Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Voorweg 74, Hazerswoude-Dorp
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1672.12WPHDsiertltVW74-VG01

Artikel 3 Agrarisch - Sierteelt

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch – Sierteelt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van sierteeltbedrijven, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub g;
met daaraan ondergeschikt:
  1. de volgende nevenfuncties:
    1. verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    2. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    3. kleinschalig kampeerterrein (minicamping) waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
    4. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    5. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
    6. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  2. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
 
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
  
3.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2.2 Vervolgens geldt het volgende:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kassen, bouwwerken voor waterberging en terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. op gronden met de aanduiding 'kas uitgesloten' is de bouw van kassen niet toegestaan;
  3. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  4. de minimale afstand van gebouwen tot andere gebouwen dient 3 m te bedragen indien de gebouwen niet aan elkaar worden gebouwd;
  5. de minimale afstand van bouwwerken tot de bestemming Water dient 5 m te bedragen;
  6. de minimale afstand tot overig water dient 1 m te bedragen;
  7. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient 3 m te bedragen;
  8. overigens geldt ook het volgende:
 max. aantal per bouwvlakmax.
inhoud
max. oppervlakmax. goothoogtemax.
bouw-hoogte
bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctieéén, indien aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan750 m³ 6 m10 m
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen   3 m6 m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen  50 m²3 m 6 m
kassen  3.000 m²6 m10 m
waterbassins    2 m
watersilo's    5 m
overige gebouwen en overkappingen  10% van het netto bedrijfsoppervlak tot een maximum van 3.000 m26 m10 m
terreinafscheidingen op bouwvlakken    2 m
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken    1 m
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde     3 m
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van maximaal oppervlak kassen
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor kassen van ten hoogste 3.000 m², met inachtneming van het volgende:
  1. afwijken kan uitsluitend indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en uitbreiding van het oppervlak aan kassen voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  2. ten hoogste 1/3 van het netto bedrijfsoppervlak – zijnde het bedrijfsoppervlak waarover het bedrijf beschikt op de locatie waar de kassen worden opgericht – mag bebouwd worden met kassen;
  3. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. voor wat betreft de bouw van de kassen dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen';
  5. de kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien is voorzien in voldoende watercompensatie; een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt pas genomen indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;
  6. er dient sprake te zijn van voldoende landschappelijke inpassing, waarbij een toename aan kassen binnen het sierteeltconcentratiegebied afdoende wordt gecompenseerd;
  7. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch en landschapdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, c en f van deze regel wordt voldaan;
  8. voor het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van kassen zoals opgenomen in dit lid.
 
3.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen van ten hoogte 3.000 m², met inachtneming van het volgende:
  1. afwijken kan uitsluitend ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven met een groter aaneengesloten bedrijfsoppervlak dan 3 ha;
  2. ten hoogste 10% van het netto bedrijfsoppervlak mag bebouwd worden met bedrijfsgebouwen;
  3. uitbreiding van het oppervlak mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  4. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  5. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, c en d van deze regel wordt voldaan;
  6. voor het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van bedrijfsgebouwen zoals opgenomen in dit lid.
 
3.3.3 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:
  1. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;
  2. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.
 
3.3.4 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:
  1. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen.
 
3.3.5 Ten behoeve van de herbouw van bedrijfswoningen buiten bestaande fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
  1. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  2. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  3. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  4. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan om gronden/opstallen te gebruiken voor:
  1. opslag van goederen anders dan in gebouwen;
  2. het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan in een niet-permanent kampeermiddel op een minicamping;
  3. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m²;
  4. het verlenen van mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw, vrijstaand bijgebouw of hoofdgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg;
  5. het stallen van kampeermiddelen ter plaatse van een minicamping in het winterseizoen;
  6. paardenbakken buiten het bouwvlak;
  7. lichtmasten en lichtreclame;
  8. geluidsinstallatie bij een paardenbak;
  9. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
  1. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  2. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  3. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.
De onder sub a tot en met c bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:
  1. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  2. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  3. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.
 
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Sierteelt zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het dempen van sloten waardoor er een kavel van meer dan 80 m breed wordt gerealiseerd;
  2. aanleggen van verhardingen.
 
3.6.2 Uitzonderingen
  1. Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  2. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  3. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
  4. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  5. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.
 
3.6.3 Voorwaarden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  2. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
 
3.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.