direct naar inhoud van Artikel 13 Algemene gebruiksbepalingen
Plan: CO2 distributienetwerk Bentwoud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1672.BPBH20100001-VG01

Artikel 13 Algemene gebruiksbepalingen

13.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval het volgende verstaan:

  • 1. gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
  • 2. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    • a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    • b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    • c. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    • d. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van ultralightvliegtuigen;
    • e. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • f. als seksinrichtingen.
  • 3. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    • a. speelautomatenhallen;
    • b. seksinrichtingen;
    • c. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • e. permanente bewoning, indien het geen woningen en bedrijfswoningen betreft.
13.2 Geen verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt niet verstaan:

  • 1. vormen van gebruik als bedoeld onder 13.1 lid 2 en lid 3, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende doeleinden omschrijving( en) en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt, mits niet buiten bouwvlak;
  • 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
13.3 Ontheffing

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 13.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.