos doordringt, hoe extensiever het gebruik zal zijn en hoe natuurlijker de inrichting: de natuurkern. Door deze zonering is het grootste deel van het bos goed toegankelijk voor een brede doelgroep van gebruikers. Beide locaties liggen in het multifunctionele bos, waar ruimte is voor recreatieve functies (afbeelding 14). De private initiatieven van Dijkshoorn voor een kampeerterrein en een manege dragen op een positieve manier bij aan de recreatieve kwaliteit van het Bentwoud.
Het composteren/biologisch drogen levert functioneel niet direct een bijdrage aan de ontwikkeling van het Bentwoud. Door het vervangen van de kolengestookte grasdrogerij door biologisch composteren verbetert de kwaliteit van de leefomgeving wel. De ontwikkeling van het Bentwoud wordt ook niet belemmerd door de beoogde verwerking van biomassa en het Bentwoud kan een van toeleveranciers worden van de composteerinrichting.
Afbeelding 14: Inrichtingstekening Bentwoud, met indicatieve ligging plangebieden.
In de Visie ruimte en mobiliteit heeft de provincie de karakteristieken van de Zuid-Hollandse landschappen vastgelegd op de kwaliteitskaart. Deze kaart is de basis voor het omgaan met de ruimtelijke kwaliteit. Voor de kenmerkende waarden en karakteristieken waaruit de kwaliteitskaart is opgebouwd zijn in de visie richtpunten opgenomen. Deze geven puntsgewijs aan hoe de provincie wil dat er bij nieuwe ontwikkelingen omgegaan wordt met de kwaliteiten in het gebied. Deze kwaliteitskaart is voor zestien gebieden uitgewerkt in “gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit”.
Het plangebied ligt binnen het gebiedsprofiel Bentwoud, Rottemeren en Zuidplas. Voor de Hogeveenseweg 57/59 en 87 zijn de volgende items van belang:
Bij ontwikkelingen moet op grond van het gebiedsprofiel rekening worden gehouden met de opgestelde richtpunten uit de Visie ruimte en mobiliteit:
Binnen de bebouwingsclusters is een grote variatie in verschijningsvorm. Deze variatie zit in korrelgrootte, bouwhoogte, oriëntatie en beeldkwaliteit. De karakteristieke doorzichten van de droogmakerijen hebben met name betrekking op de doorzichten tussen de percelen. Deze worden niet aangepast. De lange, rechtlijnige sloten worden behouden. Een landschapsinpassingsplan is voor beide percelen opgesteld om de goede inpassing van de nieuwe activiteiten en bebouwing te borgen. Zie ook Hoofdstuk 3 voor een beschrijving van de toekomstige beeldkwaliteit.
Conclusie
Hogeveenseweg 57/59
De nieuwe bebouwing aan de Hogeveenseweg 57/59 sluit aan op de maatvoering en uitstraling van het bestaande agrarische perceel. Initiatiefnemer heeft aangegeven ten zuiden en ten westen van de inrichting (Hogeveenseweg 57/59) een watergang te willen als afscheiding van de inrichting naar het Bentwoud en als benodigde watercompensatie als gevolg van de extra verharding van het terrein. Dit slotenpatroon past goed bij het slotenpatroon ter plaatse.
De manege past goed bij het recreatieve karakter van Bentwoud. De composteerinrichting past bij de bestaande uitstraling van het perceel met agrarische en bedrijfsmatige activiteiten. Het past echter niet bij de doelstelling om de recreatieve kwaliteiten van het gebied te versterken. Op het terrein wordt een groene afscheiding gerealiseerd. Deze afscheiding onttrekt vanuit het Bentwoud het zicht op de bedrijfsbebouwing en vrachtwagens op het terrein. De groene afscheiding met een variatie aan soorten bomen en struiken versterkt bovendien het gewenste beeld van 'bosmassa'.
Hogeveenseweg 87
Aan de Hogeveenseweg 87 is geen nieuwe bebouwing voorzien. De beoogde minicamping met B&B past goed bij het karakter van het Bentwoud als toekomstig recreatiebos. Buiten de seizoensgebonden aanwezigheid van kampeermiddelen blijft de ruimtelijke situatie van deze locatie ongewijzigd.
Regio Holland Rijnland ligt midden in de Randstad en telt ruim vijfhonderdduizend inwoners. De gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag & Braassem, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude werken samen in het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. In de Regionale Structuurvisie 2020 verwoorden deze veertien gemeenten hun ruimtelijke visie op de regio.
De Regionale Structuurvisie heeft als doel: een goede balans realiseren tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter. In de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met doorkijk naar 2030). Op basis van deze visie zijn de zeven kernbeslissingen geformuleerd.
Voor dit plangebied is kernbeslissing 4 relevant. Dit houdt onder andere in dat er rekening zal moeten worden gehouden met de gebruiks- en belevingswaarde van de verschillende landschappen die de regio rijk is. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet de recreatieve bereikbaarheid van het landschap minimaal gelijk blijven, dan wel verbeterd worden.
Conclusie
Door de beoogde ontwikkelingen van de manege en het kampeerterrein wordt bijgedragen aan de belevingswaarde van het Bentwoud. Tevens wordt de recreatieve bereikbaarheid verbeterd. De kernbeslissingen staan ontwikkelingen in het plangebied niet in de weg.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn gemeenten verplicht om voor hun grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen. De voormalige gemeente Rijnwoude heeft er voor gekozen om de bestaande visies te bundelen en in één document op te nemen. Opgenomen zijn de Structuurvisie Rijnwoude 2020, Van droom naar daad (2005) en een uitsnede van gebieden uit de Transformatievisie Oude Rijnzone (2007). Aan de structuurvisie is verder een uitvoeringsparagraaf toegevoegd. De Structuurvisie Rijnwoude 2020; van droom naar daad uit 2005 is hiermee Wro- en vooral ook GREX-proof gemaakt. De structuurvisie is op 11 december 2008 vastgesteld.
De hoofdkeuzen uit de 'Structuurvisie Rijnwoude 2020; van droom naar daad' zijn nog steeds actueel. De hoofdkeuzen voor de gemeente zijn:
Het Bentwoud is in de Structuurvisie aangeduid als 'natuur/groengebieden'. Beide locaties vallen hierbinnen. Hier is tevens de aanduiding 'Onderzoek mogelijkheden verdichting zuidzijde Hogeveenseweg' (6b) aangegeven.
In dit gebied is een geleidelijke transformatie bespreekbaar. Hier wordt immers ook al het Bentwoud ontwikkeld, is het ITC-terrein gerealiseerd en is het gemeentelijke- en provinciale beleid gericht op het ontwikkelen van de PCT-locatie. Het overblijvende akkerlandgebied zal naar verwachting langzamerhand van een te kleine omvang worden, om ook op de lange termijn nog bedrijfseconomisch duurzaam voort te kunnen bestaan. Als mogelijkheid voor deze bedrijfseconomische duurzaamheid wordt een verdichting van het lint aan de zuidzijde van de Hogeveenseweg (project 6b) genoemd. Hierbij kan gedacht worden aan woonbebouwing, maar ook aan bijvoorbeeld recreatieve- of zorgvoorzieningen. Van belang is dat er openheid is en het Bentwoud vanaf de Hogeveenseweg ervaren kan blijven worden.
Conclusie
De recreatieve functie aan de Hogeveenseweg 87 en de manege passen goed binnen de gemeentelijke visie voor het Bentwoud en de Hogeveenseweg. Het composteren past functioneel niet direct bij de ontwikkeling van het Bentwoud. Wel leidt het vervangen van de kolengestookte grasdrogerij voor een biologisch composteren tot een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en het bedrijfseconomisch voortbestaan voor Dijkshoorn. De ontwikkeling van het Bentwoud wordt ook niet belemmerd door de beoogde verwerking van biomassa en het Bentwoud kan een van toeleveranciers worden van de composteerinrichting.
Op 8 maart 2016 hebben burgemeester en wethouders de 'Notitie randen van het Bentwoud' vastgesteld. Hierin zijn 'spelregels' opgenomen voor de gewenste transformatie van agrarische bedrijfspercelen aan de zuidzijde van de Hogeveenseweg naar een recreatiezone met verschillende functies, zoals minicamping, kleinschalige horeca, Bed & Breakfast met behoud van de diversiteit en identiteit ter versterking van de recreatiefunctie van het Bentwoud. Aan de randen van het Bentwoud zijn enkele initiatieven in voorbereiding waarover eerder afspraken zijn gemaakt. Deze worden gerespecteerd. Daar waar mogelijk zal bij uitwerking van deze plannen rekening worden gehouden met de landschappelijke inpassing hiervan.
Conclusie
De deelgebieden Hogeveenseweg 57/ 59 en 87 Benthuizen behoren tot de percelen die al in voorbereiding zijn en waarover al eerder afspraken zijn gemaakt. De landschappelijke inpassing van de percelen is beschreven in paragraaf 3.3.
