| Plan: | PCT-terrein |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.1672.BPHD20100001-VG01 |
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek en conclusie
Uit een verkennend milieukundig bodemonderzoek is gebleken dat de bodem van de onderzoekslocatie niet tot licht verontreinigd is. Het slib in de watergangen wordt aangemerkt als klasse 0 (niet verontreinigd) en klasse 2 (licht verontreinigd). Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk en de bodemkwaliteit levert geen problemen op voor de voorgenomen ontwikkeling.
Direct grenzend aan de noordoostzijde van het plangebied ligt een verontreinigde locatie, die valt onder de werking van de Wet bodembescherming. Volgens informatie van de provincie zijn hier in het verleden huisvuil en slakken gestort. Alhoewel er sprake is van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie en zware metalen, is sanering volgens de provincie gezien het huidige gebruik niet urgent. Voor de ontwikkeling van het PCT-terrein heeft dit verder geen gevolgen.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functiewijziging.