direct naar inhoud van 3.2 (Duurzaam) ruimtelijk raamwerk
Plan: PCT-terrein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1672.BPHD20100001-VG01

3.2 (Duurzaam) ruimtelijk raamwerk

De basis van het raamwerk

De basis van de hoofdstructuur en inrichting van het PCT-terrein wordt gevormd door 'het ruimtelijk raamwerk' (zie figuur 3.1). Het raamwerk vormt het voorkeursalternatief (VKA) zoals is onderzocht in de aanvullende notitie MER 2009 (zie bijlage). Het raamwerk bestaat uit een viertal onderdelen die hieronder worden beschreven:

  • 1. de duurzame inpassing in het onderliggend landschap door middel van een kader van water en groen (het groenblauw raamwerk);
  • 2. de aanleg van een efficiënte ontsluiting (de verkeersstructuur);
  • 3. aandacht voor de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte en het aanbrengen van bijzondere accenten (de ruimtelijke kwaliteit);
  • 4. regels voor de invulling van de velden binnen het raamwerk (kwaliteit op kavelniveau).

De bovenstaande onderdelen worden in de onderstaande paragrafen toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1672.BPHD20100001-VG01_0009.png"

Figuur 3.1 Ruimtelijk raamwerk

Duurzaamheid

Een belangrijke doelstelling van het PCT-terrein is de ontwikkeling van een duurzaam glastuinbouwgebied. Hieronder wordt verstaan een glastuinbouwgebied met een zodanige inrichting, dat een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan het samengaan van groei, de versterking van concurrentiekracht en werkgelegenheid met een beter beheer van ruimte, natuur en biodiversiteit en een daling per hectare van milieubelastende emissies ten opzichte van bestaande glastuinbouwgebieden. Met deze definiëring wordt aangesloten op de begripsomschrijving van duurzaamheid in de Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden (STIDUG). In het algemeen kan worden gesteld dat hoe groter de bijdrage is aan de verschillende duurzaamheidsdoelstellingen, hoe duurzamer het project is. Niet alle duurzaamheidsmaatregelen zijn van even groot belang bij de ontwikkeling van het PCT-terrein. Het zwaartepunt van de maatregelen ligt bij een efficiënte verkaveling en inrichting, energie en waterhuishouding. Om een zo groot mogelijk milieurendement te kunnen behalen wordt overigens de aanleg en ontwikkeling van collectieve voorzieningen voorgestaan. Ook wordt waterberging onder bedrijfsbebouwing in de bestemmingsregels mogelijk gemaakt (dubbel grondgebruik). In de MER is uitvoerig uiteengezet welke mogelijkheden c.q. concrete maatregelen zijn te nemen om te voldoen aan de duurzaamheidsdoelstellingen. Verwezen wordt dan ook naar de MER.

Verkaveling en inrichting

In het duurzaam ruimtelijk raamwerk wordt een efficiënt glastuinbouwgebied gerealiseerd, terwijl tegelijkertijd de herkenbaarheid van de cultuurhistorie van het landschap behouden blijft. Het landschap is opgevat als een belangrijke onderlegger voor de ruimtelijke hoofdstructuur. Tegelijkertijd wordt ingespeeld op de eisen van moderne glastuinbouwbedrijven ten aanzien van de schaal en omvang en worden gunstige condities gecreëerd voor de realisering van een hoogwaardig werk- en verblijfsmilieu in een toekomstgericht productielandschap. Binnen het terrein is een zone voor de aan boomsierteelt gerelateerde bedrijven (het agrobusinesscentrum) opgenomen zodat de gehele keten binnen het ruimtelijke raamwerk een plek heeft gekregen.

Energie

In dit bestemmingsplan wordt nog geen beslissing genomen over de energievoorziening op het PCT-terrein. Het gaat namelijk niet om ruimtelijk relevante keuzes. Alle opties, met uitzondering van het oprichten van windmolens, die in het MMA uit de MER worden gepresenteerd, zijn dus in principe mogelijk. Op basis van een integrale afweging wordt in het voorkeursalternatief, net als in het MMA, afgezien van windturbines. Voor een uitgebreide beschrijving van de overwegingen ten aanzien van het al dan niet plaatsen van windturbines wordt verwezen naar (de samenvatting van) het MER.