Het aanbod voor toerisme en recreatie is in de voormalige gemeente Rijnwoude nog zeer beperkt. In de nabije toekomst zullen echter meerdere ontwikkelingen plaatsvinden die een grote invloed zullen hebben op de toeristisch recreatieve bewegingen binnen de gemeente, vooral de aanleg van het Bentwoud. Om hierop te kunnen sturen en de bij de gemeente aandienende private initiatieven op geschiktheid en wenselijkheid te kunnen beoordelen is de Kadernota Recreatie opgesteld (tussenrapportage 15 oktober 2008). Voor de voormalige gemeente Rijnwoude zijn de onderstaande strategieën geformuleerd:
Conclusie
Hogeveenseweg 87 maakt verblijfsrecreatie in de gemeente mogelijk, zowel voor kampeerders, groepen als in een Bed & Breakfast. De binnenbak van de manege biedt kansen als slechtweervoorziening nabij het Bentwoud. Zowel de recreatieve bestemming van Hogeveenseweg 87 als de manege sluiten goed aan bij de strategieën uit de kadernota recreatie.
Duurzaamheid is een belangrijk speerpunt van de gemeente Alphen aan den Rijn. De afgelopen jaren is in de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude al stevig ingezet op duurzaamheid. Het duurzaamheidsprogramma 2014-2020 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en is leidend voor de uitvoering van duurzaamheid binnen de gemeente.
Centraal in het beleid staat: wat is de duurzaamheidsambitie van de gemeente en wat willen we bereiken voor de periode 2014 t/m 2020. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in enerzijds ambities van de gemeentelijke organisatie en anderzijds ambities voor de Alphense samenleving. Voor het behalen van deze ambities is de gemeente afhankelijk van de samenleving als geheel. De gemeente stimuleert en faciliteert; "Een duurzaam Alphen aan den Rijn bereiken we samen". De stip op de horizon is: "In 2050 is de samenleving van Alphen aan den Rijn fossiele brandstofvrij en energie- en CO2-neutraal". In het bijbehorende uitvoeringsprogramma "Spoorboekje van A naar D: werken aan het (duurzaamheids)spoor" zijn per ambitie projecten benoemd die de komende jaren uitgevoerd worden om bij te dragen aan het behalen van de ambities.
De gemeente benadert en stimuleert woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, architecten en aannemers om aan de richtlijnen van Duurzaam Bouwen te voldoen. Het software instrument 'GPR-Gebouw' wordt gratis ter beschikking gesteld door de gemeente. Dit instrument ondersteunt de realisatie van duurzaam bouwen.
Het programma dat al veel wordt gebruikt in Nederland berekent hoe gebouwen (woningen, kantoren en scholen) presteren op energieverbruik, milieubelasting, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde en maakt keuzemogelijkheden inzichtelijk. Het resultaat wordt in cijfers van 1 tot 10 uitgedrukt. Bij nieuwbouw is energie efficiënte (en koolstofarme) energievoorziening het uitgangspunt. De gemeentelijke ambitie is een GPR-score van 7.0 (energie 8.0). Het gebruik van warmte- koudeopslag (WKO), geothermie of vergelijkbare toepassingen wordt gestimuleerd.
Conclusie
Het zojuist beschreven duurzaamheidsbeleid is uitgangspunt bij voorliggende ontwikkeling.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in onder meer de toelichting bij een bestemmingsplan. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder(s) over een ruimtelijk project. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Dit hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer (inclusief oppervlaktewaterkwaliteit). Ook het beheer en onderhoud van primaire watergangen valt onder de verantwoording van het waterschap. Voor alle waterlopen en watergangen is de keur van toepassing. Voorts is er een belangrijke rol voor de provincie.
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
De afgelopen jaren zijn op verschillende bestuursniveaus beleidsnota's verschenen over de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's. Aandachtspunten vanuit het beleid van het waterschap worden hierna nader behandeld.
Provinciaal Waterplan Zuid-Holland.
Het waterbeleid van de provincie is vastgelegd in het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015.
Waarborgen waterveiligheid
De provincie heeft bestuurlijke afspraken gemaakt over versterking van de zwakke schakels in de kust en uitvoering van het (pilot)project Zandmotor. Hetzelfde geldt voor de versterking van rivierdijken, de organisatie van de informatievoorziening in het kader van rampenbestrijding en de implementatie van het beleidskader voor buitendijks gebied. Voorts behoren afronding van het Deltaplan Grote rivieren, toetsing en versterking van de boezemkaden, normering compartimentering- en voorlandkeringen, toetsing van de categorie c-keringen en verbetering van de internationale samenwerking rond overstromingen tot de taken van de provincie.
Realiseren mooi en schoon water
Een goede chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewaterlichamen is een doelstelling van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De provincie legt de ecologische doelen vast, waarover al consensus is bereikt in de Regionale Bestuurlijke Overlegstructuren (RBO's). Ook het behoud van een goede waterkwaliteit op zwemwaterlocaties volgt uit Europese regelgeving (Zwemwaterrichtlijn); de taakverdeling is uitgewerkt in een landelijk protocol. Bestuurlijke afspraken heeft de provincie verder gemaakt over het bestrijden van verdroging in TOP-gebieden en de realisatie van een aantal 'waterparels'.
Ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening
Behoud van voldoende zoet water is een essentiële voorwaarde voor gebruiksfuncties zoals de drinkwatervoorziening, land- en tuinbouw en de boomteelt. Uit de KRW volgen specifieke eisen op het gebied van drinkwaterwinning. De provincie heeft bestuurlijke afspraken gemaakt over handhaving van het beschermingsniveau van bestaande drinkwaterbronnen. Voor de Greenports is een streefbeeld ontwikkeld voor bestaande en nieuw te ontwikkelen glastuinbouwlocaties. Stimulering van innovatieve pilots is nodig om grootschalige toepassing van gesloten waterkringlopen in de praktijk dichterbij te brengen.
Realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem
De provincie ziet toe op goed operationeel waterbeheer door waterschappen. Deze taak is vastgelegd in de wet. Bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over:
Taken en bevoegdheden van Rijnland als waterbeheerder
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater.
De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.
Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water.
Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties. Aan de hand van het Waterbeheersplan werkt Rijnland aan zijn ambities. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
maar ook aan:
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt. De regels zijn te vinden op www.rijnland.net/regels.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Algemeen
Het plangebied aan de Hogeveenseweg 57/59 beslaat ca. 2,6 ha. Het plangebied aan de Hogeveenseweg 87 beslaat ca. 1,3 ha.
Afbeelding 15: Hogeveenseweg 57/59. Afbeelding16: Hogeveenseweg 87.
(Uitsnede kaartblad legger 41, met indicatie plangebied)
Veiligheid en waterkeringen
Beide plangebieden bevinden zich niet binnen de kernzone en/of beschermingszone van een waterkering.
Waterkwantiteit
Het plangebied Polder de Noordplas is gelegen in de Hazerswoudsche Droogmakerij. Het zomerpeil is in vastgesteld op -6,42 m NAP. Het winterpeil is vastgesteld op -6,51m NAP.
Waterkwaliteit en ecologie
In de nabije omgeving van het plangebied ligt geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in de provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Afvalwater en riolering
In de huidige situatie is geen riolering en afvalwatertransportleiding aanwezig. Het water dat op de daken en het terrein valt wordt afgevoerd op het oppervlaktewater via de oost-west georiënteerde watergang, richting de eerste tocht. Het water in de doodlopende watergang staat op deze manier niet stil.
Op 21 januari 2013 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer en Rijnland. In dit overleg is het plan toegelicht en heeft Rijnland een toelichting gegeven op het toekomstige watersysteem van het Bentwoud. De onderstaande aspecten zijn besproken en onverminderd van kracht gebleven, omdat het hoogheemraadschap niet heeft gereageerd in het kader van het in 2017 gevoerde vooroverleg.
Hogeveenseweg 57/59
Hogeveenseweg 87
Deze locatie is besproken, maar levert geen aandachtspunten op vanuit Rijnland.
DLG was verantwoordelijk voor de inrichting van het Bentwoud. Water speelt bij de inrichting van het Bentwoud een grote rol. In het kader van een goede landschappelijke inpassing is er op 22 januari en 11 februari 2013 overleg geweest met de DLG. Per 1 maart 2015 is DLG opgeheven. De inrichting van het Bentwoud ligt nu bij de Provincie Zuid Holland en het beheer is overgedragen aan Staatsbosbeheer.
Uit het overleg met DLG kwam naar voren dat, net als Rijnland en initiatiefnemer, ook DLG een watergang voor ogen heeft ten zuiden van de inrichting. De exacte dimensionering, positionering en rol die deze watergang krijgt in het watersysteem van het Bentwoud was toen nog niet bekend. De watergang is ondertussen gerealiseerd.
