direct naar inhoud van Artikel 16 Leiding- hoogspanning ondergronds
Plan: De Schans en De Vork
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B091schansenvork-0003

Artikel 16 Leiding- hoogspanning ondergronds

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen kaart voor 'Leiding- hoogspanning ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding- hoogspanning ondergronds' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Bouwwerken ten dienste van de ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximale oppervlakte van 10 m2 en een hoogte van 3 m;
  • b. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, krachtens de andere op deze gronden liggende bestemmingen. Deze zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken hoogspanningsverbinding zich hiertegen niet verzetten en burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de in lid 16.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. Het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder begrepen rietbeplanting;
    • 2. Het wijzigingen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. Het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. Diepploegen;
    • 5. Het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 6. Het permanent opslaan van goederen, waaronder mede begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 7. Het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 8. Het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Het verbod als bedoeld in lid 16.3 onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. In uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening;
    • 2. Mogen worden uitgevoerd krachtens een eerder verleende vergunning;
    • 3. Betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer.
  • c. Voordat over het verlenen van een vergunning als bedoeld onder lid 16.3 onder a wordt beslist, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding over de vraag of door het verlenen van een vergunning de belangen in verband met de hoogspanningsverbinding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.