Waterinrichtingsplan

Voor het PCT is een waterinrichtingplan opgesteld, waarover diverse malen overleg is gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het waterinrichtingsplan is opgenomen in het ruimtelijk raamwerk (zie figuur 3.1). Basis van het waterinrichtingsplan zijn de volgende uitgangspunten:

  • de bestaande tochten (Limiettocht, 1e, 2e en 3e tocht) worden opgenomen in het ruimtelijk raamwerk;
  • over het te realiseren open water zijn met het Hoogheemraadschap van Rijnland afspraken gemaakt. Voor planfase 1 is in totaal 6% open water vereist, waarvan maar 4% is gerealiseerd in planfase 1. Het huidige tekort aan waterberging in fase 1 en ITC zal worden gecompenseerd in fase 2. Daarnaast dient voor de planfase 2 een hoeveelheid waterberging van 8,2% gerealiseerd te worden. Bij de uitwerking van fase 3 en fase 4 zullen nadere afspraken met de waterbeheerder over de minimale waterberging worden gemaakt aan de hand van de dan uit te voeren berekeningen;
  • in de profielen van alle wegen ligt langs beide zijden tussen weg en uit te geven kavel een watergang. Toepassing van natuurvriendelijke oevers aan minimaal één zijde van de watergangen is een van de uitgangspunten voor de nadere uitwerking;
  • een groot deel van de waterberging is voorzien aan de zuidzijde, de westzijde en de noordzijde van het plangebied. Aan de noordzijde wordt een forse plasdraszone (waterberging) aangelegd;
  • het waterpeil in fase 1 en 2 wordt verhoogd, zodat zoute kwel wordt verminderd;

Gietwater

Hemelwater zal optimaal benut worden als gietwater. Niet alleen het hemelwater op de teeltgronden, maar ook het hemelwater op de handelsbedrijven zal optimaal benut worden. Er wordt rekening gehouden met 2.250 m³/ha aan bassins, waarvan 1.750 m³/ha in collectieve bassins en 500 m³/ha in particuliere bassins. Er wordt uitgegaan van grote waterbassins zodat het plangebied zoveel mogelijk zelfvoorzienend is voor wat betreft het gietwater. Indien nodig, zal aanvullend gebruikgemaakt worden van wateraanvoer vanuit de Oostvaart.

In de waterparagraaf wordt nader ingegaan op welke wijze er voorzien zal worden in een duurzame gietwatervoorziening. Daarnaast is voor de Commissie voor de milieueffectrapportage is een memo opgesteld (zie bijlage 9) waarin nader wordt ingegaan op de borging van voldoende gietwater binnen het PCT-terrein.

Groenblauw raamwerk

De basis voor het ruimtelijk raamwerk is een groenblauw raamwerk. Het groenblauwe raamwerk is geïnspireerd op het onderliggend landschapspatroon en garandeert een kwalitatieve ruimtelijke samenhang. Het groenblauwe raamwerk bestaat uit een brede groene rand aan de westzijde van fase 3 en 4 van het PCT-terrein, de tussen de velden gelegen groenblauwe assen over het PCT-terrein en de grotere waterpartijen aan de noord- en zuidzijde van het PCT-terrein. De elementen van het groenblauwe raamwerk zijn de dragers van het plangebied.

Zuidelijke rand

Langs de Hoogeveenseweg wordt een brede zone aangelegd, variërend van circa 80 tot 100 m, bestaande uit een bomenrij direct langs de weg, een brede waterpartij en een onbebouwde zone van het bedrijventerrein. Deze onbebouwde zone is gereserveerd voor de buitenteelt met daarachter representatieve wanden van het PCT-terrein. De grens tussen de brede waterpartij en de onbebouwde zone van het bedrijventerrein, wordt geaccentueerd door een lage groene wal, waarop een begroeid hekwerk wordt geplaatst. Vanaf de Hoogeveenseweg ontstaat een contrast tussen het PCT-terrein (open zone) en Bentwoud (dichte bosrand).

Groenblauwe assen

Over het PCT-terrein lopen een viertal groenblauwe assen; twee in noord-zuidrichting (tussen fase 1 en 2 en tussen fase 2 en 3/4) en twee in oost-westrichting (in het verlengde van de tochten). De interne oost-west lopende straten krijgen een robuuste en eenvoudige inrichting met een asymmetrisch profiel. De noord-zuid en oost-west gerichte assen sluiten aan op de bestaande verkaveling. Het geheel aan assen levert een overzichtelijk beeld op, waarin het oriënteren wordt vergemakkelijkt.

Langs de Middelweg

De landschappelijke inpassing van het PCT-terrein wordt langs de Middelweg vormgegeven in een brede groenblauwe rand met een stevige driedubbele bomenrij en enkele bosschages. Deze overgangszone naar het 'open' landschap verzacht de inpassing van de boomsierteeltbedrijven.