Destijds is met DLG besproken of er andere locaties in het Bentwoud, in hetzelfde peilvlak, waren, waar de benodigde watercompensatie plaats zou kunnen vinden. DLG ziet hier ruimte voor aan de zuidzijde van het Bentwoud tegen de Noorddijk aan.
Op 13 juni 2013 is er een derde overleg met DLG geweest, waar ook BBL als grondeigenaar en vertegenwoordigers van de voormalige gemeente Rijnwoude bij aanwezig waren. Uit dit overleg bleek dat er nog steeds gezamenlijk een oplossing wordt gezien in watercompensatie in het Bentwoud. Ondertussen is er zowel ten zuiden als ten westen van het perceel van initiatiefnemer een watergang aangelegd.
Voor dit bestemmingsplan zijn onderstaande beleidsregels van toepassing. Per beleidsregel is aangeven op welke wijze hier in de toekomstige situatie rekening mee wordt gehouden.
Beleidsregel: beschermingszone (onderhoudsstrook watergangen)
In principe moet onderhoud plaatsvinden vanaf de kant. Bij onderhoud vanaf kant dient bij overige watergangen een strook van 2 m, gemeten vanaf de insteek tot een hoogte van min. 4 m t.o.v. maaiveld vrijgehouden worden.
Toekomstige situatie
Naast de bestaande watergangen wordt 5 meter vrijgehouden. Dit is voldoende om het onderhoud te kunnen uitvoeren.
Beleidsregel: Toename verhard oppervlak
Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de volgende compensatie in de vorm van open water vereist:
> 500m2 <10.000m2: 15% van het extra verhard oppervlak
> 10.000 m2: Maatwerkberekening
De compensatie dient vooraf plaats te vinden door extra open water te graven water in hetzelfde peilvak en dat in verbinding staat met overig oppervlaktewater.
Ten behoeve van de uitbreiding van de activiteiten zal ca. 1,5 ha extra verhard oppervlak worden gerealiseerd. Hiervoor is een watervergunnig benodigd. Conform het overleg met Rijnland zal 15% hiervan, ofwel bijna 2.400 m2 moeten worden gecompenseerd. De compensatie wordt gerealiseerd in hetzelfde peilvak. In de grondruil is meegenomen dat de provincie garant staat voor het realiseren van de watercompensatie. Deze watercompensatie is ondertussen in de vorm van een watergang ten zuiden van het perceel van initiatiefnemer aangelegd.
Beleidsregel: Waterpeilen
Het oorspronkelijk waterpeil (zoals vastgelegd in het peilbesluit) mag in principe niet veranderen. Invoering van een definitief alternatief peil kan uitsluitend in goed overleg met Rijnland. Bij onderhoudswerk of bij een calamiteit kan het waterpeil tijdelijk aangepast worden. Definitieve en tijdelijke peilaanpassingen zijn vergunningplichtig.
Het Bentwoud zal een flexibel peil gaan krijgen van NAP -5,35 m tot NAP -5,85 m. Dit staat los van de ontwikkeling van Dijkshoorn. De bestaande bebouwing van Dijkshoorn ligt dusdanig hoog dat dit geen problemen zal opleveren. Gezien het voornemen van het flexibele peil in het Bentwoud is het terrein opgehoogd.
Overige aspecten
Een deel van het regenwater zal worden opgevangen ten behoeve van drinkwater voor de paarden. Er zal hiernaast zorg worden gedragen dat de bestaande lozing op de doodlopende watergang voldoende gehandhaafd blijft, zodat hier geen stilstaand water blijft staan.
Er zal een helofytenfilter worden aangelegd binnen de inrichting. Water dat op het terrein komt, wordt afgevoerd naar het helofytenfilter. Na zuivering wordt dit water geloosd op het oppervlaktewater. Op deze wijze wordt het watersysteem ontlast, zowel kwantitatief (het wordt eerst gebufferd op het terrein) en kwalitatief (water wordt gezuiverd geloosd).
Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt bestaan er geen belemmeringen tegen deze planontwikkeling. Watercompensatie wordt gerealiseerd in het Bentwoud, waarover in het kader van de grondruil afspraken zijn gemaakt met de provincie Zuid-Holland. Zij staat garant voor het realiseren van de watercompensatie. Voor vergunningplichtige activiteiten zal tijdig een Watervergunning worden aangevraagd door initiatiefnemer.
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging in dit Besluit is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, enkel de toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend meer is. Indien een activiteit een omvang heeft die significant onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn een milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Verder heeft op 26 maart 2013 de Eerste Kamer ingestemd met een belangrijke wetswijziging die op 24 april 2013 in werking is getreden. Via een wijziging van de Crisis- en herstelwet is artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet 1998 aangepast. Artikel 19kd biedt hiermee nu de mogelijkheid om ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie in de nieuwe bestemmingsplannen uitbreidingsmogelijkheden toe te kennen, voor zover die al waren opgenomen in de geldende plannen. Wanneer die planologische mogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen in het nieuwe plan opnieuw worden herbestemd zou er dan voor wat betreft het stikstofaspect geen sprake zijn van significante gevolgen als bedoeld in artikel 19j lid 2 Natuurbeschermingswet 1998. Onder vigeur van artikel 19kd behoeft een passende beoordeling uit hoofde van artikel 19j lid 2 Nbw 1998 in dat geval niet te worden opgesteld voor wat betreft het stikstofaspect.
Voor de beoogde activiteiten van Dijkshoorn geldt het volgende:
Indien een activiteit onder de drempelwaarde blijft, zoals bij Dijkshoorn het geval is, dan is er waarschijnlijk geen sprake van aanzienlijke milieugevolgen. Desalniettemin moet het bevoegd gezag ook voor deze gevallen toetsen of de activiteit daadwerkelijk geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben. Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen zal daarom een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Deze toets wordt uitgevoerd door middel van een vormvrije m.e.r. beoordeling.
In de vormvrije m.e.r. beoordeling moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' te weten:
De beoogde activiteiten van initiatiefnemer hebben een geringe omvang, er is geen cumulatie met andere projecten, er is geen sprake van bijzonderheden inzake het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder, risico op ongevallen en er is geen bijzonder kwetsbaar milieu in het plangebied en de omgeving, aangezien het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied op meer dan 3 kilometer ligt en de meest nabij gelegen woonkernen 1,5 kilometer verderop.
Conclusie
Er is naar alle Europese criteria gekeken. Er zijn geen belangrijke nadelige effecten te verwachten die een formele m.e.r. beoordeling van het plan noodzakelijk maken. Dit is bekrachtigd in de uitgevoerde omgevingsonderzoeken in dit hoofdstuk, waarin de effecten op het milieu voldoende worden beschreven.
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijven op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Hiertoe zijn bedrijven voorzien van een zone waarin zich mogelijk nadelige effecten kunnen voordoen.
Maatgevend zijn de thema's geur, geluid, stof en gevaar. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het voorkomen van voorzienbare hinder voor omwonenden door milieubelastende activiteiten van belang. Daarnaast mogen bestaande bedrijven niet worden beperkt in hun mogelijkheden.
In het kader van deze ruimtelijke procedure moet aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van een garantie op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om dit aannemelijk te maken kan gebruik gemaakt worden van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. Indien tussen de aangevraagde bestemming en een bedrijf/ activiteit volgens deze brochure voldoende afstand is, mag er vanuit gegaan worden dat er wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Er is dan de verwachting dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Dit is in de lijn met de vaste jurisprudentie van de Raad van State.
Door de VNG zijn richtlijnen gepubliceerd die gehanteerd kunnen worden bij het bepalen van in acht te nemen afstanden tussen milieubelastende bedrijven en gevoelige functies (VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Deze afstanden staan vermeld in de tabel 6.1.
Tabel 6.1: Richtafstanden per milieucategorie Bron: Bedrijven en Milieuzonering, VNG (uitgave 2009).
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 150 |
De richtafstanden uit de VNG handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype “gemengd gebied” kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.
Gelet op de omgeving en het plangebied is er sprake van een mengeling van verschillende functies. De planlocatie is gelegen aan de provinciale weg en er zijn verschillende bedrijven gelegen in de directe omgeving van het plangebied. Teven zijn er ook woningen aanwezig. Deze samenhang tussen drukke weg, bedrijvigheid en woningen maakt het gebied een type gemengd gebied. Gelet hier op kunnen de voorgeschreven richtafstanden met één stap worden verminderd.
Hogeveenseweg 57/59
Voor de beoogde activiteiten op deze locatie gelden de onderstaande richtafstanden:
Tabel 6.2: richtafstanden bedrijfsactiviteiten Hogeveenseweg 57/59.
Omdat de composteerinrichting en de manege als één inrichting moet worden gezien moet worden gerekend met de grootste afstand. Gelet op de gebiedstypering en de milieubelastende activiteit is de grootste afstand 50 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.
