In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Bovendien bevat het een doorkijk op de langere termijn, namelijk de periode 2020-2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (en de Actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.
Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op “ontwikkelingsplanologie” en minder op “toelatingsplanologie”. Daarnaast is het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.
In de Nota Ruimte worden vijf Greenports onderscheiden. Dit zijn tuinbouwlocaties van internationaal belang. Het betreft het glastuinbouwdistrict West- en Oostland, De bloemenveiling van Aalsmeer en omstreken, Het agro(logistieke) cluster Venlo, de Bollenstreek met zijn bloembollenteelt en de pot- en containerteelt in Boskoop. Het streven in de nota is om de positie van deze locaties te behouden en zo mogelijk te versterken. Er zijn in deze gebieden voordelen te behalen op het vlak van efficiënt transport en op het vlak van hergebruik van elkaars reststoffen, zogenaamde industriële ecosystemen. Het voortouw voor het verbeteren en versterken van de locaties wordt neergelegd bij de provincies.
Nationale Landschap Groene Hart
In de Nota Ruimte zijn door het ministerie van VROM 20 nationale landschappen geïntroduceerd. Nationale landschappen zijn gebieden met zeldzame of unieke kenmerkende landschapskwaliteiten. In samenhang daarmee hebben deze gebieden bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. Ter ondersteuning hiervoor zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen.
Binnen nationale landschappen is daarom ‘behoud door ontwikkeling’ het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. Mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt zijn binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Een zogenaamd Ja- mits regime. Dit houdt onder andere in dat binnen de nationale landschappen ruimte is voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei en voor regionale en lokale bedrijvigheid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medebepalend voor de (on-)mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaaleconomisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt.
Het Groene Hart is in de nota in drie delen geknipt met elk hun eigen kernkwaliteiten. Onderhavig plan valt binnen de kernkwaliteiten van ‘de plassen’(o.a. Vinkeveense, Loosdrechtse, Nieuwkoopse en Reeuwijkse plassen)De kernkwaliteiten van de plassen zijn:
- besloten oeverwal met vele buitenplaatsen;
- open veenplassen;
- veenweidekarakter.
Als nadere omschrijving wordt daarbij gegeven: Het polderlandschap is doorsneden door rivieren die de ontginningen in afzonderlijke eenheden verdelen. De langgerekte smalle weidepercelen die samen open ruimtes vormen worden omzoomd door waterlopen, lintdorpen en, en vaak met bomen en struiken begroeide dijken en kaden. Als totaal komt het gebied groots en open over. In deze open ruimte is water dominant aanwezig in de hoge slootwaterstanden en de uitgestrekte plassengebieden.’
Tevens wordt aangegeven dat het ruimtelijke beleid op provinciaal niveau moet worden uitgewerkt. In het geval van het nationale landschap het Groene Hart ligt de begrenzing echter wel vast.
Conclusie
Het rijksbeleid is in de regio Boskoop opgevolgd door het instellen van een gebiedscommissie. Deze gebiedscommissie had als taak de Greenport te versterken en te behouden en het oplossen van de verkeersproblematiek. De rondweg is onder andere ten behoeve van het versterken van de regionale bedrijvigheid. Het dient hierbij enkel de lokale regionale bedrijvigheid. Door dit bestemmingsplan wordt geen uitbreiding mogelijk gemaakt.
De uitwerking van het plan vindt tevens plaats door middel van een landschappelijk verantwoorde inpassing. Het bestaande slotenpatroon wordt gevolgd. De functie en inpassing sluit daarmee aan bij het Ja-mits beleid als vermeld in de Nota Ruimte.
De provinciale nadere uitwerking van het Groene Hart Beleid komt onder andere terug in de paragraaf over de structuurvisie.