Noordelijke rand

De noordelijke rand kan worden opgedeeld in een drietal delen. Ten noorden van fase 1 wordt ten minste langs de aanwezige brede waterpartij de realisatie een bomenrij voor gestaan. Momenteel wordt bekeken of er een brede groenzone kan worden gerealiseerd die als buffer werkt tussen het PCT-terrein en de hiervan ten noorden gelegen paardenhouderij (valt buiten dit bestemmingsplan). Ten noorden van fase 2 wordt een plasdraszone ten behoeve van de waterberging gerealiseerd. Ten noorden van fase 4 wordt de bestaande tocht gehandhaafd.

Verkeersstructuur

De verkeersstructuur voegt zich naar het groenblauwe raamwerk, waarbij een efficiënte ontsluiting als uitgangspunt is genomen. Binnen het rationele verkavelingspatroon is de (auto)verkeerstructuur vormgegeven als een lus over het PCT-terrein.

Bereikbaarheid gemotoriseerd verkeer

Het PCT-terrein zal ontsloten worden via een nieuwe directe aansluiting op de Hoogeveenseweg (N455) ten zuiden van het plangebied. De ligging van het ontsluitingspunt houdt rekening met een eventueel toekomstige aantakking van de Westelijke randweg Wandinxveen op de Hoogeveensweg. Het ITC-terrein zal een eigen aansluiting houden. De huidige Middelweg zal zijn functie als perceelontsluiting voor de aanliggende bestaande woningen behouden.

Binnen het rationele verkavelingspatroon is de (auto)verkeerstructuur vormgegeven. Er wordt gebruikgemaakt van één type profiel voor het gehele PCT-terrein, om een zo groot mogelijke samenhang te bewerkstelligen. De maximumsnelheid op de nieuwe wegen zal 60 km/h bedragen. De rijbaanbreedte zal 6 m bedragen. Aan weerszijden van de rijbaan is een strook van een 0,5 m gereserveerd voor een halfverharde berm. De wegen zullen op uniforme wijze conform Duurzaam Veilig worden ingericht om het risico op ongevallen te beperken. Dit zal nader uitgewerkt worden.

Bereikbaarheid langzaam verkeer

Binnen het PCT-terrein ligt een noord-zuidgerichte recreatieve langzaamverkeersverbinding. Deze loopt vanaf het huidige fietstunneltje onder de Hoogeveenseweg langs de Limiettocht naar het noorden. Vervolgens loopt deze langzaamverkeersverbinding langs de waterpartijen tussen fase 2 en 3 en het plasdraszone ten noorden van fase 2 richting de Voorweg.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van het PCT-terrein is uitgegaan van bedrijven en glastuinbouw. Op basis van ervaringscijfers in het Westland bedraagt de verkeersgeneratie van glastuinbouw circa 7,47 mvt/etmaal per hectare. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de bedrijven en woningen is gebruikgemaakt van publicatie 256, Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden van het CROW (2007). Voor het agrobusinesscentrum bedraagt het kencijfer 214 mvt/etmaal per netto ha bedrijventerrein, hierbij wordt uitgegaan van gemengd terrein. Aangenomen kan worden dat voor het boomsierteeltgerelateerd onderwijs eveneens van dit kencijfer uit kan worden gegaan. In totaal zal de verkeersgeneratie circa 7.250 mvt/etmaal bedragen, zie bijlage 2.

Het verkeer van het PCT-terrein zal afgewikkeld worden via één nieuwe directe aansluiting op de Hoogeveenseweg (N455) ten zuiden van het plangebied. Deze aansluiting zal worden uitgevoerd als turborotonde.

Voor de Commissie voor de mileueffectrapportage is een memo opgesteld waarin wordt ingegaan op het effect van het PCT-terrein op de verkeersafwikkeling op de N209, de Zijde, de Roemer en het Noordeinde. Deze memo is opgenomen in bijlage 2. Hierin wordt geconcludeerd dat de invloed van het PCT-terrein op de verkeersafwikkeling in de regio beperkt is. Wel is gebleken dat er op de kruispunten N209/N455 en N455/Roemer en het wegvak van de N455, tussen de Roemer en het Noordeinde, een knelpunt in de verkeersafwikkeling optreedt. De conclusies zijn gebaseerd op informatie over de intensiteit/capaciteitverhouding (I/C-verhouding) die vanuit het verkeersprognosemodel Corridor N207/Rijnstreek zijn aangeleverd. In aanvulling op deze memo is een tweede memo opgesteld (zie bijlage 2) waarin de verkeersafwikkeling op basis van kruispuntgegevens uit het verkeersmodel gedetailleerd is doorgerekend.