Hogeveenseweg 87
Voor de beoogde activiteiten op deze locatie gelden de onderstaande richtafstanden:
Tabel 6.3: richtafstanden bedrijfsactiviteiten Hogeveenseweg 87.
Gelet op de gebiedstypering en de meest milieubelastende activiteit is de grootste afstand 30 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.
Onderzoek/ beoordeling bedrijfswoning
In dit bestemmingsplan wordt ook een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Ten aanzien van de omliggende bedrijven moet worden bezien of deze bedrijven door de oprichting van deze woning worden benadeeld. In de directe omgeving van de bedrijfswoning zijn twee bedrijven gelegen. Het betreft Automobielbedrijf Beintema & van Leest, Hogeveenseweg 63-C en een LPG-tankstation A. van Straalen, Hoogeveenseweg 61. De afstand voor het Automobielbedrijf bedraagt volgens de VNG brochure voor een gemengd gebied 10 meter. De werkelijke afstand bedraagt 60 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.
De afstand voor het LPG-tankstation bedraagt volgens de VNG brochure voor een gemengd gebied 30 meter bij een doorzet van minder dan 1000 m³ per jaar. De werkelijke afstand bedraagt 32 meter. Er wordt voldaan aan de voorgeschreven afstand.
Conclusie
Er wordt voldoende afstand gehouden tussen milieubelastende activiteiten en de nieuwe bedrijfswoning. Het aspect milieuzonering staat met inachtneming van het vorenstaande niet aan de ontwikkeling in de weg.
Met betrekking tot het aspect geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder kent voor weg- en railverkeer, alsmede voor gezoneerde industrieterreinen voorkeursgrenswaarden op (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor ontwikkelingen en bestemmingsplannen die betrekking hebben op geluidgevoelige functies, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (artikel 74 lid 1 Wgh). Uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidzones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg. De afstand die bij wegen met een of twee rijstroken in het binnenstedelijk gebied in acht moet worden genomen, bedraagt 200 meter. Voor wegen met drie of meer rijstroken geldt een afstand van 350 meter.
Ook langs elke spoorweg bevindt zich volgens de bepalingen van de Wet geluidhinder een geluidszone. De breedte van de geluidzones wordt gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Voorts zijn er zones rondom industrieterreinen waarop lawaaiproducerende bedrijven zijn toegestaan.
Geluidgevoelige objecten die worden gerealiseerd binnen de geluidzones dienen te worden getoetst aan grenswaarden van de geluidsbelasting die zijn aangegeven in de Wet geluidhinder. Hierbij geldt een voorkeursgrenswaarde voor nieuwe situaties. Veelal bedraagt deze 48 dB. Indien deze waarde wordt overschreden, kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor een hogere waarde. De maximale ontheffingswaarde is afhankelijk van het soort geluidgevoelig object en de geluidsbron. Bij de ontheffing dient het college te motiveren waarom bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn en waarom het plan gewenst is. Ook dient het in de Wet geluidhinder vastgelegd binnenniveau gewaarborgd te worden. Geluidsniveaus bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen die hoger zijn dan de wettelijke maximale ontheffingswaarden zijn niet toegestaan.
Het bestemmingsplan maakt het oprichten van een bedrijfswoning mogelijk. Deze bedrijfswoning ligt in de geluidszone van de Hogeveenseweg (N209 en N255 en de Provincialeweg richting N11. In verband hiermede is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd door M+P (rapport van 26 september 2016, project 12.04.2, Bijlage 1). Uit de berekeningen blijkt dat vanwege de N445 de maximale ontheffingswaarde op alle gevels en bijbehorende hoogtes wordt overschreden. Er zijn rondom dove gevels nodig. Vanwege de N209 zijn op de noordelijke gevels hogere waarden nodig. Om een geluidsluwe zijde te creëren en daarmee te voldoen aan het gemeentelijke beleid kan een hoog scherm aan de westzijde van de toekomstige bedrijfswoning gerealiseerd worden. Mocht dit niet wenselijk en/of mogelijk zijn, dan kan aan dezelfde zijde een afsluitbare buitenruimte gerealiseerd worden. Met inachtneming hiervan wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB voor wegverkeerslawaai. Er dient een verzoek om hogere waarde te worden ingediend. Deze procedure zal gelijktijdig worden gestart met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
In het kader van het Bouwbesluit zal voor deze woningen nog een onderzoek uitgevoerd worden naar de geluidwering van de gevels van de woningen. Bij dit onderzoek wordt uitgegaan van de cumulatieve geluidsbelasting van alle wegen zonder aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder. Dit rapport zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Bij realisatie van het bouwplan wordt hiermee rekening gehouden.
In de nabijheid van het plangebied liggen geen spoorlijnen. Hierdoor kan het aspect railverkeer verder buiten beschouwing blijven.
Het bestemmingsplan maakt op de locatie Hogeveenseweg 57/59 een composteerinrichting en manege mogelijk. In verband hiermede is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd door M+P (rapport van 26 september 2016, rapportnummer M+P.KBAI.12.04.1, Bijlage 2).
Op het terrein van de inrichting worden agrarische producten gesorteerd, biologisch gedroogd, bewaard en verpakt. Voorts wordt organisch afval verzameld, verkleind, gezeefd, belucht gecomposteerd en gerijpt. Ten slotte behoort een manege met binnen- en buitenbak en stallingsmogelijkheden voor paarden ook tot de inrichting.
Op basis van de representatieve bedrijfssituatie en de bijbehorende bronvermogens en bedrijfsduren, is een rekenmodel opgesteld. Gerekend is naar de omliggende woonbebouwing in de directe nabijheid van de inrichting. Uit de berekeningen blijkt dat het bij de omliggende woningen van derden maximaal LAr,LT = 41/40/35 dB(A) bedraagt in de dag-/avond-/nachtperiode. Hiermee wordt voldaan aan het voorschrift uit de vigerende vergunning.
Uit de berekeningen blijkt dat de maximaal optredende geluidsbelasting bij de omliggende woningen LA,max = 53/58/58 dB(A) bedraagt voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Toetsing van de berekende waarden aan de vigerende geluidsvoorwaarden leert dat hieraan in de dag- en avondperiode wordt voldaan. In de nachtperiode wordt niet voldaan aan het voorschrift uit de vigerende vergunning. Een waarde van 58 dB(A) is in de nachtperiode echter goed vergunbaar. Deze waarde ligt onder de standaard vergunbare waarde van Lmax = 60 dB(A) voor de nachtperiode. Het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale geluidsniveaus op de tweede bedrijfswoning hoeven niet getoetst te worden, maar zijn goed vergunbaar.
Conclusie
Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai is doorlopen.
Voor het oprichten van een composteerinrichting zal een nieuwe vergunning worden aangevraagd, welke naar verwachting vergunbaar is.
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (zie artikel 3.1. van dit Besluit) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Daarnaast is in de gemeentelijke bouwverordening het verbod van bouwen op verontreinigde grond opgenomen. Hierdoor dient bij elke aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoeksrapport te worden overlegd, tenzij burgemeesters en wethouders hiervoor vrijstelling verlenen. Het bodemonderzoek moet worden uitgevoerd volgens de Nederlandse Norm (NEN 5740).
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Hogeveenseweg 57/59
In 2001 is een historisch onderzoek uitgevoerd ter voorbereiding voor vastlegging van de nulsituatie. Op de Hogeveenseweg 57/59 zijn verdachte activiteiten bekend:
De bodem binnen het plangebied is vanwege de (voormalige) bedrijfsactiviteiten van Hogeveenseweg 57-59 in principe verdacht. De beoogde functiewijziging betreft bedrijvigheid en geen gevoelig gebruik. De bodemkwaliteit is voldoende voor deze functiewijziging. Wel is voor de oprichting van een composteerinrichting een nulsituatie-onderzoek noodzakelijk. Gezien de verdachte aard van de historische bedrijfsactiviteiten op het terrein kan bij bouwaanvragen tevens een verkennend onderzoek worden verlangd.
Hogeveenseweg 87
Van deze locatie is een agrarisch bedrijf bekend met zuidelijk aangrenzende weilanden. Deze locatie is onverdacht, wel is een slootdemping op deze locatie bekend. Voor de beoogde functiewijziging is een nulsituatie-onderzoek niet nodig.
Conclusie
De bodemkwaliteit van beide locaties is voldoende voor de beoogde functiewijzigingen. In het kader van de omgevingsvergunning(en) zal er bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Indien mogelijk worden deze verschillende onderzoeken gecombineerd.
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in de onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. De nieuwe 'Wet luchtkwaliteitseisen' is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
In de 'Wet luchtkwaliteitseisen' (artikel 5.16 van de Wet milieubeheer) is aangegeven in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmeringen vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen:
In het Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM) is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Hogeveenseweg 57/59
Ten gevolge van de nieuwe activiteiten worden 9 extra vervoersbewegingen per dag verwacht. Deze aantallen zijn op onderstaande gebaseerd:
Bij de manege worden gemiddeld 8 personenauto's en 1 personenauto met trailer extra per dag verwacht. De personenauto met trailer valt niet onder vrachtverkeer.
Tabel 6.4: NIBM-tool Hogeveenseweg 57/59 Worst-case berekening
Hogeveenseweg 87
Ten gevolge van de nieuwe activiteiten worden ca. 50 extra vervoersbewegingen per dag verwacht, waaronder 1 vrachtwagen. Deze aantallen zijn op onderstaande gebaseerd:
De groepsaccommodatie en B&B biedt ruimte voor 30 gasten. Deze komen gemiddeld met 15 voertuigen.
Tabel 6.5: NIBM-tool Hogeveenseweg 87 Worst-case berekening
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van de onderhavige ontwikkeling niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.
In principe dienen alle geurgevoelige objecten te worden beschermd tegen geuroverlast. In het algemeen is het zo dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van bedrijven worden gepland, het woon- en verblijfklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. In paragraaf 6.2 is reeds toegelicht welke richtafstanden de VNG hanteert voor de verschillende activiteiten. De richtafstand moet worden beschouwd als een richtlijn. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat wanneer meer specifieke informatie bekend is, deze specifieke informatie voorgaat.
Hogeveenseweg 57/59
Voor deze locatie is in het kader van de omgevingsvergunning een geuronderzoek uitgevoerd (Bijlage 3, Odournet, maart 2015, KUBU14B2). In dit geuronderzoek is de geuremissie en geurbelasting op de omliggende objecten bepaald van alle geurrelevante activiteiten, te weten de groencompostering (14.000 ton/jr.), de manege en het drogen van biomassa. Bij het onderzoek is gerekend met het gebruik van een biofilter met ventilatiekanaal en met het verkleinen van structuurmateriaal.
De grenswaarde voor geurbelasting op de omliggende objecten waaraan getoetst dient te worden is afhankelijk van het type woonomgeving. Zo wordt aaneengesloten woonbebouwing gezien als “geurgevoelige objecten”. Hiervoor gelden strenge grenswaarden. “Minder te beschermen geurgevoelige objecten” zijn onder meer bedrijfswoningen en woningen in het buitengebied. Hier gelden iets minder strenge grenswaarden voor. In de directe omgeving van Dijkshoorn zijn verspreid liggende woningen en bedrijfswoningen gelegen, welke kunnen worden gezien als minder gevoelige objecten.
Indien de resultaten van het geuronderzoek worden getoetst aan de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR), zoals op 1 januari 2016 opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, kan worden geconcludeerd dat er geen grenswaarden worden overschreden. Het plan voldoet dus aan de Nederlandse richtlijnen. Op 20 augustus 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders echter besloten zich te conformeren aan het geurhinderbeleid van de Provincie Zuid-Holland. Voor de woningen in het buitengebied geldt een grenswaarde, van 7,5 ouE/m3 (3 keer 2,5 ouE/m3 als 99,99-percentiel. Aan dit toetsingskader wordt voldaan.
Uit het onderzoek blijkt dat de geuremissie en geurbelasting van de grasdrogerij, de grootste bijdrage levert aan de jaarlijkse geuremissie. In het luchtkwaliteitsonderzoek is de geurverspreiding getoetst aan de bijzondere regeling G2 van de NeR. Uit de verspreidingsberekeningen blijkt dat er kan worden voldaan aan het toetsingskader voor groencomposteringen volgens Bijzondere regeling G2 van de NeR.
Hogeveenseweg 87
Bij deze locatie worden geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd. Voor het kampeerterreinen en de kampeerboerderij is in de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' een richtafstand toegekend voor geur van 30 meter, maar dit is niet het bepalende aspect voor deze activiteit. De activiteit bevindt zich ten opzichte van de naastgelegen woning buiten deze richtafstand.
Als gevolg van het houden van paarden vindt ammoniakemissie plaats. Daarnaast zijn er enkele andere bronnen met een (beperkte) stikstof- of ammoniakemissie Deze ammoniakemissie kan een vermestende werking hebben op de nabijgelegen Natura 2000 gebieden. Om die reden is de stikstofdepositie berekend (Bijlage 4, Kuiper & Burger, AERIUS berekening, d.d. 9 december 2016). Hoewel de manege overwegend pony's heeft is er zekerheidshalve gerekend met 40 volwassen paarden, die meer ammoniak emitteren.
In de berekening zijn ook verkeersbewegingen, de mestplaat, het relevante materieel en het composteren/drogen van biomassa meegenomen. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de worst case situatie. Om deze redenen zijn de totale emissies berekend en is niet slechts rekening gehouden met de toegenomen emissies.
De paarden en het materieel hebben geen invloed op de natuurgebieden. De totale emissie aan de Hogeveenseweg 57/59 bedraagt 324 kg/jaar stikstof en 207 kg/jaar ammoniak. De totale emissie aan de Hogeveenseweg 87 bedraagt ca. 3,4 kg/jaar stikstof en minder dan 1 kg/jaar ammoniak. Voor beide percelen geldt dat de depositie in Natura 2000-gebieden ruim onder de grenswaarden voor de meld- of vergunningplicht op basis van de Natuurbeschermingswet.
De extra verkeersbewegingen ten gevolge van de beoogde activiteiten dragen voor beide locaties niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is daarom geen extra onderzoek nodig voor de luchtkwaliteit ten gevolge van verkeer. Het onderzoek van Odournet heeft uitgewezen dat bij een capaciteit van maximaal 14.000 ton biomassa per jaar voldaan wordt aan de grenswaarde voor geurbelasting.
Voor de ammoniak- en stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden is de worst-case situatie berekend met het rekenprogramma AERIUS. Hieruit blijkt dat de depositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden te verwaarlozen is. Er is niet sprake van een meld- of vergunningsplichtige situatie.
Bij externe veiligheid staat de beheersing van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving centraal. De regelgeving voor externe veiligheid kent twee belangrijke begrippen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Hieraan dient getoetst te worden bij het nemen van een besluit, zoals een bestemmingsplan. Het PR is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. Dit is een eis. Er mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour worden gerealiseerd. Het GR is een maat die de kans op een ongeval uitzet tegen het aantal mogelijke slachtoffers. Dit is geen eis, maar een norm. Het GR mag niet boven de oriëntatiewaarde uitkomen of het bevoegd gezag moet de overschrijding verantwoorden.
Op 29 juni 2016 is de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen effecten" in werking getreden. De circulaire vraagt gemeenten uitdrukkelijk ook een effectbenadering toe te passen bij besluiten rondom LPG-tankstations. Daarnaast blijft een risicobenadering in het kader van het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico) nodig. De effectbenadering is van toepassing als de gemeente een nieuw bestemmingsplan vaststelt. Het gaat om een bestemmingsplan op grond waarvan kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd worden. Omdat er op het perceel naast Hogeveenseweg 57/59 een LPG-tankstation is gevestigd is het plan ook aan die circulaire getoetst.
Op het gebied van externe veiligheid zijn er 4 categorieën van risicobronnen, met elk hun eigen relevante wet- en regelgeving.
Beide inrichtingen vormen zelf geen risicobron. De inrichtingen kunnen wel gevoelig zijn voor risicobronnen van buiten de inrichting. Deze risicobronnen en de betekenis hiervan voor beide plangebieden worden in de volgende paragrafen nader toegelicht. Luchthavens spelen geen rol en worden hier buiten beschouwing gelaten.
Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan de Rijn
Op 21 april 2016 is de Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan de Rijn 2016-2020 vastgesteld. De kern van het externe veiligheidsbeleid is om zo verstandig mogelijk om te gaan met risico's. Hieraan wordt invulling gegeven door geen nieuwe kwetsbare objecten toe te staan in de directe nabijheid van reeds aanwezige risicobronnen en de vestiging van nieuwe risicobronnen alleen toe te staan op locaties waar dit veilig kan. Als risicobronnen gelden alle transportmodaliteiten waarlangs vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt ((spoor-, water-)wegen en buisleidingen) en bedrijven met opslag en/of activiteiten met gevaarlijke stoffen.
Naast de risiconormen vanuit de rijksoverheid laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten en provincies om eigen, op lokale situatie afgestemde, veiligheidsambities te formuleren. Dit om de noodzakelijke afwegingen van de belangen in een gebied mogelijk te maken.
De veiligheidsambities van de gemeente Alphen aan den Rijn zijn:
In de beleidsvisie worden de planologische kaders verder uitgewerkt waarmee een aantal ambities praktisch toepasbaar wordt gemaakt. Deze kaders kunnen gebruikt worden bij ruimtelijke procedures en bij de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen.