Eveneens is in dit onderzoek bekeken welke maatregelen nodig zijn om de verkeersafwikkeling op het kruispunt N455/Roemer, het kruispunt N455/Noordeinde en het tussenliggende wegvak te waarborgen. In het onderzoek is nog geen rekening gehouden met de aanleg van de Westelijke randweg (Bentwoudlaan), omdat de komst nog dermate onzeker is.

Uit de onderzoeken kan het volgende worden geconcludeerd.

  • Uit het verkeersmodel blijkt dat de aansluiting van het PCT-terrein op de N455 een voldoende ruime I/C-verhouding heeft. Het verkeer kan zowel in de ochtend- als avondspits goed worden afgewikkeld.
  • De turborotonde op de N209/N455 heeft voldoende capaciteit om het verkeer inclusief PCT-terrein te kunnen afwikkelen. Het verkeersmodel geeft aan dat hier een knelpunt is, maar dat komt omdat geen rekening is gehouden met de reeds aanwezige turborotonde. Uit een gedetailleerde capaciteitsberekening blijkt dat de afwikkelingscapaciteit van de turborotonde ruim voldoende is.
  • De huidige rotonde N455/Noordeinde dient aangepast te worden. Na aanleg van een bypass van de N455 naar het Noordeinde kan het verkeer in voldoende mate afgewikkeld worden. In het exploitatieplan wordt met deze maatregel rekening gehouden.
  • Op het kruispunt N455/Roemer dient een enkelstrooksrotonde met een bypass van de N455 naar de Roemer aangelegd te worden om het verkeer van de Roemer naar de Hoogeveenseweg te kunnen afwikkelen. Dat is ook nodig in de autonome situatie, dus zonder realisatie van het PCT-terrein. In het exploitatieplan wordt om die reden niet met deze maatregel rekening gehouden.
  • Op basis van deze benodigde aanpassingen aan de rotonde N455/Noordeinde en het kruispunt N455/Roemer kan worden geconcludeerd dat er op het tussenliggende wegvak sprake is van een goede verkeersafwikkeling. Gezien de kleine onderlinge afstand tussen beide kruispunten verdient het de aanbeveling in overweging te nemen beide kruispunten in 1 rotonde  - een zogenaamde ovonde - op te nemen.

Ruimtelijke kwaliteit

Naast het aanbrengen van het groenblauwe raamwerk en de interne ontsluitingsstructuur, richt het Ruimtelijk Raamwerk zich ook op de ruimtelijke belevingswaarde van het PCT-terrein. Om het terrein goed inpasbaar en herkenbaar te maken, wordt er bijzondere aandacht geschonken aan de inrichting van de openbare ruimte en het aanbrengen van bijzondere (bouwkundige) accenten.

Langs de Hoogeveenseweg

De zone langs de Hoogeveenseweg wordt representatief vormgegeven. Het PCT-terrein is vanaf deze weg goed zichtbaar. Tussen het PCT-terrein en de Hoogeveenseweg wordt een brede groenblauwe zone met water en bomen opgenomen die een overgang vormt tussen het Bentwoud en het PCT-terrein. De waterpartij langs de Hoogeveenseweg reageert op de andere zijde van de Hoogeveenseweg waar het Bentwoud zal worden ontwikkeld. Doordat het talud iets opgetild wordt met daarop een groene afscheiding van circa 1,5 m hoog, wordt het beeld iets omhoog getrokken waardoor de verrommeling op maaiveldniveau aan het oog onttrokken wordt. Hierdoor krijgt de weg aan twee zijden een ander gezicht, namelijk een meer gesloten bosrand en een meer open, door water, buitenteelt en bomenrijen bepaalde zone.

De bedrijfsbebouwing langs de Hoogeveenseweg dient aan de zijde van deze weg een representatieve uitstraling te krijgen. Hierdoor bezitten de bedrijven aan de Hoogeveenseweg eigenlijk twee voorzijden, één langs de Hoogeveenseweg en één langs de ten noorden van de bedrijven gelegen ontsluitingsweg.

Vanaf de Hoogeveenseweg zijn twee doorzichten in noord-zuidrichting opgenomen. Het centrale doorzicht begeleidt de langzaamverkeersverbinding die loopt vanaf de Voorweg naar het Bentwoud. De oostelijke doorzicht ligt tussen fase 1 en 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1672.BPHD20100001-VG01_0010.png"

Figuur 3.2 Beeldkwaliteitkaart (Beeldkwaliteitplan)

Langs de Middelweg

De zone langs de Middelweg wordt vormgegeven in een brede groenblauwe rand met een stevige driedubbele bomenrij en enkele bosschages. Aan deze zijde is presentatie niet aan de orde. Binnen een afstand van 65 m vanuit de Middelweg mogen geen gebouwen en kassen worden opgericht.

Op twee plekken is de zone opengelaten ten behoeve van een doorzicht over het groen-blauwe profiel van de oost-west assen.

Langs de interne wegen

De bebouwing langs de overige wegen op het PCT-terrein en langs de randen krijgen allen een eigen gezicht. Doordat de profielen van de wegen eenduidig zijn qua opbouw kan elke individuele kavel een eigen gezicht hebben. Natuurlijk dient wel rekening gehouden te worden met de regels die gelden voor de kavels.

De overgang naar de kavels wordt eenduidig vormgegeven met een groen kader bestaande uit een haag of een groen (begroeid) hekwerk, eventueel aangevuld met schanskorven rond de kavelentrees. Hierdoor ontstaat een rustig beeld vanuit de openbare ruimte en is flexibiliteit op kavelniveau mogelijk zonder dat het beeld te rommelig wordt.

De entree

Voor de entree van het terrein is een extra brede zone opgenomen. Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen waarbinnen een 'entreegebouw' met hoogteaccent mag worden opgericht. Voor dit gebouw geldt een minimum en maximum goot- en bouwhoogte.

Kwaliteit op kavelniveau

Binnen het raamwerk liggen tien velden. Deze kunnen worden opgevat als zelfstandige eenheden die liggen tussen de groene lineaire elementen. De velden kunnen afhankelijk van de vraag door één of meer bedrijven worden benut. Voor de individuele kavels gelden richtlijnen ten aanzien van het gebruik van de gronden en de situering van de bebouwing.

Beoogde functies

Fase 1 en fase 2 van het PCT-terrein zal naast boomsierteelt, ook ruimte bieden voor boomsierteeltgerelateerde bedrijven (zoals bedrijven voor de distributie, transport, groothandel, opslag, bewerken en/of verwerking van boomsierteeltproducten ), zodat de gehele keten op korte afstand van elkaar is gelegen. Fase 3 en fase 4 zijn uitsluitend bedoeld voor boomsierteelt.

Groene afscheiding

De overgang naar de kavels wordt eenduidig vormgegeven met een groen kader bestaande uit een haag of een groen (begroeid) hekwerk, eventueel aangevuld met schanskorven rond de kavelentrees. Hierdoor ontstaat een rustig beeld vanuit de openbare ruimte en is flexibiliteit op kavelniveau mogelijk zonder dat het beeld te rommelig wordt.

Situering van bebouwing en bouwwerken

De representatieve voorzijden van bedrijven worden voorzien aan de interne, oost-westgericht ontsluitingswegen. Ook de situering van de kassen, overige bedrijfsgebouwen en waterbassins is gericht op deze ontsluitingswegen. Langs deze oost-westgerichte wegen zal hierdoor een meer 'open' beeld ontstaan, welke wordt gevormd door voorruimte en vooral bedrijfsbebouwing, dan langs de noord-zuidgerichte wegen.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen, waterbassins en overkappingen moeten worden opgericht. Waterbassins met een maximale hoogte van 1 m boven het maaiveld mogen ook buiten dit bouwvlak worden gebouwd.

Aan de voorzijde van de percelen geldt een minimale bouwafstand van 10 m. Ook voor de zijpercelen die aan het openbaar gebied grenzen is een bebouwingsvrije zone (van 5 m breed) opgenomen. Voor de nog niet bebouwde bouwpercelen is daarnaast ook een 'gevellijn' opgenomen, waarin 50 % van de voorgevel van de gebouwen (met uitzondering van de kassen) moet worden gebouwd. De grens tot waar de kassen mogen worden gebouwd, ligt 10 m achter deze 'gevellijn'.

Bouwhoogtes

De goot- en bouwhoogte van kassen en de overige bedrijfsbebouwing bedraagt maximaal 9 respectievelijk 12 meter. Er bestaat de mogelijkheid (ontheffingsbevoegdheid) om ook hogere gebouwen toe te staan zodat onder de kassen/bedrijfsruimte waterbassins kunnen worden geplaatst (meervoudig ruimtegebruik).

Gietwater

Bedrijven moeten voorzien in hun eigen 'gietwater'. Bijvoorkeur dient dit collectief te gebeuren. Waterbassins kunnen zowel onder de teelttafels als onder de bedrijfsbebouwing worden geplaatst.

Parkeren en logistiek

Er moet voorzien worden in voldoende parkeervoorzieningen en laad- en losruimte op eigen terrein.