Bedrijven
In de omgeving van de Hogeveenseweg 57/59 is één risicovol bedrijf aanwezig: LPG-tankstation de Weegbrug, Hogeveenseweg 61. De regelgeving voor risicovolle inrichtingen ligt vast in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI).
Plaatsgebonden risico
In het Bevi is bepaald dat het verboden is nieuwe kwetsbare objecten te realiseren binnen de PR 10-6 contour (grenswaarde). Beperkt kwetsbare objecten mogen niet binnen de 10-6, tenzij zwaar gemotiveerd (richtwaarde). In het Revi zijn voor nieuwe situaties m.b.t. LPG-tankstations de volgende afstanden voor het PR 10-6 opgenomen:
Tabel 6.6: afstanden PR10-6 voor LPG-tankstations.
Locatie Hogeveenseweg 57/59
Tankstation
In de geldende omgevingsvergunning van het tankstation is de doorzet beperkt tot 1000 m3 per jaar. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met een afstand van 35 meter vanaf het vulpunt voor de PR 10-6 contour. De contour is op de planverbeelding aangeduid. De bestemming 'Sport – Manege' ligt voor een klein deel binnen de contour van 35 meter rondom het LPG-vulpunt. De tredmolen van de paarden bevindt zich voor een deel binnen dit gebied. Dit is geen (beperkt) kwetsbaar object. Binnen dit gebied bevinden zich geen andere objecten. De stallen en de buitenbak bevinden zich buiten de PR 10-6 contouren van het LPG-tankstation. De nieuwe bedrijfswoning ten behoeve van de manege ligt buiten de PR-contour 10-6.
De beoogde ontwikkelingen aan de Hogeveenseweg 57/59 zijn gelegen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation (150 meter). Voor de verantwoording van het groepsrisico dient daarom (de toename van) het groepsrisico te worden berekend. De berekening laat zien dat het groepsrisico weliswaar enigszins zal toenemen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling, maar het groepsrisico blijft zowel bij bevoorrading van het LPG-vulpunt in de avond als overdag ver onder de oriëntatiewaarde. Uit de genoemde berekening blijkt dat het groepsrisico bij de bevoorrading 's avonds lager is dan bij de bevoorrading overdag. Dit wordt verklaard doordat er in de avond- en nachturen geen werknemers of bezoekers van de manege aanwezig zijn en daardoor zijn er dus minder potentiële slachtoffers aanwezig. Als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen neemt het groepsrisico toe van 0,0009 * OW tot 0,009 * OW. De boordeling van het groepsrisico wordt beschreven in 6.7.3.
Vervoer
De externe veiligheidsrichtlijnen voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen.(Ministerie V&W 01-04-2015). Indien de ontwikkeling zich bevindt binnen 200 meter vanaf de infrastructuur waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd moet het plaatsgebonden en groepsrisico berekend worden. Beide plangebieden liggen gedeeltelijk binnen de 200 meter zone van de N455 en Hogeveenseweg 57/59 ligt daarnaast ook in de nabijheid van de Provinciale weg (N209), die op de provinciale Risicokaart is aangegeven als transportroute voor gevaarlijke stoffen.
N209 en N455
De PR-contour 10-6 van zowel de N455 als de N209 bedraagt 0 meter. Het plaatsgebonden risico van beide wegen vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan. Gelet op het geringe aantal transporten van gevaarlijke stoffen in combinatie met de lage bebouwingsdichtheid en personendichtheid langs de Hogeveenseweg, is het GR zeer laag. Deze zal, ook na realisatie van de beoogde ontwikkelingen, niet boven de oriëntatiewaarde uitkomen. Het plaatsgebonden risico van beide wegen vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Kabels en leidingen
Ruim 1 kilometer ten westen van Hogeveenseweg 57/59 liggen enkele ondergrondse buisleidingen, o.a. aardgas. Gezien de afstand tot het plangebied kan gesteld worden dat deze buisleidingen geen invloed hebben op de beoogde ontwikkelingen.
Tankstation
De beoogde ontwikkelingen aan de Hogeveenseweg 57/59 zijn gelegen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation (150 meter). Voor de verantwoording van het groepsrisico dient daarom (de toename van) het groepsrisico te worden berekend. De berekening laat zien dat het groepsrisico weliswaar enigszins zal toenemen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling, maar het groepsrisico blijft zowel bij bevoorrading van het LPG-vulpunt in de avond als overdag ver onder de oriëntatiewaarde. Uit de kwantitatieve beoordeling (Bijlage 5, rapport van AViV d.d.19 februari 2013, project 132437) blijkt dat het groepsrisico bij de bevoorrading 's avonds lager is dan bij de bevoorrading overdag. Dit wordt verklaard doordat er in de avond- en nachturen geen werknemers of bezoekers van de manege aanwezig zijn en daardoor zijn er dus minder potentiële slachtoffers aanwezig. Als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen neemt het groepsrisico toe van 0,0009 * OW tot 0,009 * OW. Een (gering) deel van een nieuw beperkt kwetsbaar object valt in de PR 10-6 contour en het Groepsrisico neemt toe doordat er meer personen dichterbij het LPG-vulpunt mogelijk aanwezig kunnen zijn. Een motivatie voor het PR en een verantwoording voor het GR is daarom noodzakelijk. Deze is als Bijlage 6 (rapport van AVIV van 24 september 2016, rapportnummer PK12042/D06) aan deze toelichting toegevoegd. De essentie uit de motivatie en verantwoording is hieronder weergegeven.
Plaatsgebonden risico
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om een klein gedeelte van een nieuw beperkt kwetsbaar object, te weten de buitenbak van de manege, een paddock en een stapmolen binnen de PR 10-6 contour te situeren. Het bevoegd gezag kan dit beperkt kwetsbaar object binnen de risicocontour van het LPG-vulpunt motiveren omdat:
Groepsrisico
Gelet op de EV-nota is de berekende hoogte van het groepsrisico verwaarloosbaar. Uit de kwantitatieve beoordeling blijkt dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn. Het bevoegd gezag is van oordeel dat de risico's verantwoord zijn, omdat:
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn hebben kennis genomen van de inhoud van de motivatie PR en verantwoording GR en achten het risico aanvaardbaar.
Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: archeologisch erfgoed betreft onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de ruimtelijke ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.
De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.
Gemeentelijk beleid
De voormalige gemeente Rijnwoude heeft in 2012 gemeentelijk beleid op- en vastgesteld om de in de grond aanwezige archeologische waarden te beschermen. Aan de hand van de archeologische waardenkaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.
Hogeveenseweg 57/59
Op de archeologische beleidskaart heeft de woonkavel een hoge archeologische verwachting. Onderzoek is verplicht bij bodemingrepen vanaf 100 m². Het overige terrein heeft een lage verwachtingswaarde (afbeelding 17). Voor gebieden met een lage verwachting is onderzoek verplicht vanaf een oppervlakte van 10.000 m2. De heiwerkzaamheden ten behoeve van de manege vallen ruimte onder het oppervlak van 1 hectare. Er geldt voor de beoogde ontwikkeling daarom geen onderzoeksverplichting. Overigens is in verband met het beoogde fluctuerende peil van het Bentwoud (zie Hoofdstuk 5) het terrein al ca 20 cm opgehoogd. De huidige teellaag is ca. 25 cm. Dit betekent dat eventuele archeologische waarden zich ten minste 45 cm onder het nieuwe maaiveld bevinden.
De nieuwe bebouwing voor de beluchte composteervloeren en de manege brengen geen bodemingrepen dieper dan 95 cm met zich mee. Uitzondering zijn de heipalen ten behoeve van de manege. De manege bevindt zich echter in de aanduiding 'lage verwachting' op de Waarden- en verwachtingenkaart van het gemeentelijk Archeologiebeleid. Er geldt voor de beoogde ontwikkeling daarom geen onderzoeksverplichting.
Afbeelding 17: Uitsnede Waarden- en verwachtingenkaart van het gemeentelijk Archeologiebeleid.
Hogeveenseweg 87
Op deze locatie worden geen bodemingrepen uitgevoerd. Er geldt voor de beoogde ontwikkeling daarom geen onderzoeksverplichting.
Conclusie
Er zijn geen aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van (intacte) waardevolle archeologische resten. Ook als uit archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische resten aanwezig zijn of geen resten meer verwacht worden, kunnen deze toch nog aanwezig zijn (zogenaamde toevalsvondsten). Mocht blijken bij uitvoer dat deze toch aanwezig zijn, dient het bevoegd gezag (zijnde gemeente Alphen aan den Rijn) meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. De aanwezige bebouwing in het plangebied heeft geen cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
De beschrijving van het landschap van de plangebieden heeft reeds een plek gekregen in het bestemmingsplan Bentwoud. Deze beschrijving is actueel en passend voor beide plangebieden. De relevante aspecten hieruit zijn hieronder samengevat.
Ontginningsgeschiedenis
Het centrale deel van Holland, achter de duinen en tussen de rivieren, was aan het eind van de vroege Middeleeuwen een wildernis. De wildernis omvatte voornamelijk de veengebieden en de veengronden met dunne kleidekken. Deze gebieden worden vanaf de 11e eeuw langzamerhand stelselmatig ontgonnen, aanvankelijk vanaf natuurlijke hoogten, zoals de strandwallen en de oeverwallen langs de Oude Rijn. De kavelvormen vertonen een langgerekte opstrekkende vorm. De diepte van de kavels is nog niet afgeperkt en er is nog steeds land in overvloed. In latere perioden vinden de ontginningen plaats vanuit gegraven en deels natuurlijke waterlopen (veenstroompjes).
Droogmakerijen zijn ontstaan na grootschalige veenwinning in de 16e en 17e eeuw, waarna plassen zijn ontstaan die werden drooggemalen. Noordelijk van het plangebied is het veen niet overal afgegraven voor turfwinning omdat het veen dat in de nabijheid van grote rivieren (waaronder de Oude Rijn) gevormd is (het zogenaamde bosveen) ongeschikt is als brandstof. Op circa 2 km van de rivier overheerst echter het veenmosveen dat zeer geschikt is als brandstof en daardoor in de 17e eeuw over een groot oppervlak geheel is afgegraven tot op de kleiondergrond. De hierdoor ontstane Noordplas is in 1765 weer drooggemalen en vormt nu de polder Noordplas.
Het proces van inpolderen werd om drie redenen in gang gezet. In de eerste plaats als goede belegging van de grote handelswinsten die in de Gouden Eeuw werden geboekt, ten tweede om nieuwe landbouwgronden te creëren om de groeiende bevolking van voedsel te voorzien en ten slotte om het bestaande land te beschermen dat door de grote meren steeds verder afkalfde. Kenmerkend voor dit type polderlandschap is de uiterst functionele inrichting. De laaggelegen polder wordt omringd door hoger gelegen boezemwateren, bestaande uit reeds bestaande riviertjes of aangelegde ringvaarten. De nederzettingen liggen aan de randen van de polders, langs oude ontginningsassen van waaruit vroeger de vervening begon. Het resultaat van deze functionele inrichting is een helder opgebouwd landschap met langs de randen opvallende hoogteverschillen en lange zichtlijnen. Het is bovendien een uiterst kunstmatig en dynamisch landschap, dat voortdurend door de mens is aangepast, afhankelijk van de aanwezige maatschappelijke en economische behoeftes.
Huidige situatie
Landschapsstructuur
Het gebied maakt onderdeel uit van een veel groter droogmakerijencomplex in het centrale deel van het Groene Hart. Het landschap wordt nog steeds gekenmerkt door de strakke lijnen die vooral de verkaveling en de ontwateringsloten bij de aanleg meekregen De polders binnen de dijken worden doorsneden door een rationeel rechtlijnig wegenpatroon. In de droogmakerij liggen de tochten op een onderlinge afstand van 500 m. De oorspronkelijke ontginningsbases zijn de weg door Hazerswoude-Dorp en de Hogeveenseweg. Deze wegen liggen op ongeveer 2 km van de kaden, die de grens van de droogmakerij markeren. Vanuit deze bases heeft de ontginning in zuidelijke richting plaatsgevonden. Over de kaden hebben vroeger wegen gelopen.
Landschapstypen en landschapsbeeld
Het plangebied behoort in zijn geheel tot het droogmakerijenlandschap. Akkerbouw is hier tot voor kort de voornaamste vorm van grondgebruik geweest dat is geordend langs de strakke geometrische verkaveling die in de 18e eeuw is ontworpen. In hoofdlijnen is dit gelijk aan de situatie in de 18e eeuw, maar het kavelpatroon en de grootte zijn in de 60-er jaren van de vorige eeuw fors vergroot. De Hogeveenseweg, met daaraan verspreid liggende boerderijen met erfbeplanting, is een duidelijk ruimtevormend element in de polder. De weg vormt ruimtelijk gezien de noordgrens van het zuidelijke deel van de Hazerswoudsche Droogmakerij. Naast de boerderijen met erfbeplanting, wordt de ruimtescheidende werking van dit scherm nog versterkt door een wegbeplanting.
Met de toenemende bebossing ontstaan er nieuwe ruimtevormende bosstroken die echter nog steeds de oorspronkelijke rationele structuur van de polder accentueren. Indien het gebied verder bebost raakt, wordt de richting van de bosstroken steeds minder herkenbaar en zal uiteindelijk sprake zijn van een besloten natuur- en recreatielandschap.
Conclusie
Beide deelgebieden passen goed binnen het beeld van de Hogeveenseweg als duidelijk ruimtevormend element in de polder als met daaraan verspreid liggende boerderijen met erfbeplanting.
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Doelen van de Wet natuurbescherming zijn het beschermen en ontwikkelen van de natuur, het behouden en herstellen van biologische diversiteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur en het verzekeren van een samenhangend beleid gericht op het behoud en beheer van waardevolle landschappen. De Wet Natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. In de wet blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten is komen te vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische hoofdstructuur (EHS) of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet Natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In verband hiermede is voor beide deelgebieden een ecologisch onderzoek uitgevoerd door ATKB, rapport van 3 maart 2017, 20161085/rap01 versie 2, Bijlage 7). De conclusie van dit onderzoek is hieronder weergegeven.
Hogeveenseweg 57/59 (deelgebied 1)
De verbouwing van de schuur tot bedrijfswoning en eventuele verbouwing van de twee oude stallen leiden mogelijk tot het aantasten en verdwijnen van jaarrond beschermde mussennesten en/of vernietiging en verstoring van verblijfplaatsen van vleermuizen. De werkzaamheden aan de gebouwen en de grondhopen leiden mogelijk tot verstoring en of vernietig van overwinteringsplaatsen van de rugstreeppad. In de toekomstige situatie blijft de locatie even geschikt voor deze soort, maar tijdens werkzaamheden moet rekening gehouden worden met deze (mobiele) soort.
Hogeveenseweg 87 (deelgebied 2)
Het realiseren van de minicamping (plaatsen van kampeermiddelen) heeft geen effect op beschermde flora en fauna. Werkzaamheden aan de gebouwen binnen dit deelgebied leiden mogelijk tot vernietiging en verstoring van verblijfplaatsen van vleermuizen en/of mussen of overwinteringsplaatsen van rugstreeppadden (overtreding artikel 3.5).
Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek is nodig naar verblijfplaatsen van mussen en vleermuizen in de toekomstige bedrijfswoning en eventueel andere te verbouwen gebouwen van deelgebied 1 en eventueel te verbouwen gebouwen van deelgebied 2. Aanvullend onderzoek naar de rugstreeppad is niet noodzakelijk, middels voorzorgsmaatregelen (mitigerende maatregelen) en een ecologisch werkprotocol kunnen effecten worden voorkomen. Het is wel mogelijk om tijdens het onderzoek naar vleermuizen en de huismus de rugstreeppad terloops mee te nemen.
Maatregelen
De volgende algemene maatregelen moeten worden genomen om negatieve effecten te voorkomen (zie voor details hoofdstuk 4 van het ecologisch rapport).
Ontheffingsplicht
Mogelijk is een ontheffing noodzakelijk voor aanpassingen aan de gebouwen, dit is nader te bepalen aan de hand van de resultaten van het aanvullende onderzoek naar huismus, vleermuizen. Door het nemen van mitigerende maatregelen is een ontheffing voor de rugstreeppad niet nodig.
Conclusie
De voorgenomen bestemmingsplanwijziging is mogelijk mits de aanbevelingen uit deze rapportage worden overgenomen (uitvoeren nader onderzoek bij aanpassingen aan gebouwen). Het is mogelijk de werkzaamheden conform de geldende wet- en regelgeving uit te voeren. Het is niet noodzakelijk om het aanvullend onderzoek uit te voeren voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Eventueel aanwezige verblijfplaatsen kunnen behouden blijven of gecompenseerd worden. Verwacht wordt dat een ontheffing wordt verleend. De Wet natuurbescherming vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidigen, bouwvlakken enzovoorts. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaarten en/of kadastrale kaart).
Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. In de inleidende regels worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd.
Artikel 3 Bedrijf
Voor de bedrijfsactiviteiten aan de Hogeveenseweg 57/59 wordt de bestemming 'bedrijf' gebuikt. Binnen deze bestemming zijn de verschillende activiteiten aangeduid met specifieke functieaanduidingen. In de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – compostering, biologisch drogen' zijn zowel de bestaande activiteiten en bebouwing van de twee bestaande loodsen geregeld alsmede de uitbreiding van de activiteiten en de daarbij behorende bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van 1.900 m2 bestaat uit de bestaande bebouwing, aangevuld met het beoogde, kantoor, de watersilo en de weegbrug. Het gebruik binnen deze functieaanduiding zal bestaan uit composteren en biologisch drogen en valt binnen de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De maximale verwerkingscapaciteit van deze activiteit is vastgelegd op 14.000 ton per jaar. De composteervloer mag een wand of opslag tot van maximaal 5 meter hoog hebben en een schuine overkapping. De bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken wordt mogelijk gemaakt middels de functieaanduiding 'bedrijfswoning'.
De ontsluiting van de bedrijven en de manege is geborgd door de aanduiding 'ontsluiting', waar uitsluitend een ontsluitingsweg mogelijk is. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'antennemast' is een antennemast van maximaal 25 meter hoog toegestaan.
Artikel 4 Groen - afscherming
Binnen deze bestemming is uitsluitend een groene erfscheiding mogelijk, zoals vastgelegd in het landschapsinpassingsplan.
Artikel 5 Recreatie – verblijfsrecreatie
Voor de activiteiten aan de Hogeveenseweg 87 wordt de bestemming 'Recreatie – verblijfsrecreatie' gebuikt. De daadwerkelijke verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn alleen toegestaan binnen de specifieke functieaanduidingen. Op deze wijze wordt voldoende afstand tot de bestaande nabijgelegen woning geborgd.
Artikel 6 Sport - Manege
Het maximaal toegestane bebouwde oppervlak van afgerond 4.000 m² bestaat uit de bestaande stallen, aangevuld met de beoogde binnenbak, kantine en het bedrijfsgebouw van de (voormalige) kolengestookte drogerij. De maximale afmetingen van de binnen- en buitenbak zijn vastgelegd in de regels.
Binnen deze bestemming wordt één bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Er kan niet worden voldaan aan de maximale grenswaarden, zoals gesteld in de Wet geluidhinder. Om die reden is een bedrijfswoning alleen toegestaan wanneer akoestische maatregelen worden getroffen. Dit is verankerd in de planregels.
Artikel 7 en 8 Waarde - Archeologie 2 en 4
Het plangebied heeft overeenkomstig de Verwachtingenkaart de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 4 gekregen. Binnen de dubbelbestemmingen zijn regels opgenomen voor bodemroerende activiteiten. Bij een bepaalde omvang en diepgang van een dergelijke activiteit zijn in sommige gevallen archeologische onderzoeken nodig.
Middels deze dubbelbestemming worden dijken en andere waterkerende elementen beschermd. Deze dubbelbestemming beperkt de bebouwingsmogelijkheden zodat de waterkering gewaarborgd blijft.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
De antidubbeltelregel is voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening. De antidubbeltelregel voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan.
Artikel 10 Algemene bouwregels
In dit artikel worden regels gegeven met betrekking tot normen voor parkeren, het overschrijden van bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen, dakopbouwen en ondergronds bouwen.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt het verbod op enkele vormen van gebruik geregeld, waaronder parkeren, het gebruik dat buiten het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud valt evenals gebruik als seksinrichting en voor prostitutie.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Door middel van dit artikel wordt de veiligheidszone-lpg voor de in de nabijheid van het plangebied aanwezige LPG-vulpunt geregeld. Het gaat om een zone van 60 meter (veiligheidszone – LPG 1) en 160 meter (veiligheidszone – LPG 2) van het vulpunt. Op deze manier wordt de externe veiligheid voldoende gegarandeerd.
In de 'veiligheidszone – LPG 2' dienen bij nieuwe ruimtelijke situaties voor ingebruikname een 'ontruimingsplan plus' te worden voorgelegd aan de brandweer. In dit plan wordt niet alleen ingegaan op standaard scenario's (brand), maar ook op externe risico's, in dit geval een incident bij het LPG tankstation of een incident met gevaarlijke stoffen op de weg en de wijze waarop gehandeld moet worden (schuilen, ontvluchting, verzamelplaats op grotere afstand, enz.). Een dergelijk plan zal als voorwaarde in de omgevingsvergunning worden opgenomen.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Hier wordt geregeld in welke gevallen en onder welke voorwaarden het bevoegd gezag een omgevingsvergunning ter afwijking van het bepaalde in de bestemmingsplanregels mag verlenen.
Artikel 14 Overige regels
In dit artikel zijn de regels met betrekking tot parkeren opgenomen. In artikel is opgenomen dat in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning kan verlenen indien er op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen. Er is hier sprake van indien voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag en de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren.
Artikel 15 Overgangsrecht
Het overgangsrecht dient om bouwwerken en gebruiksvormen, die in het verleden legaal zijn gerealiseerd maar nu afwijken van het nieuwe plan, (voorlopig) gehandhaafd respectievelijk voortgezet mogen worden. Zolang voldaan wordt aan de overgangsregels, worden deze bouwwerken en gebruiksvormen gedoogd. De formulering van de overgangsregels is letterlijk zo voorgeschreven door het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).
Artikel 16 Slotregel
Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
De kosten voor de uitvoering van de bouwplannen liggen in principe volledig bij de uitvoerende partij. Geconcludeerd kan worden dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.
Voorts is tussen de gemeente en initiatiefnemer een anterieure exploitatieovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst wordt het kostenverhaal tussen gemeente en initiatiefnemer geregeld. Het opstellen van een publiekrechtelijk exploitatieplan is hierdoor niet noodzakelijk.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro wordt het voorontwerp van het bestemmingsplan toegezonden aan:
De instanties onder 3 tot en met 6 en 8 tot en met 12 hebben niet gereageerd. De Gasunie heeft medegedeeld geen opmerkingen te hebben. De instanties onder 1, 2 en 13 hebben een reactie gegeven. Deze zijn hieronder samengevat en voorzien van een antwoord.
1. Provincie Zuid-Holland
Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de Visie ruimte en mobiliteit 2014 en de Verordening ruimte 2014. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid, met uitzondering van het volgende.
In hoofdstuk 3.2 “Provinciaal beleid” van de plantoelichting wordt gerefereerd aan de Provinciale Structuurvisie (Actualisatie 2012) en de Provinciale Verordening Ruimte (Actualisatie 2012). Verzocht wordt om de tekst te actualiseren aan de hand van het thans geldend provinciaal beleid. Dat geldt tevens voor een ontheffing van de verordening.
Nader overleg met de provincie heeft erin geresulteerd dat voor de composteerinrichting sprake is van een aan agrarische bedrijfsvoering gelieerde onderneming. Voorts is in de plantoelichting aangegeven dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling het woon- en leefklimaat zal verbeteren, ondermeer omdat de nieuwe inrichting een lagere milieucategorie kent (van 4.1 naar 3.2). Ten slotte is in de onderbouwing vastgelegd dat de productiecapaciteit van de inrichting niet wordt uitgebreid. Op grond van deze overwegingen kwalificeert de provincie bij brief van 8 februari 2018 de grasdrogerij/composteerinrichting niet als een stedelijke ontwikkeling, zodat een ontheffing van de Verordening ruimte niet aan de orde is.
Reactie
Aan de opmerkingen wordt tegemoet gekomen De plantoelichting is aangepast overeenkomstig de thans geldende Visie ruimte en mobiliteit en Verordening ruimte.
2. Hoogheemraadschap van Rijnland
Verzocht is om onder het kopje toekomstige situatie (paragraaf 5.3.4) op te nemen dat voor het aanbrengen van 1,5 ha extra verhard oppervlak een watervergunning nodig is.
Reactie
Aan de opmerking wordt tegemoet gekomen. De plantoelichting is hierop aangepast.
13. Veiligheidsregio Hollands Midden
reactie
ad a
De reactie heeft na overleg met de Omgevingsdienst Midden-Holland geleid tot aanpassing van de regels en verbeelding door twee veiligheidszones op te nemen in verband met de aanwezigheid van een LPG-vulstation, te weten een zone van 60 meter (veiligheidszone – LPG – 1) en 160 meter (veiligheidszone – LPG – 2) van het vulpunt (artikel 12.1 en 12.2 nieuw).
Voorts zijn specifieke gebruiksregels toegevoegd bij de bestemmingen 'Bedrijf', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport - Manege', waarin is opgenomen dat de hoofdgebouwen, waarin bewoners verblijven, moeten zijn voorzien van een afschakelbare mechanische ventilatie.
ad b tot en met k
Dit advies heeft geen betrekking op het bestemmingsplan, maar op uitvoeringsaspecten welke relevant zijn voor de hulpdiensten. Bij aanvragen omgevingsvergunning zal rekening worden gehouden met de uitgebrachte adviezen. De gevraagde plankaarten waarop primaire en secundaire bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor brandweer worden gerealiseerd zullen te zijner tijd kunnen worden geleverd.
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening is op de voorbereiding van een bestemmingsplan artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Ten behoeve hiervan heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang DDMMJJ gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van tervisielegging zijn wel/ geen zienswijzen ingediend.
PM